Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Ontbrekende wetsartikelen sociaal statuut zelfstandigen €4,99   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Ontbrekende wetsartikelen sociaal statuut zelfstandigen

 42 vues  2 fois vendu

Dit document bevat de ontbrekende wetsartikelen, die niet in de codex basiswetboek sociaal recht opgenomen zijn. Deze artikelen zijn belangrijk voor het oplossen van de oefeningen op het examen voor het vak sociaal statuut zelfstandigen. Vooraan in het document kunt u een inhoudstafel terugvinden d...

[Montrer plus]

Aperçu 4 sur 53  pages

  • 30 juin 2022
  • 53
  • 2021/2022
  • Resume
Tous les documents sur ce sujet (2)
avatar-seller
Rechtenstudentvub1997
Wetsartikelen sociaal statuut der zelfstandigen
Inhoudsopgave
Inhoudsopgave...........................................................................................................................................................1
KB nr 38 (artikel 11)....................................................................................................................................................2
Wetboek vennootschappen en verenigingen.............................................................................................................5
Wet van 24-12-2020 betreffende het verenigingswerk..............................................................................................8
Besluit geneeskundige verzorging en uitkeringen....................................................................................................10
WER.......................................................................................................................................................................... 12
12 JULI 1976. - Wet betreffende het herstel van zekere schade veroorzaakt aan private goederen door
natuurrampen...........................................................................................................................................................14
Wet van 4 april 2014 betreffende verzekeringen.....................................................................................................14
Algemene kinderbijslagwet......................................................................................................................................15
27 SEPTEMBER 2015. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een uitkering ten voordele van de zelfstandige
die zijn beroepsactiviteit tijdelijk onderbreekt om zorgen te geven aan een persoon = mantelzorg.......................21
Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 18bis, § 5, van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende
inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen = vaderschaps- en geboorteverlof...........................................24
20 DECEMBER 2021. - Koninklijk besluit houdende toekenning van een uitkering ten voordele van de zelfstandige
die zijn beroepsactiviteit tijdelijk onderbreekt naar aanleiding van het overlijden van een familielid.....................26
Wet harmonisering pensioenen...............................................................................................................................28
Wet modernisering pensioenen...............................................................................................................................34
Besluit moederschapshulp zelfstandigen..................................................................................................................49
20 DECEMBER 2006. - Koninklijk besluit tot invoering van de toekenningsvoorwaarden van een adoptie-uitkering
ten gunste van de zelfstandigen...............................................................................................................................51
Koninklijk besluit tot wijziging van artikel 7 van het koninklijk besluit van 23 maart 2019 tot invoering van de
toekenningsvoorwaarden van een uitkering voor pleegouderverlof ten gunste van de zelfstandigen....................51
15 DECEMBER 2013. - Koninklijk besluit tot uitvoering van <artikel> <3>/<1> van de wet van 23 december 2005
betreffende het generatiepact.................................................................................................................................53




/

,KB nr 38 (artikel 11)

Artikel 11
§1
De bijdragen van de onderworpenen worden uitgedrukt in een percentage van de beroepsinkomsten.

§2
Onder beroepsinkomsten in de zin van § 1 dient te worden verstaan de brutoberoepsinkomsten, verminderd met
de beroepskosten, en eventueel met de beroepsverliezen, vastgesteld overeenkomstig de wetgeving betreffende
de inkomstenbelasting, die de onderworpene als zelfstandige heeft genoten tijdens de periode dat hij aan dit
koninklijk besluit was onderworpen.
[
22


De tussenkomst als bedoeld in artikel 4, § 1, van het koninklijk besluit van 23 maart 2012 tot oprichting van een
Impulsfonds voor de huisartsengeneeskunde en tot vaststelling van de werkingsregels ervan wordt niet
beschouwd als een beroepsinkomst.] 22


De winsten en baten bedoeld in artikel 23, § 1, 3°, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, evenals
de vergoedingen bedoeld in artikel 32, tweede lid, 2°, juncto, artikel 31, tweede lid, 3°, van hetzelfde Wetboek,
die betrekking hebben op een voorheen door de onderworpene uitgeoefende bezigheid, worden beschouwd als
beroepsinkomsten in de zin van het eerste lid en worden geacht te vallen onder het aanslagjaar waarin zij worden
belast.
De berekening van de voor een bepaald jaar – hierna het bijdragejaar genoemd – verschuldigde bijdragen
geschiedt op basis van de beroepsinkomsten in de zin van [het eerste en het derde lid ] , die betrekking hebben
25 25


op het aanslagjaar waarvan het jaartal verwijst naar het kalenderjaar dat onmiddellijk volgt op datgene waarvoor
de bijdragen verschuldigd zijn.
In afwijking van [het eerste, derde en vierde lid ] worden de inkomsten bedoeld in artikel 28, eerste lid, 1°, van
25 25


het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 niet beschouwd als beroepsinkomsten op voorwaarde dat de
zelfstandige:

ofwel niet meer onderworpen is aan dit koninklijk besluit valt, uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op
datgene waarin de genoemde inkomsten werden verkregen;

