Samenvatting psychisch functioneren en cognitie
Les 1:
Topic: BA3.2.9 - Psychisch functioneren en cognitie Groep 1
Start Time: May 24, 2021 08:55 AM
Meeting Recording:
https://athenastudies.zoom.us/rec/share/
hgLI9cji2HLZSxHmyzGfGY63MNfBDiipfg_bkD0afx8wCF5NalMdNGVWF8UL_DvC.Yj_uIIqgt
eCqYT-d
Access Passcode: 9#r6*WK8
Les 2:
Topic: BA3.2.9 - Psychisch functioneren en cognitie Groep 1
Start Time: May 24, 2021 12:59 PM
Meeting Recording:
https://athenastudies.zoom.us/rec/share/
PHUhuh_8yw1NJR51vkN0N2OxdNKX90g3FArrDyd1Tw9CobhLXugvD5ZaPfkaqetn.35fNSP
6nQM4FCBsi
Access Passcode: Lp$ACO1P
Les 3:
Topic: BA3.2.9 - Psychisch functioneren en cognitie Groep 1
Start Time: Jun 1, 2021 07:01 PM
Meeting Recording:
https://athenastudies.zoom.us/rec/share/gmaBl9vhPsn4RE60aBqEovcFsZtYxxBW3PaR5f-
y0tSsva-T2mHvfXGPA2WwA2kQ.JgWrCgxQZN1QqawL
Access Passcode: p5AJf%gB
Les 4:
Topic: BA3.2.9 - Psychisch functioneren en cognitie Groep 1
Start Time: Jun 3, 2021 07:00 PM
Meeting Recording:
https://athenastudies.zoom.us/rec/share/
aiVcbRqjVQSv__IScyZg10JCYuaAT7anUzQcxylowd9qzTXO1bynV0mAS7-
ZSZYj.CF02FCjUh_fouDs8
Access Passcode: Jk7ftsj!
1
,PSYCHIATRISCH ONDERZOEK
Vanuit onderzoeker kijken naar patiënt, geeft een indruk en bepaalde kenmerken die wijzen
op een mogelijke stoornis. Bij andere specialismen zijn de stoornissen/ziekten meer
afgebakend, binnen de psychiatrie zegt het gevoel van de zorgverlener veel.
- Eerste indruk
- Uiterlijk: bijv. opvallendheden uiterlijke kenmerken, geschatte
kalenderleeftijd, (on)verzorgd
- Contact en houding
- Contact: bijv. wederkerigheid van contact, wel/geen contactgroei,
wijze van begroeting
- Oogcontact: bijv. wegkijkend, vermijdend, ontbreekt, sociaal
- Houding: bijv. natuurlijk, vriendelijk, respectvol, afwachtend,
onderdanig, erotiserend
- Klachtenpresentatie (hoe vertelt iemand over zijn klachten): bijv. zakelijk,
breedsprakig, verwijtend, aanklampend
- Gevoelens en reacties van onderzoeker
- Overdracht = dat wat de patiënt naar de zorgverlener overdraagt aan
emoties en gedragingen
- Tegenoverdracht = dat wat de patiënt bij de zorgverlener uitlokt (bijv.
irritatie, angst, vervelend gevoel, vrolijk, neutraal)
- Cognitief = denken
- Bewustzijn, aandacht en oriëntatie (weten wie je of waar je bent, wie de
koning is)
- Bewustzijn: bijv. helder, licht gedaald, comateus
- Aandacht en concentratie: bijv. aandacht weten te trekken en te
behouden, concentratiestoornis
- Oriëntatie in tijd/plaats en persoon: bijv. intact, stoornis in
korte/lange termijngeheugen
- Intellectuele functies (kijken of iemand logische stappen maakt met de
informatie die hij heeft)
- Oordeelsvermogen: bijv. intact, gestoord realiteitsbesef
- Ziekte-inzicht: wel/geen besef van psychiatrische symptomen,
pathologische betekenis en noodzaak van behandeling
- Abstractievermogen (verbanden zien/kunnen leggen): intact,
verhinderd
- Uitvoerende/executieve functies: bijv. intact, stoornissen in plannen
maken en het initiëren
- Geschatte intelligentie: hoog, gemiddeld, laag → voorzichtig!
- Taal en spraak (hogere taalfuncties): (niet) vloeiende spraak,
woordvindingsstoornissen, neologismen
- Voorstelling, waarneming en zelfwaarneming
- Voorstelling: bijv. normaal/gestoord, dwang, herbeleven trauma
- Waarneming: bijv. normaal/ongestoord, hallucinaties (visueel,
akoestisch, etc.)
