NOTITIES ECONOMIE
Les 1 15/02/2022
HOOFDSTUK 1: WAT IS ECONOMIE?
OPM.: Micro-economie: beschrijven van het gedrag van individuele economische agenten
Macro-economie: focus op de economie als geheel (vb.: Belgische economie) bbp, inflatie
1. ONDERWERP EN INVALSHOEK
Wat is economie? >> verschillende definities
‘Economics is the study of economies.’
Er wordt hier een verschil gemaakt tussen een economie (bijvoorbeeld van een land) en de
economische wetenschap. Er is dus een onderscheid tussen wat je bestudeerd en de personen die het
doen. In het Nederlands hebben we dit verschil tussen economics en economies niet.
Economics is what economists do.’
De eerste definitie zegt: economen bestuderen economieën, maar economen doen eigenlijk meer
dan enkel kijken naar economieën; ze kijken ook naar geluk, welvaart, … (ze zijn dus niet enkel maar
met geld bezig)
‘The science which studies human behavior as a relationship between ends and scarce means which
have alternative uses.’
Wat is de specifieke invalshoek van de economische wetenschap?
Onderscheid tussen objectieven en de middelen om die te bereiken (en de middelen zijn schaars)
Keuzeproblemen (tussen de objectieven en de middelen die je hebt om die keuze te
verwezenlijken) kunnen via economische tools omschreven worden
‘Economics is the study of how human beings coordinate their wants and desires, given the decision-
making mechanisms, social customs, and political realities of the society.’
economie als een menswetenschap: we zijn allemaal individuen die opereren in een bredere
context
‘Political Economy or Economics is a study of mankind in the ordinary business of life; it examines that
part of individual and social action which is most closely connected with the attainment and with the
use of the material requisites of wellbeing.’
economen focussen volgens Marshall op welzijn (hoe kunnen we het welzijn van de mens zo groot
mogelijk maken?)
Belangrijkste elementen: menswetenschap, niet enkel een focus op inkomen maar ook op veel andere dingen,
wetenschap die keuze probeert te verklaren, wetenschap die rekening houdt met de maatschappelijke context
en een focus op welzijn
2. EEN EENVOUDIGE ECONOMISCHE KRINGLOOP
2.1 Consumptie
De welvaart van een maatschappij hangt onder andere af van de behoeftebevrediging van de leden van die
samenleving
= consumptie
,De consumptie van goederen en diensten helpt ons onze behoeften te bevredigen.
Degene die consumeert is de consument.
Een deel van het inkomen gaat naar consumptie maar het ander deel gaat naar sparen, wat eigenlijk
uitgestelde consumptie is.
De meeste consumptiegoederen verdwijnen door ze te gebruiken: maaltijden, festivalticket,…
Maar andere goederen zijn meer duurzaam (duurzame goederen): kleding, auto, woning,…
2.2 Productie, toegevoegde waarde en inkomen
Productie
= alle goederen waardoor goederen en diensten tot stand gebracht worden en op de gepaste tijd en plaats ter
beschikking worden gesteld aan consumenten
Productieproces is uiterst ingewikkeld want niet enkel productie zelf, maar ook ontwikkeling, opslag, transport,
…
Voorbeeld:
Verschillende soorten inputs:
Lopende inputs: grondstoffen (kaas, voorgebakken broodje, tomaat, ei) en hulpstoffen (elektriciteit
voor oven)
Productiefactoren: arbeid (hoeveel tijd neemt het in beslag om het te maken) en kapitaal (vakkennis
uitbater = menselijk kapitaal, oven, toonbank)
>> Productieproces (broodje beleggen) >> Output (belegd broodje)
Kapitaal
= door mensen geproduceerde duurzame productiemiddelen
Een deel van kapitaalgoederen gaat verloren door ze te gebruiken = depreciatie/afschrijving
(ze zijn weliswaar duurzaam maar op een bepaald moment zullen ze vervangen moeten worden)
Investeren: aankopen van nieuwe duurzame kapitaalgoederen
- vervangingsinvesteringen: vb. investeren in een nieuwe koelkast
