Ontwikkelingspsychologie
Inhoud
Hoofdstuk 1: psychologie gedurende de levensloop
Hoofdstuk 2: existentie
Hoofdstuk 3: basisveiligheid
Hoofstuk 4: opgroeien in een gezin
Hoofdstuk 5: taal en denken (begrijpen van de wereld)
Hoofdstuk 6: een magische ingesteldheid
Hoofdstuk 7: sociale relaties
Hoofdstuk 8: morele ontwikkeling
Hoofdstuk 9: psychoseksuele ontwikkeling
Hoofdstuk 10: zoektocht naar jezelf
Hoofdstuk 11: zoektocht naar zelfrealisatie
Hoofdstuk 12: wijsheid en integriteit …………………………………………………………………………………………………….
1
,Hoofdstuk 1: psychologie gedurende de levensloop
Ontwikkelings-/levenslooppsychologie
= bestudeert psychologische veranderingen bij toenemende leeftijd, dus vanaf geboorte via babyjaren,
kleuterjaren, schoolperiode, adolescentie, volwassenheid en ouderdom. De meeste aandacht gaat nog steeds uit
naar de periode waarin de veranderingen elkaar het snelst opvolgen, die van de geboorte tot aan de vroege
volwassenheid.
Veranderende mens
- Ontogenese: ontwikkeling van organisme van eicel tot volwassen individu
- Fylogenese: studie van afstammingsgeschiedenis van groep organismen, evolutie mensheidTheorieën zijn
handvaten: organiseert op systematische wijze wat al bekend is over het onderwerp, verklaart in termen
van onderliggende principes/mechanismen/processen, genereert nieuwe ideeën die getest kunnen
worden
1) Ontwikkelingspsychologie
- Ontstaan: eerste decennia 20ste eeuw
- Beginjaren (vooral ontwikkeling: baby, peuter, kind, adolescent en hoe verloopt ontwikkeling op cognitief,
sociaal en emotioneel vlak)
- Ontwikkelingstheorieën (Freud, Erikson, Piaget, Vygotsky)
- Nadeel: versimpelde uitleg van complex gegeven, ontstaan uit eigen denkkader
2) Levenslooppsychologie
- Uitbreiding naar totale levensloop door Erikson
- Uitgangspunt: streven van mens om op een doelgerichte wijze te leven in interactie met sociale omgeving
- Psychoanalystisch denkkader: ontwikkeling ‘ego’
- Epigenetisch ontwikkelingsmodel voor persoonlijkheidsontwikkeling: volledige persoonlijkheidsintegratie
op latere leeftijd doordat een aantal noodzakelijke crisissen een gunstige oplossing krijgen.
Erikson Freud
8 fasen met tegenpolen Ich – es – uber ich
Over hele leven Stopt bij 22 jaar
Focus op interactie met omgeving Focus op individu en biologie
8 fasen in de levensloop volgens Erikson
Basisvertrouwen – wantrouwen (0 – 1,5j)
Zelfstandigheid – schaamte en twijfel (1,5 – 3 j)
Initiatief – schuldgevoel (3-5 j)
Activiteit en vlijt – minderwaardigheid (5-12 j)
Identiteit – rolverwarring (12 – 16 j)
Intimiteit – isolement (16 – 21 j)
Generativiteit – stagnatie (21 – 55 j)
Integriteit – wanhoop (vanaf 55j)
Van ontwikkelingspsychologie naar levenslooppsychologie
2
,Transactioneel ontwikkelingsmodel (levenslooppsychologie): ontwikkeling van een kind is een complex proces dat
bepaald wordt door allerlei factoren in kind zelf + in gezinssysteem + in directe en bredere omgeving. Al deze
factoren beïnvloeden elkaar wederzijds, kind heeft zelf actief invloed op eigen ontwikkelingsproces (zie foto)
Verschillende invalshoeken
- Biologische theorie (Gesell) ontwikkeling vanuit groei en rijping
- Leertheorie (Piaget) focus op leerprocessen, hierdoor verandert gedrag van mens
- Psychodynamische theorie (Freud) invloed persoonsontwikkeling
- Ontwikkelingstaken benadering (Havighurst en Erikson) vervullen van levenstaken
Discussiepunten
Fasenmodel Continue ontwikkeling
- Iedereen doorloopt de verschillende fasen in - Iedereen ontwikkelt continue, geleidelijke en
dezelfde volgorde op een andere manier
- Elke fase is uniek en verschillend van de - Er is geen afbakening, vloeiend verloop
andere fasen - Kwantitatief en heel het leven blijft het
- Steeds complexer wordende fasen hetzelfde. Geen bruuske ommezwaai zoals bij
- Overgang van ene naar andere fase: moeilijk fasemodel
om juiste moment aan te geven - Geen overgangen, vloeiende ontwikkeling en
- Voordeel: nuttig, het verschaft inzicht, praten kan op ene moment sneller zijn dan op
vergemakkelijken onder collega’s, klinisch andere, ontwikkeling kan eerder beginnen
bruikbaar maar de voltooiing kan later komen
- Nadeel: normatief karakter, men denkt dat - Voordeel: geen arbitrair gegeven, iedereen
alle fasen op dezelfde manier doorlopen ontwikkeld op een eigen manier, eigen tempo
moeten worden - Nadeel: klinisch niet zo bruikbaar, moeilijk
vergelijkingen te maken
Nature beide hebben invloed
= maturatie: biologische ontwikkeling van de mens
volgens genetisch plan Nurture
= leren, proces waarbij de mens ontwikkelt door
zijn psychosociale eigenschappen/kenmerken ervaringen die in het leven worden opgedaan
aangeboren of aangeleerd?
