Pijler 1 geschiedenis jeugdwerk en jeugdzorg
Twee centrale vragen en spanningsvelden
- welke zaken zijn vandaag nog herkenbaar in sociaal werkpraktijken?
- waarom zijn jeugdwerk en jeugdzorg afzonderlijke sectoren?
Spanningsvelden:
- Georganiseerd >< zelforganisatie
Jeugdzorg (initiatief volwassenen ter socialisatie jeugd) tegenover jeugdbeweging (voor en
door jongeren) spanning blijft bestaan (steun, advies, subsidies vs overhevelen naar)
- Afzonderlijk jeugdlandschap >< betrokken op maatschappij
Jeugd beschermen tegen gevaren maatschappij (minder recht van spreken in
volwassenenwereld) visie bestaat nog steeds in jeugdzorg
Periode 1: ontstaan kind (17e – 18e eeuw)
- Middeleeuwen: kind = miniatuurvolwassene, zsm geïntegreerd in volwassenwereld
- Verlichting “het kind” = opvoeden, pedagogiseringsproces leefwereld kinderen
(georganiseerde en gestructureerde setting) uitbreidende professionalisering en
institutionalisering van aspecten opvoeding democratisering onderwijs (kinderen uit meer
verschillende sociale lagen naar school) massificatie onderwijs langere leerplicht en
stijgende participatiegraad aan verschillende onderwijsniveaus
- Uitbouw kinderopvang en jeugdwerk (pedagogiseringsoffensief) + volwassenen komen in
beeld juiste info, inzichten, vaardigheden en houding bijbrengen bij “tekort/probleem”
Periode 2: bezorgdheid om jeugd (1850 – 1945)
- Industrialisatie (kloof arm/rijk) sociale kwestie (morele verloedering arbeidersklasse)
nadruk op opvoeding en preventie (basis jeugdwerk/zorg)
- Pedagogische paradox = opvoeden gebeurt in private sfeer maar heeft belangrijke publieke
en maatschappelijke functie: produceren van geïntegreerde burgers (oorzaak slecht
burgerschap bij opvoeding) overheid mag ingrijpen in opvoeding (nu = preventie)
Kinderbeschermingswet 1912 introductie 48 urenweek onderwijs en vrije tijd arbeidersklasse
afgescheiden periode tussen kind en volwassen = adolescentie (ontstaan jeugdland)
Conclusie: jeugdwerk en jeugdzorg aangestuurd vanuit bescherming en emancipatie jeugd
socialiseren tegenover zwakke groepen met eigen idealen, belangen en doelstellingen
Periode 3: differentiatie en discussie (1945 – 1975)
- Na oorlogse optimistische periode, ontwikkeling UVRM, verzorgingsstaat, vrijetijdsindustrie
- Jaren 50: niet bereikte, zich vervelende massajeugd nadruk op hersocialisering arbeiders
jeugdwerk per klasse (consumptiepatroon = moral panic) stijging criminaliteit
- Jaren 60: emancipatiegolf naar welvaartsstaat jeugdwerk interventiedomein overheid
- Jaren 70: economische crisis jeugd als voorbereiding volwassenheid (jeugd beschermd)
Opvoeding en heropvoeding centraal: aanpassen via resocialisatie en preventief ingrijpen op kind als
slachtoffer van slechte opvoeding (jeugdzorg)
,Ontstaan jeugdwelzijnswerk: jeugddiensten en jeugdraden (emancipatie en inspraak, jeugdwerk)
Evolutie jeugdwerk geen monopolie op vrije tijd door commerciële circuits, per klasse
organiseren, hersocialiseren ongeschoolde arbeid, inspraak en emancipatie op beleidsniveau
Evolutie jeugdzorg kinderbeschermingswet 1965 (criminaliteit stijgt), MOF, beschermen,
preventie, heropvoeden, liever ambulant maar plaatsingen stijgen
Periode 4: twijfel en herbezinning (1975 – 1990)
- Pessimistische kijk, vooruitgangsdenken botst op verzorgingsstaat
- Jongeren = verloren generatie tewerkstelling en vorming + welzijnsbenadering
(maatschappelijke kwetsbaarheid)
- Jeugdwerk voor specifieke thema’s en doelgroepen overheidssteun werkingen kansarme
jeugd (positief discriminerende interventies)
- Decentralisatie jeugdwerk = lokale jeugdwerkinitiatieven en differentiatie werksoorten
Decreet van 1985: uitbreiding en verbreding beschermingsgedachte mogelijkheid tot vrijwillige en
