DIDACTISCHE VORMING 3
HOOFDSTUK 1: DIFFERENTIATIE
Wat is differentiatie?
LEERSTOFJAARKLASSENSYSTEEM:
Groep leerlingen die allemaal ongeveer dezelfde leeftijd (geboortejaar) hebben en waarmee eenzelfde
programma (leerinhoud) wordt afgewerkt. → vaak afgestemd op ‘de gemiddelde leerling’
MAAR er zijn veel onderlinge verschillen tussen kinderen!
Alle leerlingen zijn gelijkwaardig, maar niet gelijkaardig! → er is niets zo ongelijk dan iedereen gelijk
behandelen.
Je kan leerlingen duidelijk maken waarom een bepaalde leerling een andere aanpak krijgt en ook nodig heeft.
Zorg ervoor dat je iedereen maximale kansen tot ontplooiing kan bieden.
➔ DIFFERENTIËREN
VERSCHILLENDE VORMEN
Interne differentiatie of binnenklasdifferentiatie:
• Alle initiatieven die je neemt om in de klas te werken aan differentiatie, zoveel mogelijk in het
klaslokaal blijven
• Veel belang aan individualisering en verbondenheid veel meer effect dan leerlingen uit de klas te
halen
Externe differentiatie:
• Gaat over hoe de school zich organiseert op schoolniveau om met verschillen om te gaan
• Bv: leerstofjaarklassensysteem, leeftijdsoverschrijdende groepen per niveau
Als leerkracht moeten we ervoor zorgen dat leerlingen het normaal vinden dat iedereen verschillend is en dat
sommige leerlingen extra begeleiding nodig hebben. Leerlingen mogen het oké vinden dat ze extra zorg nodig
hebben. De manier waarop de leerkracht er mee omgaat heeft een grote invloed.
Het onderwijs op maat van de individuele leerlingen snijden en maximale kansen tot ontplooiing bieden:
= INDIVIDUALISEREN
= DIFFERENTIËREN
Differentiatie is geen techniek maar een VISIE !
• De mate waarin diversiteit binnen een klas een meerwaarde wordt, hangt voor een groot deel af van
de houding van de leraar
• Differentiëren vanuit deze grondhouding:
o Breed observeren
o Verschillen aanvaarden
o Verschillen zien als meerwaarde
,Binnenklasdifferentiatie
Binnenklasdifferentiatie is het proactief, positief en planmatig omgaan met verschillen tussen leerlingen
(interesses, leerstatus en leerprofiel) in de klas met het oog op het grootst mogelijke leerrendement voor elke
leerling in functie van motivatie, leerwinst en leerefficiëntie.
Proactief = anticiperen op de mogelijkheden van de leerlingen in de klas, eerder dan reactief, toevallig
of negatief te reageren.
Positief = verschillen als meerwaarde voor leerlingen, als troef en niet als probleem dat opgelost dient
te worden als het wordt vastgesteld. Diversiteit als rijkdom.
Planmatig = bewust plannen van de aanpak, zodat het niet afhankelijk wordt van toevalstreffers die
bepaalde leerlingen ervaren.
HET BKD-LEER-KRACHT MODEL
= het binnenklasdifferentiatie-leer-kracht-model
Principe 1 – Groeigericht denken
Carol Dweck: mensen hebben een opvatting (mindset) over de mate waarin persoonlijke eigenschappen,
intelligentie kan ontwikkelen.
FIXED mindset: deze eigenschappen zijn van nature uit gegeven, sommigen kunnen het, anderen niet
• hebben vaak het gevoel dat ze zich moeten bewijzen.
• feedback voelt bedreigend aan.
• gaan soms uitdagingen uit de weg.
GROWTH mindset: iedereen kan leren! Succes is afhankelijk van inzet en inspanningen. Je kan je prestaties op
welk gebied dan ook verbeteren door er (nog meer) moeite voor te doen, te oefenen.
• zien fouten niet als falen, maar als leerkans.
• feedback wordt gezien als een middel om te groeien.
• gaan sneller uitdagingen aan.
Geef feedback op de inzet en op het doorzettingsvermogen van de kinderen en minder feedback op de
prestatie.
Leerkrachten met een ‘growth mindset’ bereiken meer met hun leerlingen!
= geloven in de groeikracht van kinderen
, Principe 2 – Ethisch kompas
= datgene dat het professionele denken en handelen van de leerkracht in de klas bepaalt.
Leerlingen = magnetisch noorden!
Andere windrichtingen (handboeken, leerplannen, inspectie, directie, …): oriënterend
Je moet zelf zorgen voor wat leerlingen nodig hebben om te leren, je leerlingen zijn jouw ethisch kompas.
___________________________________________________________________________________________
Principe 1 – Verschillen in interesse
Waarom wil ik (niet) leren? – leermotivatie.
Hierbij krijgen de leerlingen de kans om op basis van interesses een bepaalde opdracht, inhoud … te kiezen.
Door rekening te houden met verschillen wordt er meer leerpotentieel aangesproken. Je wakkert de leerlingen
hun enthousiasme aan door in te spelen op hun interesses. Welke activiteiten of onderwerpen stimuleren de
betrokkenheid van de leerlingen? Hoe vindt ik aansluiting tussen de thema’s en inhouden met de leefwereld en
interesses van de leerlingen.
Principe 2 – Verschillen in leerstatus
Wat kan ik leren? – leerwinst
Verschillen in leren uiten zich vooral op cognitief vlak: denken, kennen, begrijpen.
→ kan je verklaren door voorkennis van de leerling, capaciteiten, aanleg, talenten of ervaringen.
Leerlingen moeten voldoende worden uitgedaagd en moeten voldoende ondersteuning krijgen waar nodig.
We spreken van leerSTATUS en niet van leerniveau. Een leerniveau staat vast, maar leerlingen kunnen steeds
groeien, daarom spreken we van leerstatus. Deze kan elke dag veranderen voor elke leerling.
Principe 3 – Verschillen in leerprofiel
Hoe leer ik? – leerefficiëntie
= de manier waarop er geleerd wordt
Kan betrekking hebben op voorkeuren, ervaringen, opvattingen en verwachtingen.
Aanbieden van een variatie aan leeractiviteiten zodat leerlingen kunnen proeven van verschillende
leerstrategieën, anderzijds rekening houden met verschillen in leerprofielen (snelle werkers, samenwerken, …)
zodat de leerlingen op een efficiënte manier kunnen werken aan een opdracht.