Sociologie van Gelijkheid en Ongelijkheid – Deborah De Moortel
Les 1
Deel 1: Begripsverduidelijking
• We gaan op zoek naar een definitie van sociale ongelijkheid
• Alle mensen zijn verschillend, niemand is gelijk
o Geen twee mensen zijn dezelfde
o Kunnen we zien met het blote oog zien
o Haarkleur, oogkleur, hobby’s…
o Welke verschillen doen ertoe? Op basis van welke criteria gaan we mensen
onderscheiden?
o Niet alle verschillen zijn even relevant in andere samenlevingen
• Wat zijn sociale verschillen?
• Wat is sociale ongelijkheid?
o Welke criteria zijn relevant?
Sociale ongelijkheid verwijst naar zowel…
• De ongelijke verdeling in samenlevingen van schaarse en hooggewaardeerde goederen zoals
macht, inkomen, vermogen, opleidingskansen, kennis en privileges, die toevallen aan of
toegeëigend worden door bezetters van onderscheiden sociale posities.
• De ongelijke waardering en behandeling van personen en groepen op grond van hun
maatschappelijke positie en hun levensstijl.
o Tweeledige definitie van Jan Berting
▪ Er zitten super veel verschillende zaken in, dat is het eerste dat opvalt
• → Als je over sociale gelijkheid/ongelijkheid spreekt, spreek je over sociale posities, geen
individuen
o Is iets heel modern, van onze moderne tijd
o In pre-moderne samenleving: eerder individu belangrijk
▪ Afkomst: boeren of adel?
▪ Werd op de persoon beoordeeld
o Waarom spreken we nu van posities?
▪ Vb. posities van de Prof
• Economische, beroepspositie: onderwijzer aan universiteit, hoort
een bepaalde verloning bij die beter is dan sommige verloningen
maar minder goed dan anderen
• Individuele positie: vrouw
o In patriarchale samenleving: gaat meer doen in het
huishouden
• Culturele positie: interesse in literatuur (non-fictie)
o Culturele status, heeft meer aanzien dan iemand die
geïnteresseerd is in voetbal
▪ Wij leven door deze posities in een gedifferentieerde samenleving
• We hebben rollen, die rol zorgt dat wij in bepaalde contexten aan
verwachtingen moeten voldoen
• → Sociale verschillen & natuurlijke verschillen
o Natuurlijke verschillen
, ▪ Geslacht
▪ Kracht
▪ Oogkleur
▪ Etnische achtergrond
▪ Leidt soms tot sociale verschillen, soms niet
o Verschillend van samenleving tot samenleving
o In onze meritocratische samenleving: bedoeling deze natuurlijke verschillen zo veel
mogelijk weg te werken
▪ Ideaal
▪ Idee dat we gelijker moeten zijn is ontstaan in verlichtingstijd
• → Schaarse en hooggewaardeerde objecten
o Goederen
▪ Welke goederen zijn belangrijk, welke niet?
▪ Hebben van veel varkens in West-Vlaanderen
▪ Duidelijkere criteria nodig
• Karl Marx & Max Weber
• → Ongelijke waardering en behandeling
o Levensstijl en waardering
o We gaan niet alleen kijken naar mensen op basis van wat ze hebben vergaard
▪ Macht, gezag, inkomen, opleidingsniveau
o We kijken ook naar hoe we mensen kunnen waarderen
▪ Cultureel: hoe mensen spreken
• Dialect vs. ABN
o Is niet altijd iets slechts
▪ Onderwijzer moet meer weten over een onderwerp dan student
o Moeders die veel zorg bieden aan kinderen
▪ Is nog steeds zo in de maatschappij
▪ In aantal gespendeerde uren
▪ Onbetaald werk: omdat geld zo een belangrijk machtsmiddel is in onze
maatschappij en omdat die moeders daarvoor niet betaald worden kan je
zeggen dat er minder waardering aan gegeven wordt
• Sociale ongelijkheid verwijst naar een rangorde van sociale posities
o Je hebt altijd iets van hoog naar laag
o Een positie staat boven een andere positie
• Béteille onderscheidt twee bronnen van sociale ongelijkheid
o Hoe kan je iemand meer of minder rangorde geven?
o Sociale waardering (waarden, status, eer, respect)
▪ Wat is waardevol, wat geef ik status?
▪ Wat meer waarde krijgt kan je zien in de maatschappij
o Organisatie (macht, gezag…)
▪ We leven in een bureaucratische samenleving
▪ We hebben dit nodig, anders zou het niet goed verlopen
▪ Op basis van die organisatie gaan we mensen onderscheiden
▪ Is goed, want iemand moet toch die beslissing maken
▪ Versterkt het ene het andere?
