Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
150 Oefenvragen Hersenen en Gedrag €4,48
Ajouter au panier

Examen

150 Oefenvragen Hersenen en Gedrag

2 revues
 356 vues  26 fois vendu
  • Cours
  • Établissement
  • Book

Dit document bevat 150 oefenvragen voor het vak Hersenen en Gedrag, gegeven op Tilburg University. De oefenvragen zijn gebaseerd op oude tentamens. Deze oefenvragen zullen je dus goed voorbereiden op het tentamen. Alvast succes met het tentamen!

Aperçu 3 sur 24  pages

  • 28 juin 2022
  • 24
  • 2021/2022
  • Examen
  • Questions et réponses

2  revues

review-writer-avatar

Par: FrancisRaats • 9 mois de cela

review-writer-avatar

Par: melmasaoudi03 • 1 année de cela

avatar-seller
150 oefenvragen Hersenen en Gedrag

1. De ziekte multiple sclerose wordt gekenmerkt door een verstoorde zenuwgeleiding. Dit is
het gevolg van:
A) Afbraak van de celmembraan in de knopen van Ranvier, waardoor een
sprongsgewijze verstoring van de impulsgeleiding langs het axon ontstaat.
B) Afbraak van de myelineschede, waardoor de spronggeleiding (saltatoire geleiding),
langs het axon wordt verstoord.
C) Afbraak van receptoren in het perifere zenuwstelsel waardoor de chemische
transmissie in zintuigen en spieren verstoord is.
D) Afbraak van voltage-gevoelige ionenkanalen, waardoor de lontgeleiding langs het
axon steeds trager wordt.

2. Temporele en spatiële summatie
A) Worden alleen gevonden in het brein, niet in het ruggenmerg
B) Zijn afhankelijk van een combinatie van visuele en auditieve stimulatie
C) Kunnen allebei leiden tot een actiepotentiaal
D) Hebben betrekking op de terug-opname van transmitterstof in de presynaptische
zenuwcel

3. De plek waar het eindknopje met een ander neuron communiceert heet de ___1___.
Communicatie vindt plaats door middel van de afgifte van ___2___.
A) 1. Eindplaat; 2. Hormonen
B) 1. Synaps; 2; Hormonen
C) 1. Eindplaat; 2. Neurotransmitter
D) 1. Synaps; 2. Neurotransmitters

4. Stel je voor een bepaald neuron de minimum hoeveelheid transmitterstof die kan worden
afgescheiden 1000 moleculen is. Wat is dan de op één na kleinste hoeveelheid?
A) 1001 moleculen
B) 1500 moleculen
C) 2000 moleculen
D) 10000 moleculen

5. De binding van GABA-A receptoren resulteert in ___ van de postsynaptische membraan.
A) Depolarisatie
B) Hyperpolarisatie
C) Polarisatie
D) Repolarisatie

6. Excitatoire synapsen bevinden zich met name aan ___1___; inhibitoire synapsen bevinden
zich met name aan ___2___.
A) 1. Het axon; 2. De dendrieten
B) 1. De dendrieten; 2. Het axon
C) 1. De dendrieten; 2. Het cellichaam (“soma”)
D) 1. Het cellichaam (“soma”); 2. De dendrieten

7. Habituatie van de kiew-respons in de zeeslak (Aplysia) is gerelateerd aan
A) Een afname van e calcium influx aan de presynaptische cel
B) Een toename van de calcium influx aan de presynaptische cel

, C) Een afname van de calcium efflux aan de presynaptische cel
D) Een toename van de calcium efflux aan de presynaptische cel

8. Welke van de volgende gebieden heeft GEEN bloed-hersenbarriere?
A) De nucleus ruber
B) De area postrema
C) De formatio reticularis
D) De zona fasciculata

9. Het verschijnel dat men steeds meer van een farmacologisch werkzame stof moet innemen
om hetzelfde effect te verkrijgen heet
A) Habituatie
B) Sensitatie
C) Tolerantie
D) Long-term-potentiation