,- netto-investeringen: bijkomende kapitaalgoederen om je zaal nog iets aantrekkelijker te maken vb. een zetel
- bruto-investeringen: vervangingsinvesteringen + netto-investeringen
Doel productie: output produceren obv van lopende inputs die beter geschikt is voor behoeftebevrediging of
bruikbaar is in andere productieprocessen (het doel is dus om iets te creëren dat meer waarde creëert dan alle
lopende inputs apart)
de waarde van de output is groter dan de totale waarde van lopende inputs (bruto toegevoegde waarde)
de extra waarde die gecreëerd wordt om je behoefte te bevredigen = toegevoegde waarde
Bruto toegevoegde waarde= netto toegevoegde waarde + afschrijvingen
vb. een broodje kost €3.5 terwijl het bedrag van de lopende inputs maar €2 bedraagt. Van de €1.5 die
je overhoudt gaat een deel naar afschrijvingen (bijvoorbeeld om de koelkast te vernieuwen) en het
ander deel is de netto toegevoegde waarde
Netto toegevoegde waarde= vergoeding voor productiefactoren (arbeid en kapitaal)
>> Inkomen = toegevoegde waarde
BBP = Bruto Binnenlands Product = de som van alle toegevoegde waarde gecreëerd in het productieproces
van alle goederen en diensten in een bepaalde periode en geografische zone
OPM.: Je mag niet zomaar alle output optellen want dan heb je dubbeltellingen >> daarom enkel naar de
geproduceerde finale goederen kijken en niet naar de intermediaire goederen OF optellen van de toegevoegde
waarde
2.3 Economische agenten
= personen en instellingen die beslissingen nemen betreffende activiteiten als productie, consumptie, maar ook
aan- en verkoop van goederen en diensten, sparen, het toestaan of opnemen van leningen…
>> dus alle individuen en instellingen die invloed hebben op economische beslissingen
Drie soorten beslissingsnemers:
1. Gezinnen
2. Ondernemingen
3. Overheid
2.4 Een kringloop
Gezinnen en consumenten zijn geen synoniemen, want enerzijds consumeren ze en anderzijds leveren ze
productiefactoren aan (arbeid en kapitaal)
Ondernemingen produceren consumptiegoederen, die de gezinnen kopen voor behoeftebevrediging
Eenvoudige economische kringloop; bestaande uit gezinnen en ondernemingen
, Links: gezinnen materiële behoeftebevrediging door consumptie
Rechts: ondernemingen focussen zich op productie, ze proberen toegevoegde waarde te creëren (dus
productie van toegevoegde waarde)
Van ondernemingen naar gezinnen: goederenmarkt (gezinnen kopen de productie van de ondernemingen)
Van gezinnen naar ondernemingen: factormarkt (ondernemingen kopen factordiensten van de gezinnen,
arbeid & kapitaal)
reële stroom want het is tastbaar, meetbaar
Maar er is ook een rode kringloop, de geldstroom
> loopt in tegengestelde richting
> van gezinnen naar ondernemingen: gezinnen besteden hun inkomen aan producten geproduceerd door
ondernemingen
> van ondernemingen naar gezinnen: ondernemingen betalen een vergoeding aan de mensen die hun arbeid
en kapitaal ter beschikking stellen
3. WELVAART EN ECONOMISCHE GROEI
3.1 Van arm naar welvarend
> cijfers gebaseerd op bbp (waarde van alle goederen en diensten die gecreëerd geweest zijn in een bepaalde
regio of in een bepaald land, in een bepaalde tijdsperiode)
> periode: vanaf jaar 1 tot 2015
> in de eerste lijn zie je het wereld-bbp: de toegevoegde waarde van alle goederen en diensten gecreëerd op
de wereld (uitgedrukt in ppp-dollars = koopkrachtpariteiten idee: een euro nu heeft niet dezelfde waarde
als een euro 10 jaar geleden, 10 jaar geleden kon je er meer mee kopen dan dat je er nu mee kan kopen + in
bepaalde landen kan je er meer mee kopen dan in andere landen)
In deze tabel is ieder getal vergelijkbaar met elkaar, zowel over de tijd als over de verschillende regio’s 1990-
ppp-dollars (dus vergeleken met wat je in de VS in 1990 met 1 dollar kon doen)
o Jaar 1: 105
o 2022: 60.000
nu produceren we 564 keer meer goederen en diensten dan het jaar 1