SAMENVATTING MATERIEEL STRAFRECHT
Kelk & F. de Jong, Studieboek materieel strafrecht, Deventer: Kluwer 2019.
Waarborgen tegen meervoudige aansprakelijkstelling voor ‘hetzelfde feit’, in: J. de Hullu, Materieel
strafrecht, Deventer: Kluwer 2021, p. 503-542 (zie Canvas).
Rozemond, ‘Van hiv naar corona en van reële kans naar redelijke vrees’, BSb 2021/6.
ter Haar, ‘Grondslagen en grenzen van noodweer(exces)’, BSb 2020/4.
Verplichte jurisprudentie
HR 15 februari 1932, NJ 1932/289 (Oude Kijk in ’t Jatstraat)
HR 6 februari 1951, NJ 1951/475 (Inrijden op agent)
HR 12 september 1978, NJ 1979/60, m.nt. Th.W. van Veen (Letale longembolie)
HR 24 oktober 1978, NJ 1979/52, m.nt. Th.W. van Veen (Cito)
HR 23 december 1980, NJ 1981/534, m.nt. G.E. Mulder (Aortaperforatie)
HR 7 mei 1985, NJ 1985/821, m.nt. ‘t Hart (Haarlemse doodslag)
HR 8 september 1987, NJ 1988/612, m.nt. A.C. 't Hart (Grenswisselkantoor)
HR 8 december 1992, NJ 1993/321 (Met zand gevulde videodozen)
HR 25 juni 1996, NJ 1997/563, m.nt. A.C. 't Hart (Niet behandelde longinfectie)
HR 15 oktober 1996, NJ 1997/199, m.nt. A.C. 't Hart (Porsche)
HR 6 januari 1998, NJ 1998/367, m.nt. J. de Hullu (Pikmeer II)
HR 2 februari 1999, NJ 2000/174, m.nt. J. de Hullu (Meindert Tjoelker)
HR 25 maart 2003, NJ 2003/552 (HIV-besmetting I)
HR 27 mei 2003, NJ 2003/512 (Noodweerexces en illegaal vuurwapen)
HR 21 oktober 2003, NJ 2006/328, m.nt. P.A.M. Mevis (Drijfmest te Groote Keeten)
HR 1 juni 2004, NJ 2005/252, m.nt. G. Knigge (Blackout)
HR 16 november 2004, NJ 2007/467 (Vleesmes)
HR 12 april 2005, NJ 2005/364 (Causaal verband noodweerexces)
HR 28 maart 2006, NJ 2006/509, m.nt. Y. Buruma (Niet betaalde taxirit)
HR 13 juni 2006, NJ 2007/48, m.nt. Y. Buruma (Bloedvergiftiging)
HR 31 oktober 2006, NJ 2007/79, m.nt. N. Keijzer (Leestafel zooien)
HR 19 december 2006, NJ 2007/29 (Vrijwillige terugtred bij voltooide poging)
HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ0213 (Samir A.)
HR 13 maart 2007, NJ 2007/171 (Vrijwillige terugtred en zelfmelding)
HR 8 april 2008, NJ 2008/312, m.nt. N. Keijzer (Zware vaas)
HR 1 februari 2011, NJ 2011/394, m.nt. Buruma (Ne bis in idem)
HR 27 maart 2012, NJ 2012/301, m.nt. N.Keijzer (Injecteren HIV-besmet bloed)
HR 22 mei 2012, NJ 2012/488, m.nt. F.W. Bleichrodt (Roekeloosheid I)
HR 2 december 2014, NJ 2015/390, m.nt. P.A.M.Mevis (Medeplegen)
HR 1 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3430, NJ 2016,41, m.nt. P.A.M. Mevis (vuurwerkbom op
ME-bus)
HR 26 januari 2016, NJ 2016/154, m.nt. N. Rozemond (Aanval bij coffeeshop)
HR 22 maart 2016, NJ 2016/316, m.nt. N. Rozemond (Noodweer en noodweerexces)
HR 26 april 2016, NJ 2016/375 (Feitelijk leidinggevende)
HR 13 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2057 (Fysiek aandeel medeplegen)
HR 20 juni 2017, NJ 2019/111 m.nt. P.A.M. Mevis (Eendaadse samenloop en voortgezette
handeling)
HR 19 september 2017, NJ 2017/426, m.nt. N. Rozemond (Roekeloosheid II)
HR 14 november 2017, NJ 2018/133, m.nt. H.D Wolswijk (‘Chest bump’)
HR 20 februari 2018, NJ 2019/73, m.nt. P.A.M. Mevis (Nijmeegse scooterzaak)
HR 5 juni 2018, NJ 2018/472 (Gewaarschuwd mens telt voor twee)
HR 25 september 2018, NJ 2019/453, m.nt. H.D. Wolswijk (Sliding)
HR 9 februari 2021, NJ 2021/171, m.nt. P.A.M. Mevis (Coronaspuger)
HR 30 maart 2021, NJ 2021/228 (Bevrijdingspoging gedetineerde)
,Hoorcollege 1
Materieel vs formeel Sr
Het materiele Sr begint pas binnen concrete feiten die eerst moeten worden opgespoord, vervolgd en vanuit
tenlastelegging (formeel Sr) daarna pas de vragen van materieel Sr.