Andere factoren die de ontwikkeling beïnvloeden
- Cultuur
- Generatie (cohortverschillen: generaties vergelijken is moeilijk door verschillende ontwikkeling, andere
opvoeding, veranderende wereld, biologische kenmerken)
Generatieverschillen: Babyboomers (1941-1955), Generatie X (1956-1970), Pragmatische generatie (1971-
1980), Millenials (1981-1999), Generatie Z (1999-2010), Generatie Alpha (2010-nu)
- Life events bv. Ongeval, verlies, …
- Plaats in de kinderrij bv. Opgroeien als oudste/jongste
- Gender bv. Andere reactie bij jongens-meisjes
Generatie Z:
- Traditionele gender-, seksualiteit-, etnische- en familie-identiteit wordt breder gedefinieerd en staat open
voor interpretatie
- Persoonlijke privacy neemt af. Traditionele mijlpalen zoals het afronden van een hogere opleiding,
trouwen en ouderschap worden uitgesteld of zijn aan verandering onderhevig
3
, - Onzekerheid over toekomstige financiële stabiliteit komt vaak voor, leiden tot gevoelens van angst en
vrijheid
- Opkomst microgemeenschappen gebaseerd op sociale media
- Gemeenschap en collectivisme belangrijker dan individualisme
- Emoties en emotionele intelligentie nemen belangrijke positie in
Uitgangspunten in de cursus
De mens als betekenisverlener: voortdurend aanpassen aan veranderende levensomstandigheden
Transactionele kijk op ontwikkeling
Baltes: behoud van stabiliteit tussen groei en verlies met een samenspel van biologische, sociale en
psychische factoren
- Ontwikkeling: lichamelijke, cognitieve, psychosociale = onderlinge wisselwerking
- Transactie vs. Interactie
interactie: nature en nurture beïnvloeden elkaar
transactie: nature en nurture zijn bij ontwikkeling niet los van elkaar te zien
Tijd en tijdsbeleving
- Tijd is een construct/concept: wij construeren de tijd ‘waarneming van tijd’
- Tijd als bondgenoot (tijd snel vooruit) <-> tijd als vijand (te weinig tijd) objectieve tijd is relatief + denk
aan zomer/wintertijd en tijdzones
samenleving bepaalt hoe er met tijd wordt omgegaan
- Tijd als economisch begrip: tijd is schaars goed, wordt verkocht
- Tijd als subjectieve beleving: tijd kan langer/korter lijken met invloed van emoties
Circulaire tijd: in natuur komen alle dingen telkens terug: dag wordt gevolgd door nacht en daarna opnieuw dag,
cyclus van maan, seizoenen, eb en vloed, … tijd is cirkel zonder begin en einde
Lineaire tijd: wordt gemeten in seconden, minuten, uren en dagen, … = ‘klokke tijd’, tijdsbegrip waarmee we de tijd
kunnen meten en is een basisinstrument voor procesbeschrijvingen in natuurwetenschappen/techniek en het
openbare leven
Beleving van tijd
= psychologische tijd, beleving van tijd (stilstaan, zeer vlug, …)
Tijdsperceptie = waarnemen en ervaren van tijd, subjectieve tijd of tijdsinschatting
- Backward telescoping: gebeurtenissen die vrij recent plaatsvonden worden eerder verder weg in
de tijd geschat
- Forward telescoping: gebeurtenissen die lang geleden plaatsvonden worden dichterbij in de tijd
geschat
- Autobiografisch geheugen: helpt om leven te oriënteren, fouten bij inschatten duur, volgorde en
gelijktijdigheid gebeurtenissen (hoe ouder, hoe sneller leven lijkt te gaan, maar hoe trager je
biologische klok)
- Sequentiële tijdsperceptie: activiteiten worden op een tijdlijn achter elkaar geplaatst, in een
logische efficiënte volgorde
- Synchrone tijdsperceptie: tijd is een flexibel concept, doelen die op verschillende manieren
bereikt kunnen worden, aanpassen is makkelijk doordat er geen strak schema is
Tijdshorizon/life space: betrokkenheid van de persoon op dingen/gebeurtenissen uit het verleden, heden
of toekomst. Verleden en toekomst maken deel uit van actuele leefwereld en kunnen gedrag beïnvloeden.
(dimensies: gerichtheid, reikwijdte, affectieve kleur)
4