Eigendom en burenrecht
HR 15 november 1991, NJ 1993, 316 (depex/ curatoren)
Art. 3:4 lid 1 BW bepaalt dat al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak
uitmaakt, een bestanddeel van die zaak is. De Hoge Raad geeft in dit arrest een maatstaf,
aan de hand waarvan kan worden beoordeeld wanneer iets volgens verkeersopvatting
onderdeel uitmaakt van een zaak, en dus een bestanddeel is. Voor de beantwoording van
de vraag of apparatuur volgens verkeersopvatting onderdeel uitmaakt van een gebouw,
dient men te beoordelen of de apparatuur en het gebouw in constructief opzicht specifiek op
elkaar zijn afgestemd, dan wel of het gebouw in algemene zin bij het ontbreken van de
apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd (denk aan leidingen, verlichting,
verwarming, etc.). Het gaat hierbij niet om de vraag of het productieproces dat in het gebouw
wordt uitgeoefend zonder de desbetreffende apparatuur kan worden voortgezet of niet.
HR 31 oktober 1997, NJ 1998, 97 (portacabin)
Een gebouw kan onroerend zijn (art. 3:3 BW), doordat het naar aard en inrichting bestemd is
om duurzaam ter plaatse te blijven.
HR 28 februari 2003, NJ 2003, 272 (Steiger bestanddeel van oever)
Het gaat te ver om te zeggen dat een steiger volgens verkeersopvatting altijd onderdeel
uitmaakt van de grond of oever waaraan de steiger ligt. Een onderlinge constructieve
afstemming kan een aanwijzing zijn voor een bevestigende beantwoording van de vraag.
Het Hof oordeelde dat de steiger niet zodanig met de grond verbonden is dat hij niet zonder
beschadiging van betekenis van de grond kan worden verwijderd.
HR 28 maart 2008, NJ 2008, 353
Van art. 5:54 lid 3 is sprake als de eigenaar een ernstig verwijt gemaakt kan worden. Als het
bouwen op andermans grond het gevolg is van een ander (architect) kan niet zonder meer
als grove schuld worden tegengeworpen aan de eigenaar. Maar je moet zelf ook als
eigenaar onderzoek verrichten.
HR 15 januari 2010,BNB 2010/80* (woonark)
Je wil ook weten of het is verenigd met de grond en uit portacabin blijkt alleen of het
duurzaam ter plaatse is. Technische verplaatsbaarheid is hier ook weer niet doorslaggevend,
want je zit met de ark vast aan nutsvoorzieningen. Maar de ark drijft en is een schip en een
schip is een roerende zaak. De woonark was niet verenigd met de grond.
HR 6 december 2012, NJ 2013, 571 Prorail/Rijswijk Wonen
De Depex-factoren zijn slechts aanwijzingen, het gaat om alle omstandigheden van het
geval. Een tijdelijke hulpfunctie van het onderdeel kan een contra-aanwijzing opleveren. Dit
levert dus niet meteen een bestanddeel op.
Koop van onroerende zaken en Vormerkung
HR 9 mei 2014, NJ 2014,275 (ABN Ambro/ Botersloot c.v.)
Als een koper een aanvankelijk geconstateerd gebrek aan een door hem gekochte zaak
voor lief neemt, en later ontdekt dat het gebrek van groter omvang of van andere aard is dan
hij aanvankelijk dacht, kan aan een beroep op dat gebrek in de weg kan staan dat hij na zijn
aanvankelijke ontdekking geen nader onderzoek heeft gedaan of laten doen, terwijl dat in de
, omstandigheden van het geval redelijkerwijs van hem kon worden verwacht. Het is aan de
verkoper zich daarop te beroepen. De rechter mag, bij beantwoording van de vraag of de
koper tijdig aan zijn klachtplicht heeft voldaan, aanknopen bij het gebrek waarop de koper
zich beroept. Hij hoeft in het kader van de vraag wanneer de klachttermijn is aangevangen,
niet (onafhankelijk van het partijdebat) te onderzoeken of de zaak de eigenschappen bezit
die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten
HR 30 januari 2015, NJ 2016, 76 ( publiekrechtelijke juridische conformiteit (7:15))
Van een “bijzondere” publiekrechtelijke last of beperking in de zin van art. 7:15 lid 1 BW is
slechts sprake, indien deze haar grondslag vindt in een specifiek (mede) tot (een
rechtsvoorganger van) de rechthebbende van de desbetreffende zaak gericht besluit. De uit
de Beleidsregels grote rivieren voortvloeiende lasten en beperkingen kunnen daarom niet
worden aangemerkt als “bijzonder” in de zin van art. 7:15 BW.
Contracteren met de overheid
HR 27 maart 1987, NJ 1987, 727 Amsterdam/IKON
Gelijkheidsbeginsel kan van toepassing zijn De HR zei dat het inderdaad op deze situatie
van toepassing was, maar je ziet wel dat in beginsel de gemeente geen toestemming geeft
en aan 1 uitzondering kan je niet afleiden dat jij ook toestemming moet krijgen.
HR 26 januari 1990, NJ 1991, 393 windmill
De Staat mag in sommige gevallen gebruik maken van haar privaatrechtelijke
bevoegdheden om belangen te behartigen, als ze op dit terrein ook gebruik kan maken van
haar publiekrechtelijke bevoegdheden. Van deze gevallen is sprake als, ten eerste, de
publiekrechtelijke regeling niet in een mogelijkheid voorziet om het geschil op te lossen en,
ten tweede, als het gebruik van de privaatrechtelijke bevoegdheden de publiekrechtelijke
regeling niet op onaanvaardbare wijze doorkruist. In sommige situaties heeft de Staat de
mogelijkheid om een keuze te maken om gebruik te maken van haar privaatrechtelijke
bevoegdheden, in plaats van haar publiekrechtelijke bevoegdheden. De Staat is niet geheel
vrij in deze keuze, ze is bij het maken van deze keuze gehouden aan bepaalde richtlijnen.
Ten eerste moet de Staat bekijken of een publiekrechtelijke regeling in een mogelijkheid om
het geschil op te lossen voorziet. Ten tweede moet de Staat ook bekijken of het gebruik van
de privaatrechtelijke bevoegdheden de publiekrechtelijke regeling niet op een
onaanvaardbare wijze doorkruist. De Hoge Raad heeft een aantal gezichtspunten gegeven
om te kijken wanneer er sprake kan zijn van zo een onaanvaardbare doorkruising. Allereerst
moet er gekeken worden naar de inhoud en de strekking van de publiekrechtelijke regeling.
Daarna moet er gekeken worden naar de wijze waarop en de mate waarin de burgers door
de publiekrechtelijke regelingen worden beschermd. Tot slot moet er gekeken worden of de
overheid met de publiekrechtelijke regeling hetzelfde resultaat kan bereiken. Aan de hand
van een afweging van deze gezichtspunten kan er uiteindelijk een conclusie getrokken
worden of de Staat met het gebruiken van haar privaatrechtelijke bevoegdheden de
publiekrechtelijke regeling op een onaanvaardbare wijze heeft doorkruist.
HR 8 juli 1991, NJ 1991, 691 (lelystad)
De gemeente verkocht grond met in de koopovk voorwaarden die de kunst- en antiekstudio
in zijn mogelijkheden voor het gebruik van de aangekochte grond beperkten. De kunst- en
antiekstudio moest voor verhuur van het handelscentrum toestemming vragen aan de
gemeente. De KAS had hiervoor toestemming gevraagd, welke de gemeente weigerde te
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noahofstee1. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.