Voedingsleer 1
2. Inleiding in de voedingsleer
2.1 Voeding en gezondheid
• 18de eeuw: experimenten met dieren
ontdekking voedingsstoffen eiwitten/vetten/koolhydraten
deficiëntieziekten (o.a. door tekort een vitaminen-mineralen) kwamen vaak voor, maar men
dacht dat het infecties waren.
voorbeeld “beriberi”
• 1926: ontdekking eerste vitamine (B1)
Eiwitten, vetten en koolhydraten (macronutriënten)
Vitamines en mineralen (micronutriënten)
- Met stijging van welvaart kreeg men meer belangstelling voor de gevolgen van een teveel
aan bepaalde stoffen (vetten, alcohol, suiker)
- Welvaartziektes werden in verband gebracht met overdadige voeding
- Men ontdekte voedingsvezels, die belangrijk zijn voor de voeding en creëren een normale
darmwerking.
2.2 Behoefte aan voedingsstoffen Enkele begrippen
- Macronutriënten: voedingsstoffen zoals eiwitten-vetten koolhydraten
- Micronutriënten: voedingsstoffen zoals vitamines en mineralen
- Voedingsvezels of ballaststoffen: o.a. volkoren graanproducten, bruine broodsoorten,
bruine rijst, volkoren deegwaren, peulvruchten, groenten, fruit, aardappelen, noten en
zaden. Deze stoffen zorgen voor een normale darmwerking.
- Hulpstoffen: er zijn talrijke stoffen die geen extra calorieën leveren. Ze hebben als doel de
vertering mogelijk te maken of spelen een belangrijke onmisbare rol in de
stofwisselingsprocessen (o.a. vitamines, mineralen, antioxidanten, water)
- Essentiële voedingsstoffen: stoffen die onmisbaar zijn voor de stofwisseling en die niet of
onvoldoende in het lichaam worden aangemaakt, moeten via de voeding worden
opgenomen:
- Eiwitten: essentiële aminozuren
- Vetten: essentiële vetzuren
- Koolhydraten: glucose
- Vitamines, mineralen, vocht
, - Deficiëntie: van elke essentiële voedingsstof heeft een mens een bepaalde hoeveelheid per
dag nodig. Als er een tekort is aan een voedingsstof in de voeding, ontstaat er een stoornis in
de stofwisseling en daardoor ziekte.
- Symptomen: vermoeidheid, verminderde weerstand...
- Intoxicatie: als er een teveel van de voedingsstoffen wordt opgenomen, raakt de
stofwisseling ontregeld en ontstaan er ziekteverschijnselen. Boven een bepaalde hoeveelheid
treden verschijnselen op omdat het teveel niet snel genoeg uitgescheiden of afgebroken kan
worden.
- Ondervoeding: behalve voldoende essentiële voedingsstoffen heeft het lichaam voldoende
energie nodig. Energie kan geleverd worden door vetten, koolhydraten en eiwitten. Bij een
tekort aan deze stoffen ontstaat ondervoeding.
- Overvoeding: een te grote opname van deze voedingsstoffen kan niet worden uitgescheiden,
maar wordt in de vorm van energie (ook vet) opgeslagen.
2.3 Voedingsmiddelen en voedingsproducten
2.3.1 Voedingsmiddel
• Voedingsmiddel = alle soorten voedsel die door mensen kunnen worden genuttigd en die
door de natuur als voedsel wordt voortgebracht.
2.3.2 Voedingsproduct
• = een industrieel bewerkte voeding
– niet iedere bereiding is nadelig.
– sommige productieprocessen zijn eenvoudig en berusten op een vrij natuurlijk
proces, zoals de bereiding van natuuryoghurt, koud geperste olie enzo…
2.4 De spijsvertering
In voedingsmiddelen zitten allerlei voedingsstoffen:
– Koolhydraten en vetten zijn brandstoffen, ze zorgen voor energie.
– Eiwitten en water zijn bouwstoffen, je hebt ze nodig om te groeien.
– Vitamines en mineralen zijn beschermstoffen, ze beschermen je lichaam tegen
ziektes.
via bloed naar de organen/cellen
KH, V, EW worden omgezet in bruikbare energie
= stofwisseling /metabolisme
Zintuigelijke waarneming: