Organisatie en Technologie
Hoorcollege 1A
Organisation is a tool people use to coordinate their actions to obtain something they desire or value
Beschrijven van organisaties:
- organogram (harkje)
- logistieke grondvorm (input → proces → output)
- waardeketen (activiteiten van een organisatie opsplitsen. Fabrikant> importeur> dealer> klant)
Technology is a combination of skills, knowledge, abilities, techniques, materials, machines, computers and other
equipment that people use to convert or change raw materials into valuable goods and services
Hoorcollege 1B
18e eeuw → arbeidsdeling
Maatschappelijke arbeidsdeling = mensen gaan zich specialiseren in een deel van de waardeketen.
Technische arbeidsdeling = taak opsplitsen in kleine deeltaken.
19e/ begin 20e eeuw → Klassieke en wetenschappelijke management theorie
- ‘’One best way’’
- Duidelijke verdeling van werk, formeel, standaardisatie, hiërarchie, managerial autoriteit
- Fayol beschreef 14 principes om een effectieve, efficiënte organisatie in te richten (eenheid commando,
beloning, specialisatie, autoriteit)
1911 → Scientific Management
- Taylor beschreef hoe werkwijzen en procedures moesten plaatsvinden, hoe je standaarden moet maken,
hoe je medewerkers selecteert en traint, het verdelen van werk en verantwoordelijkheid, centralisatie in
aansturing, rationeel, tijdstudies
➔ Resultaat was een grote economische groei
Belangrijkste principes Ford:
- Taakspecialisatie (Adam Smith)
- Scientific Management (Taylor), dus reductie overbodige handelingen, standaardisatie productieproces
(wijze) én product, continue stroom, nadruk op werkprocessen en techniek
- Massaproductie, zo kon de prijs flink omlaag
1950 → Systems & Contingency Theories
- Er is géén ‘’One best way’’
- Het vinden van de beste structuur hangt allemaal af van de omgeving, klanten, concurrenten, producten,
maatschappij en de positie van de organisatie
- Systems needs to adapt to continuous changing environment & technology
Sinds 1960 → aandacht voor de mens
- Communicatie, beloning niet alleen materieel (erkenning), sociale behoeften
- Recente ontwikkeling is de kennisrevolutie, met kennis als 4e productiefactor (naast geld, arbeid, natuur)
Organizational theory is the study of how organizations function and how they affect and are affected by the
environment in which they operate
,Hoorcollege 1C
Hoe creëren organisaties waarde?
- De omgeving van de organisatie die bepalend is voor wat de organisatie aan middelen kan verkrijgen om hun
proces te kunnen uitvoeren (customers, shareholders, suppliers, distributors, government, competitors)
- De organisatie haalt input uit haar omgeving (raw materials, money, human resources, information,
knowledge)
- De organisatie transformeert input en voegt waarde eraan toe (machinery, computers, human skills)
- De organisatie geeft output vrij aan haar omgeving (finished goods, services, dividends, salaries, value for
stakeholders)
➔ Een organisatie creëert dus waarde door input om te zetten naar output, waarbij het middelen haalt uit de
omgeving om het proces te voeden
Waarom organisaties bestaan?
1. Specialisatie en verdeling van werk
2. Grootschalige technologie (economies of scale/scope)
3. Manage de omgeving
4. Verminderen van transactie kosten (kosten interacties tussen personen)
5. Uitoefen van macht en control
Organisatie theorie verbindt structuur, ontwerp, verandering en cultuur
Competitive advantage is het beter doen dan een ander, concurrenten voordeel.
belangrijke begrippen hierbij: missie, kern competenties, strategie, doelstellingen
Jones geeft 3 methoden om de effectiviteit van bedrijven te meten:
- External resource meet hoe goed met externe bronnen wordt omgegaan (kosten materiaal, kwaliteit
mensen, support stakeholder)
- Internal systems meet snelheid interne processen (‘’time to market’’, product innovatie snelheid)
- Technical meet efficiëntie van conversie naar dienst of goederen (product kwaliteit, customer
service)
→dit zijn voornamelijk proces indicatoren, het zijn geen output/resultaat indicatoren (winst, genezen
patiënt, geslaagde student etc.)