ofwel uiterlijk op 31 december van het jaar dat volgt op datgene waarin de genoemde inkomsten werden
verkregen effectief een rustpensioen geniet.
Voor de toepassing van deze paragraaf worden de aan de meewerkende echtgenoot overeenkomstig de fiscale
wetgeving toebedeelde beroepsinkomsten gevoegd bij de beroepsinkomsten van de geholpen zelfstandige in het
geval waarin de meewerkende echtgenoot enkel onderworpen is aan de verplichte regeling voor ziekte- en
invaliditeitsverzekering, sector uitkeringen.
De beroepsinkomsten in de zin van [het eerste tot het zesde lid] zijn de beroepsinkomsten zoals meegedeeld
25 25


door de Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën.
De Administratie van de ondernemings- en inkomensfiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën is
verplicht het Rijksinstituut voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen de nodige inlichtingen te verstrekken
om het bedrag vast te stellen van de krachtens dit koninklijk besluit verschuldigde bijdragen.

§3
Onverminderd de bepalingen van artikel 13bis betaalt de zelfstandige in het bijdragejaar zelf voorlopig bijdragen,
overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 12 en 13, berekend op basis van de beroepsinkomsten, zoals
bekend op 1 januari van het bijdragejaar, die betrekking hebben op het aanslagjaar waarvan het jaartal verwijst
naar het tweede kalenderjaar dat onmiddellijk aan het bijdragejaar voorafgaat.


/

,Indien de beroepsinkomsten van het in het eerste lid bedoelde aanslagjaar nog niet bekend zijn op 1 januari van
het bijdragejaar, gebeurt de berekening van de voorlopige bijdragen voor dat bijdragejaar op basis van de
beroepsinkomsten van het recentste aanslagjaar dat aan het in het eerste lid genoemde aanslagjaar voorafgaat
en waarvoor de beroepsinkomsten bekend zijn op 1 januari van het bijdragejaar. In dit geval wordt met deze
laatste beroepsinkomsten rekening gehouden, zelfs als de beroepsinkomsten van het in het eerste lid bedoelde
aanslagjaar nog tijdens het bijdragejaar bekend zouden worden.
Met het oog op de vaststelling van het bedrag van de voorlopige bijdragen, bedoeld in het eerste en het tweede
lid, worden de betreffende beroepsinkomsten vermenigvuldigd met een breuk, die in het begin van elk
kalenderjaar door de minister bevoegd voor het sociaal statuut der zelfstandigen wordt vastgesteld. De noemer
van deze breuk is het gemiddelde van de indexcijfers van de consumptieprijzen van het aanslagjaar bedoeld in het
eerste en het tweede lid; de teller staat voor het gemiddelde van de vermoede indexcijfers der consumptieprijzen
voor het jaar waarvoor de bijdragen verschuldigd zijn.
Wanneer het in het eerste tot het derde lid bedoelde aanslagjaar minder dan vier kalenderkwartalen van
onderwerping telt, worden de beroepsinkomsten van dat onvolledige kalenderjaar omgezet in een jaarinkomen.
Daartoe worden de beroepsinkomsten vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk is aan vier en de
noemer gelijk is aan het aantal kalenderkwartalen van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen
tijdens het betreffende aanslagjaar. De voorlopig verschuldigde bijdrage wordt vervolgens vastgesteld a rato van
het aantal kalenderkwartalen van onderwerping aan het sociaal statuut der zelfstandigen tijdens het bijdragejaar.
De zelfstandige kan in voorkomend geval voor een bepaald bijdragejaar voorlopige bijdragen betalen die hoger
zijn dan deze waarin het eerste lid voorziet op voorwaarde dat op het moment van betaling geen niet-betwiste,
opeisbare bijdrageschulden en aanhorigheden onbetaald zijn, en voor zover de maximumbijdrage niet wordt
overschreden. De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze waarop deze betalingen worden verwerkt
met het oog op de latere regularisatie ervan of de eventuele aanrekening ervan op andere opeisbare
bijdrageschulden en aanhorigheden.
28
[Op basis van objectieve elementen mag het sociaal verzekeringsfonds waarbij de zelfstandige aangesloten is,
hem, op zijn aanvraag, toestemming verlenen om in het bijdragejaar zelf voorlopig bijdragen te betalen gelijk aan
deze die verschuldigd zouden zijn op basis van een inkomen zoals hierna vastgesteld:
a)
voor alle zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12, § 1: ofwel een bijdrage
te betalen gelijk aan deze die verschuldigd is op basis van een inkomen vermeld in het tweede lid van artikel 12,
§ 1, indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar dit bedrag niet zal overschrijden ofwel
een bijdrage te betalen gelijk aan deze die verschuldigd is op basis van een door de zelfstandige geschat inkomen
dat hoger is dan het inkomen vermeld in het tweede lid van artikel 12, § 1, indien ze aannemelijk maken dat hun
inkomen van het bijdragejaar het geschatte inkomen niet zal overschrijden;
b)
voor de meewerkende echtgenoten die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12, § 1ter:
ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die op basis van een inkomen vermeld in het eerste lid
van artikel 12, § 1ter verschuldigd is, indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar dit
bedrag niet zal overschrijden ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die verschuldigd is op basis van een
door de zelfstandige geschat inkomen dat hoger is dan het inkomen vermeld in het eerste lid van artikel 12, § 1ter
indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar het geschatte inkomen niet zal overschrijden;
c)
voor de zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12, § 2, en de zelfstandigen
bedoeld in artikel 37 van het koninklijk besluit van 19 december 1967 houdende algemeen reglement in
uitvoering van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der
zelfstandigen: een bijdrage te betalen gelijk aan deze die op basis van een door de zelfstandige geschat inkomen
verschuldigd is indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar het geschatte inkomen niet zal
overschrijden;
d)


