Psychologie van de individuele verschillen
Deel 1: Psychologie van de individuele verschillen: wat en hoe?
1.1 Doelstelling
Onderwerp psychologie v.d. individuele verschillen = verschillen tussen en binnen mensen inzake ons
gedrag, prestaties, cognities, gevoelens, etc.
PID=psychologie van verschillen tussen mensen ó algemene psychologie (functieleer, sociale psychologie)
Doel:
1. Beschrijven:
- Van verschillen
- Van verbanden tussen verschillen
2. Verklaren van verschillen
WAT?
Beschrijven verschillen
• Tussen mensen
§ Tussen individuen à Interindividuele verschillen
§ Tussen groepen à Intergroepsverschillen (bv. Geslacht, culturen, leeftijdsgroepen)
• Binnen mensen
§ Binnen één persoon à Intraindividuele verschillen (=profiel over situaties of tijdstippen)
§ Interindividuele verschillen in intraindividuele verschillen = Interindividuele verschillen in
profielen
Beschrijven verschillen inzake?
1. Cognitief functioneren = PID van intelligentie en cognitieve stijlen
2. Persoonlijkheid: affectieve en sociale domein = PID van persoonlijkheid
Beschrijven van verbanden tussen verschillen
= verschillen op vlak van 1 variabele in verband brengen met verschillen op vlak van andere variabele
Bv: geslacht en agressie?
DOEL?
o Zicht te krijgen op structuur van verschillen tussen mensen en hoe verschillen op verschillende
vlakken onderling samenhangen
o Verschillen verklaren: wat ligt er aan de basis van deze verschillen?
1. Proximale verklaringen: factoren die in de tijd en ruimte min of meer samengaan met te
verklaren (verbanden tussen) verschillen
2. Distale verklaringen: factoren die verderaf liggen in de tijd
© Lisa Daems 2021-2022 PID
, DOOR WIE?
Onderscheid tussen expliciete en impliciete theorieën over individuele verschillen:
• Expliciete theorieën over verschillen:
- In wetenschappelijke en publieke wereld
- Kenbaar voor anderen (gepubliceerd)
- Door wetenschappers uitgevonden, geformuleerd
- Behoort tot domein PID
= wetenschappelijke theorieën (wetenschappers)
• Impliciete theorieën over verschillen:
- Impliciete opvattingen elke mens
- Niet rechtstreeks kenbaar voor anderen
- Onrechtstreeks onderzocht
- Uitgevonden door leken en door wetenschappers onthuld of door media beschreven
- Behoort tot domein van persoonsperceptie, sociale psychologie
= niet-wetenschappelijke theorieën (leken)
ð Elke mens is een (minstens impliciete) differentieel psycholoog
!! Deze 2 theorieën zijn niet onafhankelijk maar BEÏNVLOEDEN ELKAAR:
o Expliciete theorieën worden gecontamineerd door impliciete theorieën
1. Via de wetenschapper: deze is ook leek, met eigen vooroordelen
2. Via de proefpersoon: zelfpresentatie, demand effects, etc.
o Impliciete theorieën worden gecontamineerd door expliciete theorieën: onderzoeksresultaten
verspreiden zich via media, populaire wetenschappelijke literatuur, en gaan mee bepalen hoe we
verschillen tussen mensen percipiëren.
HOE?
Zie deel methode PID (later in cursus)
1.2 Een beetje geschiedenis
1: benaming differentiële psychologie/PID
§ Henri & Binet: La psychologie Individuelle (1895) = eerste keer sprake over verschillen tussen
mensen
§ 1ste gebruik term Differentiële psychologie à Stern (1900): “Über Psychologie der individuellen
Differenzen: Ideen zu einer differentiellen Psychologie”
§ Yerkes (1913): eenheid brengen in takken van psychologie die vergelijken: comparatieve
psychologie
à Experimentele dierenstudies
2: Meten en beschrijven van individuele verschillen
§ 2200 v Christus: Oude China: testafnames ambtenaren
§ Pythagoras (6de E v Chr.): toelatingstest o.b.v. leer van fysionomie
§ Plato (427VC-347VC): beschrijft ideale staat als plaats waar individuen die taken toegewezen
krijgen waarvoor best gechikt à mensen verschillen qua natuurlijke begaafdeheden
§ Theophrastus (327VC-287VC): karakterverschillen
© Lisa Daems 2021-2022 PID
, § Navarro (1530-1589): ‘Examen de ingenios para las ciencias”
à staat beslist wat je gaat studeren o.b.v. geschiktheid
§ Galton (1822-1911): ontwerpt meetinstrumenten om verschillen te meten + interesse in meten