- Zelfwaarneming: normaal/ongestoord, depersonalisatie, derealisatie
2
, - Denken
- Vorm: bijv. normaal van tempo, geremd, bradyfreen (vertraagd
denken), tachyfreen (versneld denken), ontspoord, incoherent
- Inhoud: bijv. normaal/ongestoord, overwaardige denkbeelden,
preoccupaties, overmatige zorgelijkheid, paniekaanval krijgen,
paranoïde wanen
- Affectief = voelen
- Stemming (= gemoedstoestand over langere duur, hier moet je naar vragen,
kan niet van dag verschillen): bijv. neutraal, eufoor, depressief
- Affect (= waarneembaar gedrag waarmee een emotie tot uitdrukking wordt
gebracht/hetgeen je ziet bij de stemming, kan van dag tot dag verschillen)
- Aard: bijv. neutraal, opgewerkt, eufoor, mat
- Expressie (hoe iemand zich uit): bijv. normaal modulerend, labiel,
vlak
- Somatische klachten en verschijnselen: stemmingsequivalenten,
angstequivalenten, pseudoneurologische klachten/verschijnselen, overige
(niet verklaarbare) klachten
- Conatief = willen/gedrag → vooral observatie, dus erg subjectief
- Psychomotoriek en spraak
- Algemeen: normaal/ongestoord, vertraagd, geremd, katatonie, stupor
(= vertraging, haast verlaagd bewustzijn)
- Mimiek en gestiek: bijv. normaal/ongestoord, levendig, theatraal,
- Spraak: bijv. normaal, modulerend, levendig, monotoon
- Motivatie en gedrag: bijv. stoornissen in aandrift, stoornissen in
middelengebruik, dwangmatig gedrag, drangmatig gedrag, impulsief gedrag,
sociaal disfunctioneren, middelengebruik, suïcidale gedachten
Dus in het kort:
- Eerste indruk
- Uiterlijk: leeftijd, verzorging
- Contact: hoeveelheid, contactgroei, oogcontact
- Klachtenpresentatie
- (Tegen)overdracht
- Cognitief
- Bewustzijn: gedaald, vernauwd
- Aandacht: richten, vasthouden, afleiden
- Oriëntatie: tijd, plaats, persoon
- Geheugen: lange- en kortetermijn
- Intellectuele functies: abstractievermogen, executieve functies, intelligentie,
taal
- Waarneming: voorstelling, hallucinaties, illusionaire vervalsingen, derealisatie,
zelfbeleving
- Denken: tempo, samenhang, inhoud (wanen, preoccupaties,
dwanggedachten)
- Affectief
- Stemming: somber, dysfoor, boos, angstig, verhoogd, eufoor (anesthesie,
anhedonie)
- Affect: modulatie, intensiteit, adequaatheid, congruentie
3
, - Conatief
- Psychomotoriek (tics, vertraging, katatonie, spraak)
- Gedrag (dwangmatig, drangmatig, impulsief, afgenomen)
- Motivatie: middelenmisbruik
Labiel = heel erg wisselend in affect, bijv. in hetzelfde gesprek lachen en huilen
Inadequaat = het staat niet in verhouding tot prikkel
Incongruent = niet overeenkomstig met het normale (je moet dan wel weten wat het
‘normale’ bij iemand is). Kijken of stemming en affect met elkaar overeenkomen.
De DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders)-5 bestaat uit 5 assen
waarop de patiënt beoordeeld wordt:
1. As I = klinische stoornis (de hoofddiagnose) = probleem, reden waarom contact met
hulpverlener is gemaakt
2. As II = persoonlijkheidsstoornissen = wat speelt er, waar is het in de ontwikkeling
misgegaan, welke kenmerken van stoornissen zijn aanwezig, evt. hoofddiagnose
3. As III = lichamelijke ziekten = mogelijke samenhang met somatische ziekten of
lichamelijke afwijkingen
4. As IV = sociale en omgevingsfactoren = omgevingsproblemen die de diagnose en
behandeling kunnen beïnvloeden, bijv. gebeurtenissen met een stressfactor
5. As V = beoordeling van het functioneren = beoordeelt het globale functioneren (GAF,
0-100)
NEUROCOGNITIEVE STOORNISSEN
Delier
10-40% van de opgenomen patiënten krijgt hiermee te maken, vooral ouderen. Dit uit zich in
(volgens DSM-5 criteria voor delier):
A. Stoornis in het bewustzijn en aandacht
B. A ontstaat in korte tijd, fluctueert in ernst
C. Bijkomende stoornis in cognitieve functies
D. A + C passen niet bij andere stoornis
E. Aanwijzingen voor somatische aandoening
Kortom: een delier kenmerkt zich door een aandachts- en bewustzijnsstoornis met een
acuut begin (in uren tot dagen) en over de dag fluctuerende ernst van de symptomen,
daarnaast verandering in cognitie of waarnemingsstoornissen (hallucinaties), soms ook
(paranoïde) wanen.
Bewustzijn: verminderd helder → belangrijk verschil t.o.v. dementie!
Aandacht: concentratieproblemen, hypotenaciteit (verhoogd afleidbaar/verminderd
vermogen om aandacht te trekken)
Cognitieve functies: desoriëntatie, geheugenstoornis (korte termijn), hallucinaties, denken
Overig: onrustige psychomotoriek, gestoorde stemming, verstoord slaap-waakritme
Eerste symptomen delier:
- Omdraaiing dag-nachtritme
- Levendige dromen, illusatoire vervalsingen (verkeerde interpretaties van zintuiglijke
waarnemingen, mede veroorzaakt door verwachtingen, angsten en wensen)
4