Examen: kinderen en jongeren in ontwikkeling 4 januari
1. Inleiding
2. Visie ontwikkeling
Ieder kind is anders, dus de ontwikkeling is ook van ieder kind verschillend. Leeftijd zorgt voor verschillen
tussen kinderen. Ieder kind ontwikkelt op eigen tempo. Rekening houden met de diversiteit tussen
kinderen.
Ontwikkeling betekend vooruitgang, verandering. Ontwikkelingspsychologie: psychologen hebben de
ontwikkeling van baby’s… bestudeerd. Ontwikkeling ontstaat door nature(aangeboren)-
nurture(omgeving). De omgeving, maar ook de erfelijke factoren spelen een rol bij ontwikkeling.
Baby 0-12 maanden
Peuter 1-3 jaar
Kleuter 3-6 jaar
Schoolperiode 6-12 jaar
Adolescentie 12-18 jaar
In deze cursus worden de gemiddelden weergeven.
Nativitische theorie of aanlegtheorie kind ontwikkelt binnenin, milieu heeft er niks mee te maken.
Milieutheorie of sociologische theorie ontwikkeling dankzij opvoeding en milieu.
Interactionistische theorie zowel de aanleg als de omgeving spelen een rol.
Zelfbepaling de hoeksteen van de zelfdeterminatie
Motivatie is heel belangrijk. De zelfdeterminatietheorie is een algemene theorie over het menselijke
functioneren die van toepassing is op zeer veel levensdomeinen en op veel aspecten van het menselijk
functioneren. Het is bruikbaar om in te gaan op processen als: motivatie, stimuleren, activiteiten onder
druk veel energie vragen, enthousiasme….
Zo kijkt de zelfdetereminatie-theorie naar groei
De theorie maakt processen van groei begrijpelijk.
Op 3 manieren: exploratiedrang & nieuwsgierigheid, normen & waarden en ontwikkelen van identiteit.
Basisbehoeften: autonomie, verbondenheid en competentie
Continue verandering en discontinue verandering binnen de ontwikkeling
Afwisselend proces. Een volgende stap hangt altijd samen met een voorafgaande.
Kritiek of gevoelige periode
Een periode waarin het kind bij uitstek vatbaar is voor het leren van een bepaalde vaardigheid. Belangrijk
om in te spelen om omgevingsinvloeden.
,Vygotsky en de zone van de naaste ontwikkeling
Leren door sociale interactie. Het heeft als effect om het kind een stapje hoger raakt op de ladder.
Alle ontwikkelingsdomeinen zijn aan elkaar gekoppeld.
Vier ervaringsgebieden als leidraad om te kijken en te spreken over ontwikkeling
MeMoQ: Meten en Monitoren van de Kwaliteit in de Kinderopvang van baby’s en peuters.
De indeling hiervan werd uitgeschreven in een pedagogisch raamwerk. Dat is een visietekst, het is een
leidraad en overzicht dat diverse betrokkenen in de kinderopvang kan inspireren om pedagogische
kwaliteit te leveren.
Horizontale samenhang = opgebouwd volgens de ontwikkelingsdomeinen en ervaringsgebieden.
Verticale samenhang = per leeftijdsfase alle ontwikkelingsdomeinen behandelen.
3. Motorische (lichamelijk) & zintuiglijke ontwikkeling
Beweging en zintuigen gebruiken
Pedagogisch raamwerk Lichaam en beweging
12 fundamentele bewegingsvaardigheden tussen 3 en 8 jaar: dribbelen, glijden, heffen & dragen,
klimmen, roteren, slaan, springen & landen, trappen, trekken & duwen, vangen & werpen, wandelen
& lopen, zwaaien
Motorische ontwikkeling in de babyperiode: de baby ontwikkelt van een totaal afhankelijk wezentje
naar een relatief zelfstandig rondstappend kind.
De volgorde in het ontstaan van een bepaalde motorische vaardigheid is voor alle kinderen gelijk.
Reacties die
uitgelokt worden
door een
specifieke
prikkel.
Aangeboren
reflexen.
Na een loop van
tijd verdwijnt
een reflex,
omdat ze niet
meer functioneel
zijn. Andere zijn
de basis van toekomstige gedragspatronen.
, Tussen 6 en 9 maanden kan de baby zelfstandig zitten. Daarna kan hij dan kruipen. Dan volgt de fase
van rechtop staan, dan rondlopen(tegen het einde van hun eerste levensjaar). Dit is een belangrijke
mijlpaal, ook voor de ouders.
Cefalocaudale groeipatroon: verantwoordelijk voor de groei naar de rechtopstaande houding (van
kop naar staart) dus lichaamsdelen aan het hoofd ontwikkelen eerder.
