Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Cultuur- en mediatheorie (UA_1101PSWCMT) (16/20 gehaald) €6,49
Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Cultuur- en mediatheorie (UA_1101PSWCMT) (16/20 gehaald)

1 vérifier
 160 vues  12 fois vendu

Samenvatting van de slides en notities bij de hoorcolleges van het vak Cultuur- en mediatheorie gegeven door Gert Verschraegen en Walter Weyns. Dit document is geen samenvatting van de volledige syllabus, aangezien de professoren zelf stelden dat deze stilaan verouderd is en toe is aan een upda...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 40  pages

  • 22 juin 2022
  • 40
  • 2021/2022
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (1)

1  vérifier

review-writer-avatar

Par: alexiakempenaers • 1 année de cela

avatar-seller
maitedeleebeeck
Samenvatting Cultuur- en mediatheorie 2021-2022



Hoofdstuk 1: Inleiding: enkele afbakeningen en
bepalingen
Cultuur = manier waarop mensen orde scheppen in de wereld m.b.v. verscheidene hulpmiddelen
 verschillende opvattingen over, visies op dit begrip

Cultiveren = grenzen trekken om in ordelijke wereld te kunnen leven


1.1 Cultuur als domein of dimensie

Cultuur als domein: cultuur = cultuursector = geheel van activiteiten en bezigheden
 vb. musea, hoger onderwijs, kunst, bioscoopzalen, theaters…

Cultuur als dimensie: cultuur = aangeleerd gedrag, aangeleerde denkwijzen en manier van voelen
 ‘onze manier van denken, handelen en voelen is voor minstens een deel aangeleerd’


1.2 Cultuur als geheel van betekenissen – ‘nomisering’

Cultuur als geheel van betekenissen: cultuur = alle hulpmiddelen waarmee de mens wereld ordent
 meest algemene begrip van cultuur
 wereld waarin we geworpen zijn is van nature niet ordelijk; mens heeft de opdracht orde te
creëren, is ‘gedoemd’ cultuur te maken

Nomisering < nomos = naam / norm
= dingen benoemen, naam geven / normen, gedragsregels bepalen
 namen en normen zijn enigszins aan elkaar verwant
 vb. Bosjesmannen trekken rond en steken stok in de grond waar ze zich tijdelijk vestigen, stok
vormt dan het centrum van hun wereld op dat moment (~ nomiseren in meest zuivere zin)


1.3 Cultuur als tweede natuur (A. Gehlen)

Gehlen knoopt cultuur vast aan aantal biologische inzichten
- Vroeggeboorte: mensen kunnen bij geboorte niets en hebben ondersteuning nodig,
anatomisch zijn we dan nog weinig ontwikkeld ( ‘te vroeg geboren’)
 vb. handen kunnen héél veel, maar hebben geen uitmuntende activiteit; mens is anatomisch

heel open, onbepaald (vs. vis met schubben, paard met hoeven, vogel met bek…)
 mens is een ‘Mängelwesen’ (= gebrekkig) gekenmerkt door instabiliteit en onzekerheid
 neotenie = behoud van juveniele kenmerken bij volwassen exemplaren
 mens blijft lijken op jongere soortgenoten, kan zo innovatief blijven ondanks veroudering


- Instinctarmoede en weltoffenheit (‘open wereld’)
 instinct bepaalt hoe je je zal gedragen als je getriggerd wordt
 bij mensen is zo goed als alles aangeleerd en is instinct dus beperkt

1

,Samenvatting Cultuur- en mediatheorie 2021-2022


 maakt mens opener, maar daardoor ook nood aan instinctvervangende hulpmiddelen
 dieren reageren meteen o.b.v. hun instinct, mens denkt eerst na en weegt af (= trager)

