1. Schets de evolutie van de relatie tussen mens en dier sinds de domesticatie
tot nu.
De domesticatie was niet het begin van het samenleven met dieren, maar het was wel het begin waar dat de mens
de wereld van het dier ging bepalen en niet meer andersom.
Dieren die voor de mens als nuttig weden bekeken werden geselecteerd en kregen een plaats binnenin de
samenleving.
In de middeleeuwen maakte dieren een deel uit van de samenleving. Zodanig zelfs dat er weinig tot geen ondersheid
was tussen beide hun leefwereld. Dieren stonden tijdens deze periode voor het bieden van voeding, energie &
mobiliteit.
Er was weinig wreedheid tegenover dieren. Dit mede door het geloof in het scheppingsverhaal en de hoge
schadevergoedingen. Opvallend was dat de mens evenveel waarde had als een merrie en slechts iets meer dan een
paard. Hieruit zouden we kunnen concluderen dat de mens ca. gelijk stond aan dieren. Maar katten hadden iets
midaan, deze kregen wel te maken met wreedzaamheden.
Het antropomorfisme, het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren en andersom, was dan ook een
groot aspect binnenin de middeleeuwen. Het antropomorfisme ging zelfs zo ver dat dieren zodanig gelijk gesteld
werden aan mensen dat er zelfs dierenprocessen plaatsvonden.
Later ten tijde van de industriele revolutie werd vee echter verontmenselijkt en eerder bekeken als dierlijk
“machines” die dingen produceerde voor de mens. Ze werden geselecteerd op de mate van productie en zo
ontstonde de echte veeteelt industrie.
Latere periodes en zelfs soms nu nog worden vele landbouwdieren dieren opdezelfde manier gezien. Ze moeten
zoveel mogelijk produceren. Tegenwoordig zijn ze steeds minder te bespeuren.
Maar onze relatie met dieren is tegenwoordig zeer divers en terug wat gelijkaardiger aan dat van de middeleeuwen.
We zien dieren steeds meer als een individu en als een onderdeel van ons gezin. Door deze verschillende
verhoudingen tegenover dieren zijn er veel verschillende visies op bijvoorbeeld hoe landbouw dieren behandeld
moeten worden. Maar over het algemeen kan er gesteld worden dat men nu veel meer met dierenwelzijn bezig is en
men met voornamelijk gezelschapsdieren en hobbydieren samenleeft en niet met vee zoals in middeleeuwen.
2. In de Middeleeuwen stonden mens en dier op een heel andere manier
tegenover elkaar dan nadien.
Beschrijf de situatie (in grote lijnen)
› In de middeleeuwen leefde mens en dier zij aan zij. Dieren werden gehouden voor voeding, energie en
mobiliteit. Daarbij werden dieren ca. gelijk gesteld aan de mensen en was er weinig wreedheid tegenover
hen te bespeuren. Het antropomorfisme, het toekennen van menselijke eigenschappen aan dieren en
andersom, was een grote factor binnenin de middeleeuwen.
› In de opvolgende periodes werden dieren voornamelijk gezien als dierlijke “machines” die producten
produceerde die wij als mens belangrijk vonden. Deze productie moest ook steeds efficienter gebeuren. Zo
werd onderandere productie per dier opgedreven door hierop te slecteren, zoals bij de veeveredeling. Ze
werden tijdens deze periode verontmenselijkt en er onstond en afstand tussen mens en dier.
Geef minstens 3 voorbeelden die dat illustreren (met telkens enkele lijnen
uitleg).
› In de middeleeuwen was er geen duidelijke scheiding tussen de leefomgeving van de mens en het dier.
Dieren behoorde tot het stadsbeeld en het was volkomen normaal om “samen te leven” met hen.
In de periode erna zien we wel duidelijk een scheiding tussen beiden. Er zijn al dan niet stallen die gebouwd
werden en of er waren afgebakende grasvelden waar meerdere dieren konden grazen. Mens en dier
deelden hun leefomgeving niet langer.