/

, voor de zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 13, § 1: een bijdrage te
betalen gelijk aan deze die op basis van een door de zelfstandige geschat inkomen verschuldigd is, indien ze
aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar het geschatte inkomen niet zal overschrijden;
e)
voor de student-zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12bis: een bijdrage
te betalen gelijk aan deze die op basis van een door de zelfstandige geschat inkomen verschuldigd is, indien zij
aannemelijk kunnen maken dat hun inkomen van het bijdragejaar het geschatte inkomen niet zal overschrijden;
f)
voor de zelfstandigen die deel uitmaken van de bijdragecategorie bedoeld in artikel 12, § 1bis, voor de eerste vier
kalenderkwartalen onderwerping: ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die verschuldigd is op basis van
een inkomen vermeld in het eerste lid van artikel 12, § 1bis, indien ze aannemelijk maken dat hun inkomen van
het bijdragejaar waarin één of meerdere van deze eerste vier kalenderkwartalen gelegen zijn dit bedrag niet zal
overschrijden ofwel een bijdrage te betalen gelijk aan deze die verschuldigd is op basis van een door de
zelfstandige geschat inkomen dat hoger is dan het inkomen vermeld in het eerste lid van artikel 12, § 1bis, indien
ze aannemelijk maken dat hun inkomen van het bijdragejaar waarin één of meerdere van deze eerste vier
kalenderkwartalen gelegen zijn, het geschatte inkomen niet zal overschrijden.
]
28


De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen wat onder ‘objectieve
elementen' wordt verstaan, met dien verstande dat het enkel kan gaan om elementen die een rechtstreekse
impact hebben op het bedrag van de beroepsinkomsten.
De toelating kan niet tot gevolg hebben dat reeds uitgevoerde bijdragebetalingen worden terugbetaald aan de
zelfstandige.
De Koning kan de termijn waarbinnen, op straffe van verval, de aanvraag bedoeld in het zesde lid wordt
ingediend, de wijze waarop deze aanvraag dient te gebeuren, alsook de wijze waarop het sociaal
verzekeringsfonds het dossier bijhoudt, de beslissing neemt en deze meedeelt aan de zelfstandige, bepalen.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, in overleg met en na advies van het
Algemeen beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen, opgericht krachtens artikel 107 van de wet
van 30 december 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, en onverminderd de toepassing van de
artikelen 12, § 1, tweede lid en 12, § 1ter, eerste lid, de bedragen bedoeld in het zesde lid aanpassen, dan wel
bedragen toevoegen of opheffen, dan wel bepalen dat de zelfstandige, onder dezelfde voorwaarden als bepaald
in het zesde tot het negende lid, zelf het bedrag van het inkomen op basis waarvan hij voorlopige bijdragen wenst
te betalen, kan voorstellen aan zijn sociaal verzekeringsfonds. Met de woorden “in overleg met en na advies van
het Algemeen Beheerscomité voor het sociaal statuut der zelfstandigen wordt bedoeld dat de hier beoogde
evoluties niet kunnen worden ingevoerd vóór de evaluatie van het systeem door het Algemeen Beheerscomité
voor het sociaal statuut der zelfstandigen waarin artikel 16 van de wet van 22 november 2013 houdende
hervorming van de berekening van de sociale bijdragen voor zelfstandigen voorziet.

§4
Het sociaal verzekeringsfonds moet de onderworpene duidelijk en schriftelijk informeren:

over het voorlopig en opeisbaar karakter van de bijdrage zoals bedoeld in paragraaf 3 en in artikel 13bis;

over de manier waarop deze bijdrage achteraf zal worden geregulariseerd;

over de gevolgen die deze regularisatie met zich kan brengen.
§5
Zodra de beroepsinkomsten van het bijdragejaar worden meegedeeld door de Administratie van de
ondernemings- en inkomensfiscaliteit van de Federale Overheidsdienst Financiën, wordt op deze basis
overgegaan tot de vaststelling van het definitieve bedrag van de voor het betrokken bijdragejaar verschuldigde
bijdragen. Dit wordt de regularisatie genoemd. De Koning bepaalt de wijze waarop deze regularisatie wordt
doorgevoerd en de manier waarop de jaarlijkse bijdrageafrekening aan de betrokkene wordt verstuurd.
/

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Rechtenstudentvub1997. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €4,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72042 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€4,99  2x  vendu
  • (0)
  Ajouter