0 maand Foetale positie
! 1 maand Kin omhoog
2 maand Borst omhoog
3 maand Pakt en mist
! 4 maand Zit met steun
5 maand Zit op schoot, houdt voorwerp vast
6 maand Zit op schoot, grijpt bengelend voorwerp
! 7 maand Zit alleen
! 8 maand Staat met hulp
9 maand Staat als hij vasthoudt
! 10 maand Kruipen
11 maand Loopt aan de hand
! 12 maand Trekt zich op aan voorwerpen om te staan
13 maand Klimt op trappen
! 14 maand Staat alleen
! 15 maand Loopt alleen
Fijne motoriek:
Proximodistale groeipatroon: eerst de centrale delen van het lichaam ontwikkelen (bv. Eerst
handpalmen dan de vingertoppen).
3-6 maand kan het met zijn volle hand een object pakken minimale oog-handcoördinatie
9 maand pincetgreep
Zintuigelijke ontwikkeling in de babyperiode:
Een pasgeborene kan al de 5 zintuigen (ruiken, zien, horen, voelen, proeven) gebruiken. En die worden
alleen maar beter, door veranderingen in de hersenen, maar ook van de ervaringen van het kind.
Geur: mama ruiken vanaf 12-18 dagen oud + voorkeur zoete geuren, bitter niet.
Gezicht: ze zien niet goed bij de geboorte, wazig, alleen grote contouren waarnemen. Vanaf 3 maand ziet
hij scherp. Op een afstand van 20-30 mm waarneembaar. Het licht is de voorkeur. Wit, rood en zwart zijn
in het begin de meest fascinerende kleuren.
Vanaf 3 maand zijn bewegende voorwerpen interessant, driedimensionale voorwerpen bv. Handen.
Later de voorwerpen uit zijn omgeving.
Vanaf 6-8 maand verschil herkennen tussen gekende en vreemde gezichten. (angst voor vreemden)
, Gehoor: kan al horen van in de baarmoeder. Hoge tonen zijn interessant. Stem van moeder herkennen.
De baby draait zich tijdens de eerste levensweken naar het geluid. Vanaf 6 maanden heeft het kind een
voorliefde voor allerlei geluiden.
Algo-test betrouwbare test om aangeboren matige tot ernstige gehoorafwijkingen op te sporen.
Tastzin: tactiel wezentje! Bij uitstek de mond. Een kind komt graag aan dingen om te exploreren.
Motorische ontwikkeling van de peuter en jonge kleuter
Algemene conditie: ze zijn uiterst energiek, maar ook snel vermoeid. Vooral na de middag, een dutje is
dus nodig. Ieder kind is anders. Ze worden ook sneller ziek, want ze komen in contact met veel mensen
en materialen.
Grove motoriek: bewegingsdrang, stralen energie uit. De bewegingen zijn eerder onbewust. Veel
bewegingen zonder enig doel. Spiegelend bewegen. Tijdens de kleuterperiode worden de bewegingen
bewuster. Functiespel: herhaaldelijk spelend uitproberen van de functies van het lichaam, al of niet met
materialen vanuit het beleven van plezier en lust eraan. Gedifferentieerd bewegen is nog moeilijk. Milieu
heeft ook een belangrijke rol, materialen en ruimte geven.
Trappen op en afgaan stap voor stap, springen met 2 voeten (1 niet), gooien lukt ook (mikken niet),
ervaring met voorkeurszijde,
Fijne motoriek: proximodistale groeirichting: van binnen naar buiten ontwikkelen. Bv jas aandoen, maar
rits gaat nog niet. Dit zijn mijlpalen bij zelfredzaamheid. De verfijning van de vingermotoriek biedt
kansen tot fijnere manipulaties bij het experimenteren met materiaal. Raakt ook geboeid door
beeldende materialen.
Zindelijkheid: deze leeftijd is cruciaal. Het kind krijgt beheersing over de blaas en de sluitspieren.
Zintuigelijke ontwikkeling van peuter en jonge kleuter
Het kind is heel prikkelgevoelig. Kan aandacht vestigen op een bepaald bewegend ding en verliest de rest
uit het oog. Het kind vertoond een enorme ontdekkingsdrang, alles wat hij tegenkomt wordt onderzocht.
Mond en tong zijn essentieel. De jonge kleuter vindt het ook leuk om te kijken en luisteren naar
bewegende voorwerpen of mensen. Concentratie is wel beperkt.
Seksuele ontwikkeling: de peuter krijgt meer en meer besef van het eigen lichaam. Het jonge kind speelt
met zichzelf in de spiegel. Ook onderzoeken van de ouderen zijn heel interessant.
Motorische ontwikkeling van de oudere kleuter
Lichaamsbesef: beheersing van de motorische mogelijkheden neemt toe. Hebben al een vrij goed beeld
van eigen lichaam. Kennen de verschillende lichaamsdelen. Bewust de lichaamsdelen apart gebruiken.
Bv. Handen en vingers apart. Later de lateralisatie van het lichaam links en rechts apart.
Grove motoriek: goede uitgewerkte bewegingen, kan zich aanpassen aan de omgeving. De coördinatie
van bewegingen groeit. De gewrichten zijn soepeler behendiger. (zwemmen, fietsen…)