Deel 1: inleiding
1. wat is recht?
o Ontstaansgeschiedenis: mensen zijn altijd opzoek naar iets om de wereld
te begrijpen en te ordenen (als iets in een schema wordt gezet, is er al veel
meer orde)
Prehistorie: wereld en samenleving zijn van nature geordend
Middeleeuwen: religie is de leidraad voor de samenleving (verplicht
huwen, dopen)
Verlichting: mens is een denkend wezen, beslist zelf wat goed en
kwaad is (keuze om criminele daden te stellen)
o Recht is het geheel van afdwingbare regels en normen, opgelegd dr/d
overheid
o Objectief recht:
Geheel van afdwingbare regels en normen, opgelegd dr/d overheid
Rechtsregels die iets opleggen, verbieden, toelaten
Algemeen en gelden voor alle rechtssubjecten
o Subjectief recht:
Mijn of jouw rechten op iets, om iets/niets te doen
Een toepassing door jou of mij van wat het objectief recht omschrijft
Het gebruik van objectieve rechtsregel in een specifieke situatie
o Doel van recht: het maatschappelijke leven tussen personen onderling en
met de overheid organiseren, ordenen en leefbaar maken
2. Indeling van het recht
2.1. Internationaal en nationaal recht
o Internationaal recht: de verbinding tussen naties onderling, het bevat
regels die de grenzen van de staat overschrijden bv. UVRM, handelsverdragen
o Nationaal recht: de verhoudingen tussen burgers en tussen burgers en de
staat bv. grondwet, strafrecht, familierecht, huurrecht
2.2. Privaatrecht en publiekrecht
o Publiekrecht: de verhoudingen tussen de overheid en de burgers, de
inrichting van de staat en de grondwet bv. grondwet en strafrecht
o Privaatrecht: de verhoudingen tussen burgers onderling bv. familierecht,
huurrecht
1
,2.3. Regels van openbare orde, dwingend recht en aanvullend recht
o Regels van openbare orde: regels die te maken hebben met de goede
zeden en de fundamentele beginselen en belangen van de overheid (bij een
geschil worden deze regels automatisch toegepast)
o Regels van dwingend recht: hebben tot doel een bepaalde doelgroep te
beschermen (bij een geschil kan alleen de beschermende partij zich op deze
rechtsregel beroepen)
o Regels van aanvullend recht: je kiest zelf of je regels van aanvullend recht
van toepassing maakt op jouw situatie
3. Bronnen van het recht
3.1. Wetgeving
3.1.1. Grondwet
o de grondwet is de meest fundamentele
nationale wet waarnaar de andere
wetten zich richten
o inrichting v/d verschillende machten +
rechten en vrijheden v/d burgers
3.1.2. wetten (weg van de wet)
Wetgevende macht: Uitvoerende macht:
(volksvertegenwoordiger, senator, koning) (minister, koning als deel v/d
UM)
= wetsvoorstel = wetsontwerp
1. Kamer van Volksvertegenwoordigers v/h federaal parlement
OF
2. Kamer en Senaat, als de senaat gebruik maakt v/h evocatierecht
OF
3. Kamer en Senaat in materies waardoor de grondwet zegt dat dat moet
Zowel de Kamer als de Senaat kunnen amendementen (wijziging, toevoeging of
weglating) op het wetsvoorstel of -ontwerp aanbrengen
2
,Binnen een gespecialiseerde parlementaire commissie volgt een grondige studie van het
ingediende wetsvoorstel of -ontwerp (soms wordt er zo’n commissie snel samengesteld
bij bijzondere gebeurtenissen bv. Corona, de zaak-Dutroux)
Het werk v/d commissie vormt de basis voor de verdere bespreking i/d plenaire
vergadering
Na bespreking en goedkeuring wordt er gestemd in het federaal parlement (meerderheid)
Bekrachtiging v/d Koning, handtekening v/d Koning + eerste minister + aantal ministers
Afkondiging gebeurt door de koning + bekendmaking i/h Belgisch Staatsblad i/d 3 talen
3.1.3. koninklijke en ministeriële besluiten
o verdere uitwerking v/d rechtsnormen gebeurt door koninklijke besluiten
o verdere uitwerking v/d koninklijke besluiten gebeurt dr/e ministerieel besluit
3.1.4. decreten en ordonnanties
o decreten = wetten van de deelparlementen in ons land, ze staan op
hetzelfde niveau als de federale wetten, maar is enkel van toepassing binnen
een bepaald gebied
o ordonnanties = decreten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
3.1.5. besluiten van een regionale deelregering
o een regionaal decreet of ordonnantie wordt verder uitgewerkt in een besluit
3.1.6. provinciale en gemeentelijke regelementen
o de provincieraad van elke provincie vaardigt provinciale besluiten uit
o de gemeenteraad van elke stad/ gemeente vaardigt gemeentereglementen
uit
3.1.7. internationale wetgeving
o België maakt deel uit van een internationale gemeenschap bv EU
3.2. Rechtspraak
o Rechtspraak = het geheel van rechterlijke uitspraken van de verschillende
rechtbanken, elke rechter baseert zijn/haar uitspraak op de bestaande
wetgeving
3
, 3.3. Rechtsleer
o De rechtsleer = een geheel van wetenschappelijke uitspraken van
rechtsgeleerden bv. opinies en verduidelijkingen van de wetgeving
o Het is geen formele rechtsbron
3.4. De gewoonte
o Het gewoonterecht komt tot stand door een lang een eenvormig gebruik van
bepaalde gebruiken door de gemeenschap zonder dat er een rechtsregel is
neergeschreven
3.5. De algemene rechtsbeginselen – de billijkheid
o het gaat om morele normen waarop de organisatie van de samenleving
berust en die noodzakelijk zijn om rechtszekerheid en rechtvaardigheid te
verzekeren bv. billijkheid
dit algemeen rechtsbeginsel vervangt of verzacht de hardheid van een
rechtsregel
Deel 2: publiek- en staatsrecht
1. België: staatkundige principes
o België = een erfelijke, constitutionele monarchie de koning heeft een
politieke en symbolische rol (absolute onschendbaarheid + kan niet voor de
rechtbank)
o België = een democratische staat macht door en voor het volk:
volksvertegenwoordigers
o Montesquieu ° het principe van de scheiding der machten (trias politica) om
de vrijheid van burgers te vergroten en controle op het overheidssysteem
door de burgers mogelijk te maken
Wetgevende macht: koning, parlement, senaat
Uitvoerende macht: koning, regering
Rechterlijke macht
o België = federale staat
Federale overheid
Regionale overheid aparte gewestelijke en culturele identiteit krijgt
ruimte
4