› Het houden van dieren is een echte industrie geworden, de veeteelt industrie. Niet iedreen hoeft nog eigen
dieren te houden. Daardoor kunnen ze zichzelf niet meer voorzien van hun eigen voeding en zijn ze
rechtstreeks afhankelijk van de industriele activiteiten.
, In de middeleeuwen was dit anders en had ieder een beperkt aantal dieren om zijn gezin te kunnen voeden.
Het beperkte aantal dieren was mede te danken aan het bijhorende kostenplaatje.
3. “In de 19de eeuw stond de veehouderij ten dienste van de akkerbouw.”
Welke elementen pleiten voor deze stelling? (enkele lijnen uitleg)
1750-1850
› Vee (grote grazers) leveranciers mest (goed voor gewassen) & trekkracht (ploegen)
› 20% areel grasland (weinig grasland) & veel areaal ca. 40% areaal akkerbouw dierlijke pro (veteelt) 40%
en akkerbouw 50% vd agragische productie
Akkerbouw meer land nodig grotere behoefte basisvoeding aan dan dierlijke producten (beperkte
houdbaarheid) aardappelen & graan grootste voedingsbron meer callorie-opbrengst per ha
groeiende bevolking
1880-1910
› Meer vraag dierlijke pro stijging veestapel (koeien, varkens)
- tewerkstelling secundaire sector (industriele revolutie) mensen minder eigen voedselpro thuis
- rechtreeks afh van deze sector
meer veeteelt meer areaal nodig hooi-en graasweides minder areel voor de akkerbouw
› verbetering dierlijke pro akkerbouw zaait een oogst in functie van de veeteelt (geschikte
voedregewassen)
- vb. stijging areaal voederbieten
› investering in secundaire, verwerkende industrie meer belangstelling dierlijke pro.
4. De grote landbouwcrisis van 1880 beïnvloedt tot op heden de structuur van
de West- Europese landbouw en het platteland. Leg uit welke effecten er zijn
en waarom.
Door de enorme prijdaling van het graan vanuit de VS, werd er massaal veel geimporteerd. Met deze zeer goedkope
prijzen konden onze landbouwers niet concurreren. Bijgevolg verdiende ze zeer weinig.
Dit zette hen aan tot het zoeken van een sector dat niet beinvloed werd door de import. Zo hebben ze zich
gespecialiseerd in de tuinbouw en in de veeteelt in de plaats van het produceren van basisvoedsel.
Groenten, fruit, sierteelt en dierlijke producten konden namelijk nog niet geimporteerd worden in deze periode
omwille van het niet bezitten van de juiste technieken, zoals cooling en snel transport.
Het bijhorende gevolg was dat akkerbouw minder gewilt was door de landbouwers en dat deze plaats moest maken
voor grasland. Het landschap is sindsdien blijvend veranderd. Nu bestaat het huidige landschap nog steeds uit meer
grasland dan areaal voor de akkerbouw.
Het gemeenschappelijk landbouwbeleid opgericht rond 1958, om belg arbeider zo min mogelijk aan voedsel te
laten besteden en ze van prijschommelingen te beschermen. De boeren waren verzekerd van een vast inkomen om
te investeren in verbeteringen. markt- en prijsbeleid
GLB ook tegenwoordig nog van kracht enkel zijn de doelen extra gericht op het bekijken van nieuwe-uitdagingen &
risico-manegement. (duurzaamheid)
5. Hoe evolueerde het aantal (en/of type) [runderen/varkens/pluimvee/paarden]
tussen 1880 en nu? Leg ook uit waarom deze veranderingen plaatsvonden.
Sinds 1880 zagen we een groei in de veestapel. Vooral het aantal runderen, varkens en pluimvee steeg enorm.
Dit heeft mede te maken met de crisis in 1880. Waarbij er veel graan werd geimpotreerd vanuit de VS wat
resulteerde tot een noodgedwongen specialisatie van onze eigen landbouwers. Ze hebben zich gespecialiseerd in de
tuinbouw en de veeteelt. Twee sectoren die niet beinvloed werden door de import en waar stijgende vraag naar was.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur ManonStroobant. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.