- Instituties = hulpmiddelen om te kunnen nadenken, ingesleten/aangeleerde gedragspatronen
die aangeven hoe je binnen bepaalde cultuur moet reageren
= ‘tweede natuur’ van de mens
= levensbelangrijke instinctvervangend gedragspatroon
 vb. taal, onderwijs, religie, het huwelijk…
 hebben allemaal historische oorsprong en levensbelangrijke functies
 geven de mens stabiliteit die biologische constitutie hem niet kon geven
 hebben achtergrondfunctie = leggen gedrag op zodat individu er niet over moet nadenken
en lossen zo handelingsproblemen op nog voor mens ermee geconfronteerd wordt
 Urmensch und Spätkultur:
 institutionele vervaging = desinstitutionalisering = mens is tegenwoordig heel kritisch
voor instituties waardoor ze nog amper houvast geven
 zorgt voor grote mate van subjectivering = ‘iedereen heeft recht op eigen mening’
 instituties verliezen achtergrondfunctie; je moet terug meer zelf oplossen, denken
 zorgt voor meer vrijheid, maar ook meer onzekerheid
 mens uit Spätkultur lijkt weer op Urmensch, beiden worden geplaagd door onrust en
onzekerheid en moeten opnieuw opzoek naar iets dat houvast biedt (vb. technologie?)


1.4 Cultuuranalyse: zin, tekens en praktijken

Als cultuur vooral gaat over betekenissen, nomisering en je wil cultuur analyseren, dan moet je eerst
nagaan hoe de mens orde schept, opbouwt
 3 benaderingswijzen:
1. Verstehende benadering
 benadering waarbij het vatten van ‘zin’ centraal staat
 Dilthey, Rickert en Weber

2. Semiotiek
 benadering waarbij hulpmiddelen (tekens) waarmee mens betekenis geeft centraal staan
 Saussure en Peirce
3. Analyse van praktijken
 benadering waarbij sociale context, geheel van praktijken waarbinnen cultuur zich
voordoet centraal staat
a. Veldanalyse – Bourdieu
b. Cultural Studies – Stuart Hall e.a.
c. Kritische theorie – Adorno over de cultuurindustrie

‘We creëren orde, die orde valt in elkaar, we ordenen opnieuw, we vallen zelf in elkaar’
 geen enkele culturele orde zal eeuwig blijven bestaan




2

,Samenvatting Cultuur- en mediatheorie 2021-2022




1.4 Aspecten van cultuur

Iedere culturele uiting bevat volgende aspecten:
- Cognitief = mate waarin cultureel element iets van kennis bevat
- Expressief = mate waarin cultureel element emoties of gevoelens uitdrukt
 culturele uiting komt tot stand doordat de mens zich uitdrukt
- Normatief = mate waarin cultureel element bepaalde handelingswijze voorschrijft
 er zijn gedragsnormen, rechten aan verbonden
- Evaluatief = mate waarin cultureel element een waardering inhoudt
 culturele uiting drukt waarden, streefdoelen, ideeën uit

Taal omvat naast bovenstaande 4 aspecten nog een 5 de aspect
 constitutief = roept iets in het leven, doet iets ontstaan wat er voordien niet was
 constitueert betekenisveld waarbinnen alle andere culturele elementen werkzaam kunnen zijn
 het is moeilijk voor creaties om echt te bestaan als er geen woord voor is
 vb. theater: men creëert d.m.v. taal tijdelijk een wereld waarvan je even gelooft dat hij echt is
 Genesis: ‘God zei: daar zij licht en daar werd licht’ = God schiep de wereld dankzij het woord
Evangelie: ‘in den beginne was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God’
= logocentrisme = woord, taal staat centraal en daaruit komt alles voort
! logocentrisme staat vandaag de dag onder druk, omdat beeldcultuur steeds dominanter wordt
 vb. ceci n’est pas une pipe

Voorbeelden van culturele elementen met:
- Hoog cognitief gehalte: wetenschap, technische kennis
- Hoog expressief gehalte: poëzie, muziek, erotiek, beeldende kunsten
- Hoog normatief gehalte: rituelen, zeden en gewoonten, recht
- Hoog evaluatief gehalte: moraal, waarden