Materieelrechtelijk: een strafbaar feit
Legaliteitsbeginsel en art. 1 lid 1 Sr.
- Menselijke gedraging
- Onder geldige DO
- Wederrechtelijk en:
- Aan schuld te wijten
Moet altijd aan de 4 voorwaarden voldaan zijn. De volgorde is logisch en dwingend. Pas als aan alle 4 de
voorwaarden voldaan is rijst de vraag: (welke) straf?
1. Wat is precies aan bestanddelen opgenomen en ‘bedoeld’?
- Art. 300 lid 1: mishandeling (wat valt hier allemaal onder? tandarts?)
- Art. 294 lid 2: hulp bij zelfdoding (pillen verkopen via internet etc.?)
- HR-examendiefstal en HR belminuten/elektriciteitsarrest
2. Als dat zo is, betekent het nog niet dat hij strafrechtelijk aansprakelijk is
- Niet wederrechtelijk rechtvaardigingsgrond
- Niet aan schuld te wijten schulduitsluitingsgrond
De reikwijdte van Sr-aansprakelijkheid staat altijd ter discussie
Jurisprudentie en overheidsarresten zijn belangrijk!
4 voorbeelden:
Strafbaarheid van hulp bij zelfdoding (art. 294 lid 2 Sr). In strijd met art. 8 EVRM? Wat omvat het
precies?
Noodweer (uitbreiding strafuitsluitingsgronden). Mag een burger zich niet vaker tegen een aanval
kunnen verweren?
Veranderingen in de strafbaarheid: beweging naar voren
o Art. 46 Sr: voorbereiding misdrijf alles tegen terrorisme (art. 134a Sr)
o Meer voorbeelden in dit college
Discussie over zedendelicten criteria voor strafbaarstelling
o Opzet en schuld
Sanctiestelsel/samenloop (art. 55 Sr)
o Doodslag 2 personen of meerdere personen raakte? Meer straf?
Het legaliteitsbeginsel
Art. 1 Sr
1. Geen feit is strafbaar dan uit kracht van een daaraan voorafgaande wettelijke strafbepaling
2. Bij verandering in wetgeving worden de gunstigste bepalingen toegepast
3 dimensies
- Constitutionele dimensie recht tot het straffen voor staat
- Rechtsbeschermende dimensie grenzen voor rechtszekerheid en gelijkheid
- Generaal-preventieve dimensie rationele reactie
De doorwerking EU-recht in materieel strafrecht
- Ontwikkeling van ons Sr vindt plaats door nieuwe wetgeving en rechtspraak
- Een deel is afkomstig uit EU-recht
- Een deel van de rechtspraak is afkomstig van het Hof van justitie
EU en materieel Sr
De EU heeft een communautaire wetgevingsbevoegdheid op terrein als financiële sector, douane, landbouw en
zorg. Het kan bepaalde verboden opstellen. Sinds verdrag van Amsterdam in 1997 is er een bevoegdheid voor
de EU voor harmonisatie van materieel Sr EU-strafrecht. De ontwikkeling van NL sr wordt dus mede bepaald
door de EU.
,Doorwerking EU-recht
Het is een eigen rechtsorde waaraan we ons hebben verbonden:
- De EU bepaalt wat het recht is en wat het effect ervan is
- Unierecht kan rechtstreekse werking hebben
- Nationaal recht dat handelt over een onderwerp waarvoor tevens EU-wetgeving, moet conform die
wetgeving worden uitgelegd
Wat kan fout gaan?