• Rector wordt met veel respect aanzien
• Hoeft niet: iemand met een machtspositie kan ook respect verliezen
door slecht gebruik maken van die macht (dan verlies je dat)
, • Die twee bronnen versterken elkaar vaak
Sociale stratificatie
• Verwijst naar structuur van de samenleving: verschillende lagen, strata (cfr. Geologie)
o Geologie: verschillende lagen in de grond
o Zo doen sociologen ook: doorsnede maken van de samneleving om te zien welke
hiërarchie erachter zit
o Klassen
o Zo kijken we naar de structuur van de samenleving
o Discussiepunt: waar leg je de grenzen van een klasse?
▪ Marx: er zijn twee klassen
• Bezitteloze arbeiders
• Kapitalisten die bezitten
• Daarin kan je discussieren: binnen die bezitteloze klassen heb je toch
ook werk dat meer expertise vereist dan ander werk?
Hoofdarbeiders en lage arbeiders?
▪ Vanaf dat er iets gedefinieerd wordt, wordt het zichtbaar
• Met dank aan sociologen
• Het onderscheid tussen strata afhankelijk van de gebruikte criteria, theoretische invalshoek
en doelstelling (typeren van een samenleving, universele typologie…?)
Deel 2: Moderne samenleving: Egalitaire samenleving?
• Gelijkheid en ongelijkheid, klassieke thema’s in de sociologie
o Door verlichtingsdenken: belangrijk geworden
o Door de verlichting is sociologie ontstaan
▪ Op het moment dat die samenleving is veranderd
• Gelijkheid is een moderne, progressieve waarde
• Ongelijkheid (en niet gelijkheid) dient moreel gerechtvaardigd te worden
o Kapitalist rechtvaardigt zijn macht omdat hij het risico van de investering heeft
gemaakt
o Als ik veel werk, heb ik toch het recht meer te verdienen dan iemand die minder
werkt en in zijn zetel zit?
• Gelijkheid is een criterium van moderniteit
Pre-moderne (of traditionele) vs. moderne samenleving
Pre-moderne samenleving Moderne samenleving
Ascribed (toegeschreven) Achieved (verworven)
Diffuus Specifiek
Particularistisch Universalistisch
Affectief Affectief-neutraal
• Pre-moderne samenleving
o Kasten, macht en aanzien werd verdeeld op basis van geloof
o Om daar te geraken waren serieuze barrières
▪ Werd je geboren als een boer, zou je nooit tot priester kunnen geraken
o Diffuus
▪ Man mag priester worden
▪ Die mag dat wel doen, geen specifiek criterium voor de “job”
, o Particularistisch
▪ Kijken naar het individu en de beste eruit kiezen
o Affectief
▪ Je bent de zoon van dus het is oke
▪ Stel: prof zou zijn zoon een 20 geven ongeacht wat hij zou moeten krijgen
• Moderne samenleving
o Er zin ook dingen in onze samenleving die geaccepteerd worden, waar we vragen
over kunnen stellen
o Verworven: meritocratisch kenmerk
▪ In onze meritocratische samenleving zijn er nog steeds dingen toegeschreven
• Bv. meer studenten in hoger onderwijs met ouders die een hoger
inkomen hebben
o Specifiek
▪ Voor een job: bepaald diploma hebben gehaald, bepaalde ervaring…
▪ Tegenwoordig ook nog wel diffuse dingen
• Bij sollicitaties wordt grote mensen de eigenschap van een
leidinggevende aan gegeven
o Universalistisch
▪ Proberen rechttrekken van ongelijkheden
▪ Geen verschil in etniciteit, geslacht
▪ Anonimiteit garanderen
• Bv. examens laten verbeteren door assistenten
o Affectief-neutraal
▪ Proberen affectie achteraan te zetten
▪ Een prof zal zijn/haar dochter niet beoordelen
o Meritocratische waarden
• Welke is beter of slechter?
o Mensen die sowieso zeker waren van hun status deden niet extra hun best (bare
minimum)
o Wij gaan er nu bijna onderdoor door de druk, om goede posities te bereiken
Modern waardenpatroon
• Modern waardenpatroon is meritocratisch
• Meritocratie is een ideaal
o Meritocratie is vaak niet zo
▪ Voorbeeld: erven (is toegeschreven)
• Zijn wij echt voor gelijkheid en wat betekent gelijkheid voor ons?
• Egalitair ethos
o Het is wel onze levenshouding
• Zijn alle moderne levenssferen even ‘modern’?
o Het zou maar erg zijn dat je maar liefde krijgt op basis van wat je bereikt hebt
▪ Binnen een familie zou dat er niet toe mogen doen
o Beste voorbeeld van meritocratie: onderwijs
▪ Iedereen krijgt toegang
▪ Gelijkheid van condities
▪ Gelijke start voor iedereen
o Sociale mobiliteit