gedwongen maatregelen binnen jeugdzorg (focus naar jongere)
IVRK debat over kinderrechten op vlak van zelfstandigheid en zelfcontrole
Periode 5: the future is ours (1990 – nu)
- Stijgende armoedeproblematiek, stedelijke problematieken, opkomst superdiversiteit door
globaliserende samenleving individualistische insteek van de mens
- Jongeren als toekomst met rechten en plichten actief burgerschap + sociale activatie
- Jeugdzorg rechtspositie minderjarige en alternatieve afhandelingsvormen (participatie)
- Jeugdwerk focus individuele fouten en tekort sociaal kapitaal en overheidsinvestering op
projectwerk ipv welzijnsbenadering + decentralisatie, uitbouw beleid en experimenteel
Pijler 2 Europees competentiemodel voor jeugdwerk en jeugdzorg
Competenties = globaal systeem van waarden, attitudes, overtuigingen, vaardigheden en kennis dat
we op een succesvolle manier inzetten voor complexe situaties en taken (zelfvertrouwen, motivatie
en welbevinden zijn belangrijke voorwaarden om de eigen competenties waar te maken)
1. Individueel en collectief leren in verrijkende omgeving faciliteren dialoog en samenwerking
opzetten, ondersteunen in ontplooiing door gepaste methodieken (empowerment)
2. Programma’s opzetten groepen en contexten leren kennen, noden en realiteiten
tegemoetkomen, thema’s op de publieke agenda zetten
3. Resources organiseren en managen financieel management, kennis wetgeving, begrijpen
waarden van organisatie of team, inschatten impact project
4. Samenwerken in teams bijdragen aan teamwerk, professionele relaties onderhouden,
collega’s motiveren en ondersteunen, verantwoordelijkheid opnemen en meedraaien
5. Betekenisvol communiceren met anderen positieve relaties, constructief en empathisch
omgaan met emoties, persoonlijkheden en inspiratie/intuïtie
6. Interculturele competenties inzetten communicatie en samenwerking mogelijk maken
7. Netwerken en belangen behartigen partnerschappen tussen relevante actoren, sector
versterken, aandacht politiek veld en burgerschap
8. Evaluerende praktijken ontwikkelen en gepaste veranderingen implementeren ondersteunen
en empoweren van jongeren, omgeving en samenleving (collectieve acties, sociale verandering)
,Authentieke basishouding, intuïtie volgen, eigen referentiekader en aannames bevragen
authentieke relaties en interacties hebben impact op jongeren (betekenisvolle meerwaarde)
Pijler 3 kijken naar jeugdwerk en jeugdzorg – basisprincipes
Sector vs landschap
- Inspelen op wereld en samenleving ingebedde praktijken: komen tot stand door en geven
mee vorm aan maatschappelijke en politieke context
- Sociaal cultureel werk vs praktijken praktijken kunnen zich ook buiten formele sociaal
culturele sector ontwikkelen jeugdpraktijken bevinden zich op grens met andere
domeinen zoals onderwijs, welzijn, sport en samenlevingsopbouw
Categoriaal vs sectoraal werken
- Categoriaal: één specifieke doelgroep vs sectoraal: binnen sector of beleidsdomein
- Jeugdbeleid = categoriaal kinderen en jongeren + doorkruist sectorale beleidsdomeinen
- Jeugdbeleid = sectoraal jeugdwerk (inclusief met sport en cultuur met eigen minister,…)
- Jeugdzorg en jeugdhulp = kruispunt categoriaal jeugdbeleid en sector welzijn
Categoriale dimensie toegevoegd wanneer sectorale aanpak voor groep niet optimaal werkt
afzonderlijk categoriaal beleid vanwege specifieke noden jongeren evolueren naar integraal
jeugdbeleid? (zaken aftoetsen bij jongeren die deelnemen aan samenleving)
Hoe, wat en waarom?
- Opdeling jeugdwerk en jeugdzorg hoe en wat zijn relevant maar waarom duid op kern
organisatie wat willen ze bereiken? Waartoe dragen ze bij in de samenleving?