10. Welke neurotransmitters komen het meeste voor in de hersenen?
A) De gassen, bijv. stikstofoxide (NO) en koolstofmono-oxide (CO)
B) De aminozuren, bijv. glutamaat en GABA
C) De Monoamines, bijv. noradrenaline, dopamine, serotonine
D) De neuropeptiden, bijv. oxytocine en vasopressine

11. De werking van antidepressiva is gebaseerd op
A) Verhoging van het dopamine-gehalte in de synaps
B) Verhoging van het serotonine-gehalte in de synaps
C) Verlaging van het dopamine-gehalte in de synaps
D) Verlaging van het serotonine-gehalte in de synaps

12. Welke kern in de basale ganglia wordt in verband gebracht met verslaving?
A) Nucleus caudatus
B) Nucleus subthalamicus
C) Globus pallidus
D) Nucleus accumbens

13. Het electro-encephalogram (EEG) laat een golfpatroon zien van grote (hoge amplitude),
langzame (lage frequentie) golven. In welke bewustzijnstoestand verkeert de persoon
waarschijnlijk?
A) Alert wakker
B) Diepe slaap
C) In de overgang van waken naar slapen
D) Relaxed wakker

14. De Positron Emission Tomography (PET) is een techniek waarmee
A) Door middel van een magnetisch veld een schatting kan worden verkregen van de
activiteit van de hersenen
B) Beschadigingen van de grijze en witte stof kunnen worden vastgesteld
C) Zowel elektrische als magnetische bronnen van hersenactiviteit kunnen worden
bepaald
D) Door middel van een radioactieve tracer chemische processen in kaart kunnen
worden gebracht

, 15. Welk voordeel kent de event-related potential techniek ten opzichte van de functional
magnetic resonance imaging (fMRI)-techniek
A) Het heeft een hogere spatiële resolutie
B) Het heeft een hogere temporele resolutie
C) De mening is invasief
D) Er treedt minder radioactieve straling op

16. De directe voorlopers van interneuronen noemt men ___1___; de directe voorlopers van
astrocyten noemt men ___2___.
A) 1. Neuroblast; 2. Glioblast
B) 1. Neuroblast; 2. Oligodendroglia
C) 1. Glioblast; 2. Neuroblast
D) 1. Oligodedroglio; 2. Glioblast

17. Wanneer is de myelinisatie van corticale gebieden ongeveer compleet?
A) Ongeveer 3 maanden na de conceptie
B) Bij de geboorte
C) Op ongeveer 2-arige leeftijd (sensomotorisch stadium)
D) Op ongeveer 20-jarige leeftijd

18. De migratie van zenuwcellen naar de cortex vindt plaats langs
A) De laterale ventrikels
B) De plexus choroideus
C) De subventriculaire zone
D) Radiale gliacellen

19. Welke cellen in het netvlies (retina) worden achtereenvolgens geactiveerd als er licht in
het oog valt?
A) Retinale ganglioncellen, bipolaire cellen, amacriene cellen
B) Kegeltjes/staafjes (rods/cones), retinale ganglioncellen, bipolaire cellen
C) Kegeltjes/staafjes (rods/cones), bipolaire cellen, retinale ganglioncellen
D) Retinale ganglioncellen, amacriene cellen, bipolaire cellen

20. Welke van de volgende alternatieven is waar over de belangrijkste visuele zenuwbanen?
A) Het geniculostriate systeem begint in de thalamus en het tectopulvinaire systeem
begint in de colliculi superior
B) Het tectopulvinaire systeem begint in de thalamus en het geniculostriate systeem
begint in de colliculi superior
C) Het geniculostriate systeem begint in de cortex en het tectopulvinaire systeem begint
in de thalamus
D) Het tectopulvinaire systeem begint in de cortex en het geniculostriate systeem begint
in de thalamus

21. Hoe vindt men het receptieve veld van een cel in het visuele systeem?
A) Door te bepalen naar welke anatomische structuren het axon van de cel gaat
B) Door te bepalen hoever de dendrieten van de cel reiken
C) Door met licht de retina te stimuleren en te bepalen onder welke omstandigheden de
cel reageert
D) Door te bepalen welke structuren axonen naar de cel sturen

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur robindekker5. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,48. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

52510 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,48  26x  vendu
  • (2)
Ajouter au panier
Ajouté