Freud: psychoseksuele theorie
3 aspecten van persoonlijkheid
Id Ego (2 - 6 jaar) Superego (3 - 6 jaar)
Het oudste en ruimste aspect Het bewuste, rationele aspect. Het bewustzijn / het geweten.
De basis voor biologische noden Komt voor in vroege kindertijd. Ontwikkelt zich door interactie met
en verlangen. de ouders, die erop staan dat hun
Stuurt impulsen van het id door kinderen de regels volgen van de
Onbewust, reeds aanwezig bij zodat zij ontlaadt worden op gepaste maatschappij.
geboorte. objecten en op aanvaardbare tijden
en plaatsen.
Relaties id, ego en superego bepalen de basispersoonlijkheid van het individu.
Het ego heeft de complexe taak om het id, de externe wereld en het geweten (superego) overeen te laten komen.
5 psychoseksuele stadia
Stadium Periode Beschrijving
Het nieuwe ego leidt de zuigactiviteiten van de baby t.o.v. de fles of de borst.
Wanneer niet wordt tegemoetgekomen aan deze noden op een gepaste manier,
Oraal Geboorte - 1 jaar dan ontwikkelt het kind gewoonten zoals duimzuigen, bijten op de vingernagels
en overeten en roken in het latere leven. In deze fase steken kinderen ook alles in
hun mond.
Peuters zijn heel gefascineerd door hun uitwerpselen en leren in deze fase ook
om op het potje te gaan. Het is belangrijk dat de ouders niet te vroeg gaan eisen
Anaal 1 jaar - 3 jaar
dat het kind op het potje gaat en ze mogen ook niet te weinig eisen stellen, want
dit kan later voor problemen zorgen.
Kleuters worden zich bewust van het andere geslacht en voelen een seksueel
verlangen voor de ouder van het andere geslacht. Om straffen te vermijden
Fallisch 3 jaar - 6 jaar geven ze hun verlangen op en nemen ze de karakteristieken en waarden van de
ouder van hetzelfde geslacht over. Dit heeft als resultaat dat het superego wordt
gevormd en kinderen voelen zich schuldig elke keer wanneer ze deze
standaarden overschrijden.
De seksuele instincten koelen af en het superego ontwikkelt zich verder. Het
kind verwerft nieuwe sociale waarden van volwassenen en peers van hetzelfde
Latentie 6 jaar - 11 jaar
geslacht buiten de familie. Ze zijn in deze fase bezig met het leren lezen,
schrijven, vriendschappen vormen, ...
Met de pubertijd komen de seksuele impulsen van het fallische stadium weer
naar boven. Men gaat in deze fase onder andere een partner zoeken buiten het
Genitaal Adolescentie gezin. Als de ontwikkeling succesvol is geweest gedurende de eerste stadia, dan
leidt dit tot een huwelijk, volwassene seksualiteit en de geboorte en opvoeding
van kinderen. Deze stage breidt verder uit doorheen de volwassenheid.
Kritiek op Freud
Te grote klemtoon op de rol van seksuele gevoelens in de ontwikkeling.
Theorie is cultuurspecifiek: 19e eeuw = Victoriaanse maatschappij. In de Victoriaanse tijd werd er nooit
over seks gepraat in vergelijking met de 19e eeuw.
Hij heeft geen onderzoek gedaan bij kinderen.
, Basic issues ontwikkelingspsychologie
Bestuderen van verandering en stabiliteit over de levensloop.
Doel: het beschrijven en vaststellen van de factoren dat de samenhang en veranderingen in mensen
beïnvloeden, van geboorte tot overlijden.
Toegepast: heeft belang voor de praktijk.
Interdisciplinair: er is altijd een samenwerking van de ontwikkelingspsychologie met andere wetenschappen
omdat ze op elk vlak oplossingen nodig hadden voor alledaagse problemen op alle leeftijden.
Theorie = geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag beschrijft, verklaart en voorspelt.
Geven richting en betekenis aan wat we zien, leiden hetgeen we zien en helpen begrijpen.
Basis voor de praktijk.
Geven mogelijkheid tot wetenschappelijke verificatie.
3 basisvragen:
1. Is ontwikkeling continu of discontinu?
Continu: ontwikkeling = geleidelijk en continu proces. Individuen breiden geleidelijk eenzelfde soort
vaardigheden uit die er in het begin al waren. Je kunt enkel moeilijkere dingen aan wanneer je groter
wordt.
Discontinu: ontwikkeling = stapsgewijs. Mensen veranderen snel als ze op nieuw level staan en
veranderen dan langzaam voor een tijdje. Verandering is meer plotseling.
2. Is er één verloop van de ontwikkeling of meerdere?
Vroeger: iedereen doorloopt dezelfde sequentie van ontwikkeling (stadiatheorieën).
