GROEI EN ONTWIKKELING :
HOOFDSTUK 6 : ONTWIKKELING VAN FYSIEK
PRESTATIEVERMOGEN
6.1 Vroeg-motorische ontwikkeling
We bekijken de motorische ontwikkeling van een prenatale foetus en bij het jonge kind.
Er moet voor een goed motorisch functioneren een normaal proces van motorisch
ontwikkeling doorlopen worden, dit wilt zeggen dat kinderen zich
basisbewegingspatronen en skills eigen maken :
Dit vereist interactie van :
o neuromusculaire maturatie
o groei en maturatie van het kind (gestalte, spier/vetmassa)
o blijvende effecten van bewegingservaring
BEWEGINGSPATRONEN EN SKILLS
BASIS-BEWEGINGSPATROON: onderliggende bewegingen noodzakelijk voor het
uitvoeren van een skill - vb. huppen (geen vereisten qua hoogte/strekking been
etc.)
SKILL - MOTORISCHE VAARDIGHEID: baseert zich op bewegingspatronen, maar
accent ligt op nauwkeurigheid van uitvoering, precisie, bewegingseconomie
(kwaliteitseisen - vb. lay up)
FIJN MOTORIEK EN GROOT MOTORIEK
FIJN-MOTORIEK EN GROOTMOTORIEK:
o fijn: manipulatief (oog-hand, accuraat, lateraliteit)
o groot: gehele lichaam, waaronder locomotorische bewegingen
o gemengde bewegingen (zowel fijn als groot)
FUNDAMENTELE BEWEGINGSPATRONEN:
o elementaire patronen: - locomotorisch, niet-locomotorisch - manipulatief –
spraak (ook voor een stukje gezien als motorisch component)
MOTORISCH PROCES & PRODUCT
o proces: omschrijving technische componenten, (bio)mechanische principes
o product = bewegingsresultaat van het motorisch proces. (m; sec; …).
o Gecorreleerd; tijdens groei en oefening verbeteren proces & product
(motivatie, stimulatie)
,ONTWIKKELINGSTHEORIEËN
1. Nature: Gesell (1880-1961): gedreven door neurale ontwikkeling (neurale maturatie
theorie) – (genetisch) vast, hierarchisch volgorde (reflex-milestones)
Stelt dat het een natuurlijk proces is, vandaar dat nature al belangrijke term
weergegeven wordt. We gaan door een aantal mijlpalen heen, ze liggen genetisch
vast, als een kind een normale neurale ontwikkeling doorgaat gaan de motorische
ontwikkelen wel volgen.
2. Nature/nurture: McGraw: twin studie
Uitdagendere situatie, vroeg zich af in welke maten nurture belangrijk is in de
motorische ontwikkeling. Hij heeft dit getoetst op basis van tweelingen die dus
genetisch identiek zijn.
3. Bernstien (1935): Dynamic Systems Theory, Thelen (1990’s): ‘fysieke aspecten
lichaam, neurale ontwikkeling, omgeving, ervaring! (energetisch meest voordelige
situatie)’
4. Neurale groep selectie theorie (Edelman 1989): variatie – primaire neurale
repertoires, secundaire neurale repertoires Variatie in bewegingsantwoorden
(adolescentie)
Studies die neurale aspecten heel centraal zetten maar waar ook de verdere
interactie met de omgeving in rekening gebracht wordt.
6.1.1 REFLEXEN
Als we beginnen bij stap 1 dan zien we dat heel wat bewegingen uitgelokte bewegingen
zijn. Dat betekent dat het voor een zeer jong kind bijvoorbeeld geen doelbewuste
beweging is, we noemen het ook wel een reflexmatige beweging.
Voor kinderen is het heel belangrijk dat er bepaalde basispatronen al klaar zitten die
uitgelokt kunnen worden op vlak van : zicht, voeding en loco-motoriek
We kunnen de reflexen onderverdelen in de tijd van primitief naar posturaal.
Deze reflexen gaan ofwel soms moeten verdwijnen door nadeligheid, andere gaan we
continu moeten gebruiken.
Uiteindelijk tijdens de groei is het de bedoeling om te komen tot doelbewuste
gecontroleerde bewegingen bij kinderen.
, PRIMAIRE REFLEXEN
Er is een stimulus en een respons, we geven hier 4 vormen weer :
Pre wilt zeggen dat vele van deze reflexen in de prenatale periode al aanwezig
zijn. En dat ze ook zullen blijven tot wanneer aangegeven is postnataal.
1. grijpreflex, je geeft een stimulus in de handpalm van de baby, de baby zal
zeer stevig zijn handen sluiten.
2. Aan de zijkant van de ruggengraat een stimulus gaan geven en dan een
buiging gaan waarnemen in die richting. In het geboortekanaal gaat de
baby ook een stimulus krijgen via de wanden om een beweging als deze te
maken.
3. Schrikreflex : vestibulaire vorm. De pediater zal bij een pasgeborenen de
baby ondersteunen en vervolgend de hand laten zakken waardoor de baby
denkt te vallen, de reflex houdt in dat de baby begint te huilen en de
armen spreidt.
4. De zuigreflex. Belangrijk naar voeding toe. Rooting wilt zeggen dat als je de
wang aanraakt de baby met de mond deze stimulus gaat zoeken (vanaf 24
weken prenataal, vanaf dat de foetus levensvatbaar is)
Er wordt ook over de zwemreflex en de stapreflex gesproken, als je de baby tegen
een opstapje laat komen of opheft aan de armpjes dan zal er automatisch een
stapbeweging plaatsvinden.