- Te laat implementatie
- Wijze klopt niet de burger kan zich dan rechtstreeks beroepen, direct toepassen van de
richtlijnbepaling en nationaal recht blijft dan buiten toepassing
PROBLEEM 1 | Wederrechtelijkheid
Wederrechtelijk gedrag is gedrag dat in strijd is met het gehele objectieve recht dat in de samenleving geldt
(normen van behoren, maatschappelijke betamelijkheid, gebruik en gewoonte; alle geschreven en
ongeschreven verplichtingen). Er is een norm overschreden, normoverschrijdend karakter.
Van alle denkbare gedragingen in de samenleving is een deel wederrechtelijk, waarvan weer een deel strafbaar
is gesteld.
(1) Het strafrecht stelt selectief normschendingen strafbaar, niet alle wederrechtelijke gedragingen
zijn strafbaar.
(2) De schending van één norm wordt soms slecht partieel strafbaar gesteld, benoemde
vermogensdelicten bestrijken bijvoorbeeld niet het gehele scala aan mogelijk vormen van
onrechtmatige vermogensverrijking.
Legaliteitsbeginsel
De grens tussen strafbaar en niet strafbaar wederrechtelijk gedrag moet precies worden vastgesteld.
Analogische wetstoepassing zou kunnen leiden tot ontoelaatbare positieve wederrechtelijkheid > strafbaarheid
vanwege wederrechtelijkheid zonder dat er een wettelijk voorschrift op van toepassing is.
Wederrechtelijkheid is soms ook een bestanddeel, maar anders altijd een element:
- Wederrechtelijkheid als element - iedere delictsomschrijving is een omschrijving van een
wederrechtelijke gedraging. Het vervullen van de delictsomschrijving levert in ieder geval het vermoeden
van wederrechtelijkheid op.
- Wederrechtelijkheid als bestanddeel: in uitzonderingsgevallen wordt het letterlijk of als synoniem
opgenomen in de delictsomschrijving. Vaak wordt voor het woord wederrechtelijk gekozen, maar er zijn
ook andere termen:
o Synoniemen: ‘zonder daartoe gerechtigd te zijn’, ‘zonder toestemming’, etc. Ook kan het
besloten liggen in een ander bestanddeel: ‘mishandeling’, ‘ontuchtige’, ‘binnendringen’. Reden
hiervoor: het beperkt de delictsomschrijving. Gevallen worden terzijde geschoven die anders
onder de delictsomschrijving zouden vallen en waarvoor dat apert niet bedoeld is
Waarom soms een bestanddeel?
Door meer bestanddelen toe te voegen, hoe minder groot de reikwijdte wordt. Zo baken je alleen de
gedragingen af die je strafbaar wilt stellen.
VB is diefstal, als wederrechtelijk niet opgenomen was, dan zou op afspraak een goed wegnemen dus ook
strafbaar zijn.
Twee opvattingen over de betekenis van het bestanddeel wederrechtelijkheid
1. Eng wederrechtelijkheidsbegrip
Wederrechtelijkheid komt in de context van een bepaalde strafbepaling een tamelijk specifieke betekenis
toe, in overeenstemming met het doel en de strekking van de desbetreffende bepaling. De betekenis
wordt d.m.v. een teleologische interpretatiemethode uit de delictsomschrijving afgeleid.
Wordt ook wel facetwederrechtelijkheid genoemd – De wederrechtelijkheid vertegenwoordigd in een
bepaling slechts één facet.
2. Ruim wederrechtelijkheidsbegrip
Wederrechtelijk wordt geïnterpreteerd als in strijd met het objectieve recht. Het kan worden bewezen
zodra kan worden vastgesteld dat de gedraging van de verdachte in strijd is met het objectieve recht
(normen van behoren, betamelijkheid). Reikwijdte van strafbaarheid is groot. De interpretatie loopt
enigszins parallel aan wat in het privaatrecht onder ‘onrechtmatige daad’ moet worden verstaan (arrest
, Lindenbaum-Cohen; niet slechts in strijd met de wet, maar ook strijdig met de goede zeden of de
maatschappelijke betamelijkheid)
De invulling van het bestanddeel wederrechtelijkheid in de rechtsspraak bij verschillende soorten delicten:
Een ruime opvatting bij vermogensdelicten
De ruime opvatting wordt toegepast in gevallen waarin daders van vermogensdelicten wel degelijk over een
zeker eigen recht beschikken, maar gebruik maken van een methode die op zichzelf onbehoorlijk is, zodat over
de gehele gang van zaken rond het feitelijke gebeurde niet kan worden gezegd dat het de toets van het ‘recht in
de ruimste zin van het woord’ kan doorstaan.