- Zoeken naar manier om mee vorm te geven aan democratische samenleving (belang
inspraak, participatie en emancipatie jongeren aangekaart) op 1 e plaats (hoe en wat)
- Manier waarop organisatie zichzelf vormgeven, welke methodieken ze hanteren op 2 e plaats
Hybride praktijken: schotten tussen domeinen doorbreken
- Jeugdpraktijken = actieve inzet met en voor jongeren rond thema of problematiek
- Vraag naar definiëren op tafel wanneer subsidie of ondersteuning nodig is (focus hoe en wat)
- Hybride praktijken = beleidsactoren zien deze als ontwikkelende praktijken, experimentele fase
omdat ze verschillende elementen combineren uit verschillende domeinen, werkvelden,…
- Bruggen bouwen tussen jeugdwerk en jeugdzorg ruimte voor hybriditeit en kruispunten
Handvatten bij het bestuderen van jeugdlandschap
Werkingsgebied: lokaal/gemeente, regionaal/provincie, Vlaams en federaal niveau hangen samen
door erkenning en subsidieringsmechanismen
Aard/niveau praktijken: mate direct contact met doelgroep eerstelijns (jongeren zelf), tweedelijns
(jeugdwerkers) en derdelijns (bovenbouworganisaties) vormen brug tussen overheid, beleid en 2 e lijn
Werksoorten, werkvormen en modules: informatie en participatie, culturele educatie, politiek,…
Functie van jeugdwerk of initiatieven: doelstelling en functie angst om als organisatie in functie
van andere beleidsdoelstellingen ingezet te worden
Doelgroep van jeugdwerkinitiatieven: wachtlijsten beperken, aanbod definiëren,…
, Pijler 4 positieve welzijnsbenadering vanuit diverse sociaal pedagogische theoretische kaders
Sociaal ontwikkelingsmodel
- Inzicht factoren die rol spelen bij ontstaan/ontwikkeling probleemgedrag jongeren
- Onderliggende (risico en beschermende) factoren in relatie tot ontwikkelingsfasen en
verschillende opvoedingsdomeinen waarin ze opgroeien beschermende factoren
beschermen in interactie met elkaar tegen risico’s bij jongeren
Voorwaarden voor gezonde ontwikkeling volgens het sociaal ontwikkelingsmodel
- Gezonde opvattingen en duidelijke normen: omgeving waarin volwassenen consequent
gezonde opvattingen en duidelijke normen voor gedrag naleven en uitdragen
- Bindingen: sterke band van belang om kans op ontstaan probleemgedrag te verkleinen
- Individuele karakteristieken: moeilijker te beïnvloeden (omgeving moet rekening houden)
- Kansen, vaardigheden en erkenningen: kansen aanbieden tot participatie (zinvolle bijdrage
leveren aan verbanden, verantwoordelijkheid), benodigde vaardigheden kunnen ontwikkelen
(optimaal gebruik maken van kansen en succesvol participeren) en erkenning/waardering
krijgen voor betrokkenheid en inzet
Positive youth development
- Overzicht voorwaarden om optimaal te ontwikkelen nadruk op mogelijkheden en kansen
om te ontwikkelen tot succesvolle volwassenen
- Holistische kijk op ontwikkeling en opgroeien aandacht aan alle aspecten van ontwikkeling
Optimale ontwikkeling vindt plaats in omgeving die competentieontwikkeling stimuleert en die jeugd
kansen biedt om deze vaardigheden te benutten en te generaliseren bevorderen van volgende:
- Fysieke en psychische veiligheid van kinderen
- Kansen voor betrokkenheid
- Positieve sociale normen
- Ontwikkeling van vaardigheden
Interventies en beschermende factoren die bij lijken te dragen aan positieve ontwikkeling en
vermindering van probleemgedrag interventies hebben gemeenschappelijke componenten
- Inzetten op competentieontwikkeling van jongeren op micro en meso systeem
- Inzetten op bevorderen persoonlijke effectiviteit (waar je goed in bent, energie krijgt)
- Beïnvloeden van duidelijke standaarden voor gedrag uitgedragen door micro systeem
- Inzetten op bevorderen van gezonde binding met volwassen, leeftijdsgenoten en kindjes
- Inzetten op bieden van kansen voor participatie en erkenning inzet en betrokkenheid
- Betrekken meerdere leefgebieden verhoogt mate van effectiviteit
Onderzoek naar interventies die op individueel niveau verandering brengen en interventies die zich
richten op het micro (gezin, school,…) en mesoniveau (verbanden tussen microsystemen)
pogingen om op systeemniveau veranderingen te brengen kunnen succesvol zijn rekening houden
met volgende beschermende factoren wanneer je zelf aan de slag gaat hiermee