Stakeholders zijn belanghebbenden
- Interne stakeholders: medewerkers, managers, eigenaar bedrijf
- Externe stakeholders: leveranciers, omgeving, regering, schuldeisers, shareholders, klanten, vakbonden
➔ Shareholders zowel intern als extern!
➔ Shareholders zijn NIET de eigenaren van het bedrijf! (Jones zegt van wel)
>De top managers (CEO, CFO, COO, CIO)
Chief Executive/ Financial/ Operating/ Information Officer
>Het middenkader, de managers
Divisie, business unit, functioneel, geografisch
>De werkvloer (shop floor), het gewone personeel
voeren het werk uit
Het Agency Problem: Een principal geeft autoriteit aan een agent. De agent weet meer over het werk. Hoe regel je
het afleggen van verantwoordelijkheid? Een oplossing kan zijn beloningssysteem en doelstellingen op uitkomst
(resultaat)
Ethiek zijn de morele principes of geloof over wat goed of fout is
- Ethiek: er gaat vaak iets fout (vb. fraudezaak)
- Er is wetgeving, maar lang niet voor alles
, - Beslissingsmodel: Ethisch of onethisch
1. Utilitarian model het beste voor het grootste aantal mensen
2. Moral rights model beschermd fundamentele rechten het beste
3. Justice model verdeeld voor- en nadelen evenredig
-Bronnen van organisatie ethiek: sociaal (wijk), professioneel (arts), individueel (wat vind je zelf)
-Klokkenluider (whistle blower) zijn mensen die naar buiten komen en vertellen wat er binnen het bedrijf `
gebeurt (als er dingen gebeuren binnen het bedrijf die eigenlijk niet kunnen). Je bent dan een soort verrader.
Waar komt het vandaan?
➢ Persoonlijke ethiek (waar kom je vandaan, jeugd, wat was normaal)
➢ Eigen belang (geld, promotie, succes)
➢ Druk van buiten (prestatiedruk, beloningssysteem, competitief, overleven)
Een ethische organisatie kent:
- Beloning voor ethisch correct gedrag
- Top management voorbeeld gedrag
- Intern proces om onethisch gedrag te melden (anoniem ipv klokkenluider)
- Training
- Duidelijke standpunten en acties (lage lonen landen, kinderarbeid, veiligheid)
Hoorcollege 2A
Domein van een organisatie bestaat uit: Suppliers, distributors, customers, products, services, other stakeholders,
competitors
→ groei = vergroten van het domein (scale and scope)
Omgeving van een organisatie (set krachten die invloed kunnen uitoefenen):
1. Organization
2. Specific environment: suppliers, customers, unions, government, partners, competitors, distributors (verschil
met domein is dat hier geen product/ services zitten)
3. General environment: political-, cultural-, international-, technological-, demographic-, environmental-,
economic forces
Global supply chain management is de coördinatie van de stroom van grondstoffen, componenten, halffabricaten en
gereed product over de hele wereld heen. Hoe wordt die hele goederen/materiaalstroom gemanaged?
Het houdt ook in dat organisaties beslissingen nemen of ze het zelf doen of een ander bedrijf de taak laten
vervullen (in-/ outsourcing), of naar een ander geografisch deel in de wereld brengt of het binnen je eigen omgeving
doet (off-/ in shoring)
Key functions in supply chain management: source, return, make, deliver, plan (veel organisaties sluiten
soms source en make uit van de supply chain, zij definiëren supply chain als planning en logistiek)
Onzekerheidsbronnen in de omgeving (als gevolg van de krachten):
- Hoe complex is de omgeving? (hoeveel krachten, klanten, leveranciers, actiegroepen, relaties?)
- Hoe dynamisch is de omgeving? (snelheid verandering krachten)
- Hoe rijk of arm (bronnen) is de omgeving? (hoeveelheid middelen, kennis, geld, grondstoffen)
Resource dependency theory zegt dat het doel van een organisatie is om de afhankelijkheid op andere organisaties
voor het verkrijgen van schaarse middelen in haar omgeving zo klein mogelijk te maken en om wegen te vinden om
deze te beïnvloeden om middelen beschikbaar te maken
Middelen (resources) zijn grondstoffen, personeel, onderdelen, geld, klanten, distributiekanalen, energie,
water