Andere delicten waarbij een ruime opvatting wordt toegepast
Hierbij gaat het om zaken waarbij enig subjectief belang in het spel is dat door de verdachte op een andere, niet
strafbaar gestelde, manier had moeten worden behartigd.
- Vb. Bij een geval waar een man zijn ex-partner belaagde met veel telefoontjes met als doel contact met
zijn kinderen te onderhouden. De rechtbank was van oordeel dat niet aannemelijk was geworden dat de
gedragingen van verdachte enkel gericht waren op het onderhouden van contacten met zijn kinderen.
- De dader moet zonder eigen subjectief recht hebben gehandeld.
Delicten waarbij de enge opvatting wordt gebruikt
Bij bepaalde delicten wordt weldegelijk facetwederrechtelijkheid gebruikt, bijvoorbeeld als het op een beperkte
manier in het artikel wordt geformuleerd of als uit de wetgeschiedenis een beperkte interpretatie blijkt.
- Vb. art. 173b Sr – Uit wetsgeschiedenis blijkt dat wederrechtelijkheid hier wordt geïnterpreteerd als
‘zonder vergunning’.
Rechtvaardigingsgronden
Heersende opvatting: als de wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving is opgenomen moet het honoreren
van een rechtvaardigingsgrond in beginsel steeds leiden tot vrijspraak. De wederrechtelijkheid komt dan aan
het gedrag te ontvallen, wat betekend dat om die reden niet aan de ten laste gelegde delictsomschrijving wordt
voldaan (eerste vraag van art. 350 Sv). Alleen als de wederrechtelijkheid niet in enigerlei vorm in de
delictsomschrijving is opgenomen, leidt in deze opvatting een rechtvaardigingsgrond tot OVAR; ontslag van
alle rechtsvervolging.
Het ontbreken van wederrechtelijkheid
Uitgangspunt: het vervullen van de delictsomschrijving levert in ieder geval het vermoeden van
wederrechtelijkheid op. In de meeste gevallen is de wederrechtelijkheid niet expliciet in de delictsomschrijving
opgenomen als bestanddeel. Ondanks vervulling van de delictsomschrijving, kan echter toch de
wederrechtelijkheid ontbreken. Twee opvattingen over de vraag in welke gevallen het vermoeden van
wederrechtelijkheid (door vervulling van de delictsomschrijving) evt. kan worden opgeheven:
1. Leer van de formele wederrechtelijkheid
Iemand die de strafwet overtreedt handelt wederrechtelijk, tenzij de wet zelf de wederrechtelijkheid met
zoveel woorden opheft door middel van een rechtvaardigingsgrond of rechtvaardigende
strafuitsluitingsgrond.
Rechtvaardigingsgronden: noodtoestand noodweer ambtelijk bevel wettelijk voorschrift
Auteurs: de leer van formele wederrechtelijkheid schiet tekort omdat wederrechtelijkheid soms door
de feitelijke omstandigheden van het geval wordt weersproken.
2. Leer van materiële wederrechtelijkheid
Wanneer de wederrechtelijkheid van een daad ontbreekt op gronden die niet rechtstreeks door de
wetgever zijn voorzien. Er zijn een viertal in doctrine en rechtspraak beproefde manieren om tot het
oordeel te geraken dat de wederrechtelijkheid in materiële zin ontbreekt, zonder dat de formele wet
voorziet in een grond waarop de gedraging als gerechtvaardigd kan worden aangemerkt.
A. De leer van het ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid
Buitenwettelijke rechtvaardigingsgrond: ontbreken van de materiële wederrechtelijkheid. Hierop
kan slechts in zeer uitzondeerlijke gevallen een beroep worden gedaan. Uitganspunt: door de
wet te overtreden, wordt de norm die daaraan ten grondslag ligt juist vervuld (Veearts-arrest).
Hierbij moet:
Als met een redelijk middel(en) een redelijk doel is nagestreefd.
Het doel moet een evident voordeel voor de rechtsorde betekenen, of zelfs
kans heeft door de wetgever te worden erkend.
Er wordt een belang beschermd dat in het verlengde ligt van het belang dat door de wet wordt
beschermd.
Het middel is onmisbaar en niet vervangbaar door een ander middel (subsidiariteitsbeginsel)