! als normen en waarden in samenleving veranderen, verandert ook de kijk op culturele uitingen
 vb. schilderij verwijderd uit galerij, omdat het vrouwelijk lichaam als ‘passief-decoratief’ toont



Hoofdstuk 2: Cultuur - connotaties van een begrip
Het begrip ‘cultuur’ is een combinatie van oude overblijfselen en nieuwere aanvullingen
 in dit hoofdstuk: verkenning van ontstaan en evolutie van de term ‘cultuur’

Voor de ene is cultuur ‘het van het’, voor de andere is het slechts iets dat misbruikt wordt om zich
boven anderen te stellen
- Arnold: ‘cultuur is het beste wat de mens gemaakt en gedacht heeft’
 cultuur is streven naar volmaken van de mensheid, verbeteren van de menselijke soort
 als je mensheid hoger wil tillen, moet je ze blijven voeden met cultuur; anders ontstaat
anarchie (= grondeloosheid, geen houvast hebben, steunpunt missen)
- Read associeert cultuur met het snobisme dat er vaak aan vasthangt, met gegoede burgers die
hun positie, macht proberen vergulden door leven te vullen met kunst




3

, Samenvatting Cultuur- en mediatheorie 2021-2022


2.1 Griekse notie van ‘paideia’

Notie van cultuur als ‘de subtiele uitingen van de menselijke geest’ gaat terug tot Griekse beschaving
 oorsprong van het begrip ‘cultuur’ heeft daar een dubbele wortel:
1. Onderscheid van Sofisten tussen
a. Physis = wetmatigheden van de natuur die onafhankelijk zijn van de mens
b. Nomos = cultuur = wereld van menselijke conventies, zeden en gewoontes
 in traditionele Griekse samenleving gaven mythen zin aan het leven, werd er geen
onderscheid gemaakt tussen physis en nomos
 onderscheiden van beide had dubbel gevolg:
o Emancipatie, bevrijding: mensen konden zelf hun leven gaan inrichten
o Relativisme en nihilisme: orde is voorlopig en herzienbaar, dus niet absoluut
 Protagoras: ‘de mens is de maat van alle dingen’; dus al wat cultureel is, had ook
anders kunnen zijn
 Sofisten trokken als leraars van stad naar stad en pasten zich steeds aan stadscultuur aan

2. Ideeënleer van Plato
 verzet zich tegen relativisme van de Sofisten en wil mensen terug het besef geven van
absolute norm, terugbrengen naar waarden die al in zijn natuur zitten verankerd
 ‘mens is niet de maat van alle dingen, maar moet zich richten naar een maat en die
nastreven’, ‘mens moet zijn maat niet uitvinden, maar ontdekken’
 d.m.v. anamnese = 'zich herinneren' van de vormen of ideeën der ideeënwereld
= vorm die echte kennis in zichtbare werkelijkheid aanneemt
 werkelijkheid die we zien is maar een schijnwerkelijkheid, herinnering aan ideeën
= allegorie van de grot: ‘we zien rondom ons beelden van de echte dingen
 cultuur = streven naar volmaking, naar de hoogste waarden (het goede, schone en ware)
= geheel van vooraf gegeven, onaantastbare en eeuwige vormen of ideeën

Paideia = vorming =
 volgens Sofisten: leren denken, overtuigend spreken en aanpassen in culturen
 volgens Plato: kennis nemen van ‘de juiste vormen’, van ware kennis en ideeën herkennen


2.2 Cultura

In Romeinse cultuur werd paideia vertaald naar cultura, maar dit begrip had een andere oorsprong
 cultura < landbouw, cultiveren van stuk land
 vorming = bewerken van de menselijke geest
 in opvoeding moet je bijsturen, je moet mens voeden net zoals je de bodem van je land voedt




4

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maitedeleebeeck. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

53068 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49  12x  vendu
  • (1)
Ajouter au panier
Ajouté