Theoretische orthopedagogiek
Hoofdstuk 1: Geschiedenis
orthopedagogiek
1.1 Naam
Term ‘orthopedagogiek’ voor het eerst in 1949.
Daarvoor:
• Heilopvoedkunde
o ‘genezen’
o Maar na de oorlog was ‘heil’ geen goede term meer
• Pedologie
o Wetenschap van het kind
o Multidisciplinair met een arts aan het hoofd → moeilijk want we willen afzetten
tegen medische
• Orthopedagogiek
o Ortho = moeilijke/scheve situatie rechtzetten
o In VS bestond orthopsychiatrie al
1.1.1 Connotaties
• Heilopvoedkunde → ‘genezen’ → nu klinische orthopedagogiek
• Speciale pedagogiek
o Orthopedagogiek van de deeldoelgroepen
o = bijzondere orthopedagogiek
o Specialisering, zeer doelgroepgericht
• Orthopedagogiek: gaat weg van het enge, medische
1.2 Definitie
Klassieke oude definitie:
• Methodisch: evidence based, methoden waarvan we weten dat ze werken
• Doelgericht: werken naar lange en korte termijn doelen, handelingsplanning
• Zinvol: doelen moeten verbetering nastreven
• Handelen: al doende met mensen in overleg
• Moeilijke opvoedingssituaties: leefsituaties, complexe situaties
1.3 Differentiatie
• Organisatorische orthopedagogiek
o Organiseren en aansturen van het beleid
• Theoretische orthopedagogiek
o Verdiepen zich in theorieën
o Er bestaan niet veel theoretische orthopedagogen omdat OP een
handelingswetenschap is
Theoretische orthopedagogiek 1
, • Bijzondere orthopedagogiek
o Deelpedagogiek: ontwikkelen van methodieken voor specifieke doelgroepen
o Aangestuurd vanuit Angelsaksische traditie
1.4 In Vlaanderen: Gent
• Nyssen Rene (1934 – 1945)
o Psychiater
o Schreef een boek over heilpedagogiek in oorlogsjaren, zijn boek leerde hoe men om
moet gaan met kinderen/jongeren met een beperking
o Tegen de psychoanalyse
• De Busscher Jacques (1946 – 1966)
o Arts-psychiater (psychoanalyst)
o Vooral thuis in begeleiden van volwassenen
• Wens Maria (1970 – 1985)
o Pedagoog, leerkracht
o Eerste echte orthopedagoge in Gent
o Assistent van De Busscher
• Broekaert Eric (1985 – 2016)
o Belangrijke orthopedagoog voor de vakgroep
o Veel werk rond therapeutische gemeenschappen
→ bij iedereen: belang van pedagogische klimaat/milieu. Allemaal verbonden met orthopedagogisch
centrum De Nieuwe Vaart (nu: MFC en school voor buitengewoon onderwijs). De vakgroep is vanuit
dit centrum en de psychiatrie gegroeid.
(op examen bv. de namen in volgorde kunnen zetten, jaartallen niet kennen)
1.5 Stromingen
1.5.1 Nederlandstalig
• Fenomenologisch
o Langeveld, Lubbers, Utrechtse school
o Proberen doorgronden van uitingsvormen, verstehen, waarom vertonen kinderen
probleemgedrag?
• Het medische voorbij
o Vliegenthart: ‘kinderen die anders in de wereld staan’
o Van Gelder: ‘de pedagogische situatie van het kind’
o Nemen afstand van het medische en kijken naar pedagogische situatie: kind,
opvoeder en context + spanningen daartussen
• Handelen en dialoog
o Ter Horst: ‘orthopedagogische grondvormen van dialoog’
▪ Voorloper van recovery beweging
o Kok: ‘de studie van het handelen zelf’
▪ het gaat niet over gestoorde kinderen, maar over de vragen en noden die
deze kinderen naar ons signaleren en hoe wij ons als orthopedagoog kunnen
aanpassen aan deze nood.