‘mentale kracht’
§ James Cattell (1860-1944): ‘mental tests’ – metingen van individuele vaardigheidsverschillen
§ Binet (1857-1911): eerste officiële intelligentietest (focus hogere processen) à detectie
zwakbegaafde studenten)
3: Proximale verklaringen
- Psychologische verklaringen: schrijven individuele verschillen toe aan verschillen op
basisvaardigheden of basisdimensies van de persoonlijkheid
Bv: Plato onleedt ziel in 2/3 delen
Huarte: cognitieve functies geest + structuur voornaamste vaardigheidsdimensies
- Biologische verklaringen:
1. Humorale theorie: in lichaam 4 sappen of humores (4 oerelementen): bloed, zwarte gal,
gele gal, flegma
Hippocrates: ziekte = stoornis in evenwicht tussen de 4 sappen
Galenus: bepaald temperament verbonde met overwicht in elk van de 4 sappen
Slijm -- flegmatisch Kalm, bedacht
Bloed -- sanguinisch Levendig, gelukkig
Gele gal -- cholerisch Vlug kwaad
Zwarte gal -- melancholisch pessimistisch
2. Frenologie (Gall en Spurzheim)
à mentale functies zijn gebaseerd op specifieke processen gelokaliseerd in welbepaalde
hersengebieden
à intensiteit van deze functies wordt gereflecteerd in de omtrek en de externe
topografie van de schedel
Taxonomie van 35 mentale functies: 21 affectieve en 14 intellectuele
4: Distale verklaringen
• Horoscopale astrologie: horoscoop (relatieve positie van planeten op moment van geboorte)
• Nature vs nurture (leren/ervaring)
- Plato: reminiscentietheorie – kennis vormen al aanwezig bij geboorte
- Augustinus: vermogens van ziel zijn aangeboren
- Descartes: alle mensen hebben van bij geboorte hetzelfde vermogen (rede) om waar van
vals te onderscheiden
- Locke: geest is ‘Tabula rasa’ à ervaringen
à tegenstelling empiristen en rationalisten
• Watson: behaviorisme à persoonlijkheid = conditionering van S-R associaties (bv. Little
Albert)
• Darwin: evolutionaire psychologie
- Natuurlijke en seksuele selectie
- Survival of the fittest
• Galton: idee genialiteit is erfelijk - stamboommethode
© Lisa Daems 2021-2022 PID
, 1.3 Methoden in de PID
4 soorten bronnen/soorten gegevens voor informatie over verschillen tussen/binnen mensen:
1. S-data: zelfrapportering: persoon rapporteert direct over zichzelf
• On- of semigestructureerd: interview, open vragen + autobiografie
Bv: Rorschasch, TAT
• Gestructureerd: zelfrapporteringsvragenlijst
- Klassieke persoonlijkheidsvragenlijst: algemene uitspraken
- Gecontextualiseerde vragenlijst: vraagt naar
gedrag/gedacht/gevoelens in verschillende contexten
- Met herhaalde metingen: bv. Video-mediated-call
Experience Sampling onderzoek
(dagboekonderzoek)
VOORDELEN NADELEN
Persoon is enige met directe kennis over eigen Afhankelijk van motivatie & capaciteit persoon
interne wereld
Makkelijk en snel een veelheid aan informatie Gevoelig voor (opzettelijk en onopzettelijke)
vervomingen: BIAS
2. O-data: observeerdersrapportering: i.p.v. aan persoon zelf, vraagt men anderen om over
iemand te rapporteren a.d.h.v. zelfde technieken als S-data
à mensen maken continue beoordelingen van anderen
Verschillende wijzen:
- Getrainde beoordelaars vs. Gekenden
- In naturalistische setting of in laboratorium
VOORDELEN NADELEN
Sommige biasen minder aanwezig bv. Andere biassen komen weer in het spel nl. de
Zelfrepresentatie observator
Toegang tot andere info
Meerdere observatoren:
interbeoordelaarsbetrouwbaarheid
3. T-data: testgegevens: gegevens van gestandaardiseerde tests: personen worden in
gestandariseerde omstandigheden geplaatst en hun reactie op bepaalde stimuli wordt
gemeten
Bv: intelligentie-items; experimentele manipulaties
Wat wordt gemeten?
- Gedrag: observatie, reactietijden, gelaatsuitdrukkingen,…
- Zelfrapportering: antwoorden op items, open antwoorden, video mediated recall,…
- Fysiologie: harslag, bewegingen gelaatsspieren (facial EMG), hersenactiviteit,
pupildilatie, temperatuur,…
Voorbeeld: de IAT à meting van attitudes zonder de BIAS van zelfrapportering
ð Attitude = sterkte van associatie tussen 2 concepten
ð IAT: individuele verschillen meten o.b.v. reactietijd
© Lisa Daems 2021-2022 PID