• Kritisch
o Van Gennep
Theoretische orthopedagogiek 2
, o Van Hove: AAIDD, een beperking is geen individueel kenmerk maar bevindt zich in de
interactie tussen een individu en de omgeving = sociaal ecologisch model
o Kritisch kijken naar de samenleving: probleem ontstaat niet in de persoon zelf, maar
in bredere sociale structuren, kritisch tov burgerschap: waarom krijgen deze mensen
minder kansen dan ‘normale’ mensen
• Positivistisch
o Rispens, Dumont, Van der Ploeg
o Empirische kijk, meten, observeren → empirische wending: van kwalitatief naar
meer kwantitatief
• Integratief
o Broekaert: probeerde verschillende kaders tot 1 geheel te brengen, complementair
naast elkaar inzetten van de kaders
1.5.2 Duitstalige gebieden
• Heilpädagogik
• Sonderpädagogik
o Focus op onderwijs en specifieke methodieken
• Religieus
o Bob, Hanselman, Montalta
o Beginselpedagogen die begonnen vanuit (religieuze) beginselen
o 2 stromingen: katholiek en protestants
• Existentieel
o Moor: verzette zich tegen het medische. We moeten mensen ondersteunen om
zichzelf te worden en het beste in zichzelf naar boven te halen
• Minimaliserend
o Bleidick: vooral geïnteresseerd in de gevolgen van de beperking in het opvoeden en
onderwijs (niet focus op de beperking, maar wel op de gevolgen), hoe kunnen we
ondersteunen?
• Relationeel
o Kobi
• Kritisch
o Janzzen
1.5.3 Andere gebieden
Orthopedagogiek is een term die niet vertaald kan worden. Niemand weet wat we doen en we
krijgen het ook niet uitgelegd. Er zijn in andere gebieden gelijkaardige stromingen:
• Rusland: defectologie (= wetenschap van de defecten)
• Hongarije: conductieve pedagogiek
• Frankrijk: education specialisé
• Engeland-USA: special education, special need studies
• Zuid-Afrika: genees pedagogiek, orthopedagogiek
• Canada: orthopedagogie
Theoretische orthopedagogiek 3
, 1.6 Organisatorische orthopedagogiek
1.6.1 Ideologie
• Caritatief
o Menslievend, we moeten mensen helpen
o Het waren vaak de orden (bv. broeders en zusters van liefde) die vanuit een
caritasgedachte mensen met een beperking opvingen
• Kritisch
o Men begon kritisch te kijken naar maatschappelijke structuren/systemen: moeten
we de normen van de maatschappij veranderen zodat mensen met een beperking
minder obstakels ondervinden?
• Neoliberaal
o Professionalisering, management-denken
o Vanuit het verzekeringswezen uit de VS
▪ Mogelijke risico’s zo veel mogelijk indekken
o Verantwoordelijkheid ligt bij persoon zelf en zijn netwerk
o Persoonsvolgende financiering i.p.v. financiering van de voorzieningen
▪ Zo kunnen personen ook op de private markt zorg gaan kopen
▪ Voorzieningen moeten zich anders gaan organiseren
• Je moet het als voorziening opnemen tegen concurrenten
• Globalistisch
o Waar men vroeger aandacht schonk aan het verkleinen van de zorg en het afstappen
van grote voorzieningen, zien we de laatste jaren opnieuw fusies ontstaan. De kleine
voorzieningen hebben het moeilijk om (financieel) te overleven en gaan een groter
geheel vormen.
1.6.2 Modellen
Doorheen de geschiedenis ontwikkelden zich verschillende visies op managementstructuren:
• Hiërarchisch: piramidaal
o 1 persoon die alles bepaalt
o Bv. moeder overste in religieuze instellingen of de directie in vrijzinnige instellingen
• Democratisch: klaverblad en cirkel
o Op gelijke hoogte overleggen in een ‘cirkel’
o Verschillende zaken die als een klaverblad aan mekaar hangen?
• Cybernetisch: functioneel hiërarchisch
o Modellen met klassieke organogrammen en functionele gehelen waarin
verantwoordelijkheden verdeeld worden. Personen zijn bevoegd voor bepaalde
functies, maar iedereen heeft inspraak
• Intergratief: co-operatief
• Kwalitatief
o Kwaliteitsbeleid
o Kwaliteitshandboek met procedures voor bepaalde situaties
Theoretische orthopedagogiek 4