Nu: meerdere vormen van ontwikkeling mogelijk door contexten.
3. Is erfelijkheid of omgeving het belangrijkste? Nature VS. nurture
Erfelijkheid = aangeboren, biologische aspecten.
Omgeving = fysische en sociale invloeden uit de omgeving.
Stabiliteit = kleine kinderen behouden hun relatieve positie --> erfelijkheid.
Plasticiteit = verandering is mogelijk --> omgeving.
, Erikson: psychosociale theorie
Het ego bemiddelt niet allen tussen de impulsen van het id en de eisen van het superego. Bij elk stadium
vereist het ook attitudes en vaardigheden die het individu een actief, meedraaiend lid van de maatschappij
maakt.
Er is een basisconflict in ieder stadium.
Er is een invloed van culturele context.
8 psychososciale stadia
Stadium Periode Beschrijving
Vertrouwen Door liefde, verantwoordelijke verzorging, ... winnen kinderen een soort van
Geboorte - 1 jaar
versus vertrouwen dat de wereld goed is. Wantrouwen ontstaat wanneer kinderen te
wantrouwen lang hebben moeten wachten voor troost en ze hardhandig werden aangepakt.
Autonomie Doordat kinderen hun nieuwe mentale en motorische vaardigheden gebruiken,
versus willen ze ook zelf kiezen en beslissen. Autonomie wordt gekweekt wanneer
1 jaar - 3 jaar
schaamte en ouders aanneembare vrije keuzes toelaten en het kind niet forceren of
twijfel beschamen.
Initiatief Initiatief - een gevoel voor ambitie en verantwoordelijkheid - wordt ontwikkeld
versus 3 jaar - 6 jaar wanneer ouders het kind steunen bij zijn/haar nieuwe doel. Wanneer ouders
schuld teveel zelfcontrole eisen, veroorzaken ze een buitengewoon schuldgevoel.
Vlijt versus Op school ontwikkelen kinderen de capaciteit om te werken en coöpereren met
minderwaardig 6 jaar - 11 jaar anderen. Een minderwaardigheidsgevoel ontwikkelt zich wanneer negatieve
-heid ervaringen thuis, op school, of met peers leiden tot gevoels van incompetentie.
De adolescent tracht antwoorden te vinden op vragen zoals wie ben ik, wat is
Identiteit
mijn plaats in de maatschappij? Door het exploreren van waarden en
versus Adolescentie
beroepsdoelen vormt de jonge persoon een identiteit. Het negatieve gevolg is
verwarring
verwarring over zijn toekomstige rollen als volwassene.
Intimiteit Jong volwassenen werken aan het tot stand brengen van intieme banden met
Vroege
versus anderen. Door vroege ontgoochelingen kunnen sommige individuen geen
volwassenheid
isolement dichte relaties aangaan en blijven ze geïsoleerd.
Volwassenen op middelbare leeftijd dragne bij aan de volgende generatie door
Generativiteit
Midden- te zorgen voor andere mensen, productief werk, zich inzetten voor kinderen, ...
versus
volwassenheid De persoon die hierin faalt, voelt een afwezigheid van een betekenisvolle
stagnatie
totstandbrenging.
Ego-integriteit Ouderen blikken terug op het leven, op welke persoon ze zijn geweest. Ego-
Late
versus integriteit resulteert in het gevoel dat het leven de moeite waard was. Degene
volwassenheid
wanhoop die ontrevreden zijn over hun leven vrezen de dood.
Pluspunten
De klinische methode wordt aanvaard (case study). Elk individu apart is van belang.
Inspirerend onderzoek over vele aspecten emotionele/sociale ontwikkeling.
Minpunten
Weinig aandacht voor andere methodes en daardoor een beetje geïsoleerd.
Vele ideeën zijn moeilijk te onderzoeken omdat ze in het binnenste van de mens afspelen.
, Geschiedenis ontwikkelingspsychologie
Wetenschappelijke voorvaders: einde 19e eeuw - begin 20e eeuw
Darwin
Evolutietheorie: natuurlijke selectie, survival of te fittest.
Prenatale groei is hetzelfde in verschillende soorten --> wetenschappelijke studie van kinderen.
Normatieve periode: Hall en Gesell
Ontwikkelden theorieën over kindertijd en adolescentie gebaseerd op evolutionaire ideeën van Darwin.
Basis van normatieve benadering: metingen over gedrag werden over veel mensen gemeten en leeftijdsgebonden
invloeden gaan typische ontwikkeling voorstellen.
Bekeken ontwikkeling als genetisch bepaald proces dat zich automatisch ontvouwt.
Gesell: eerste die kennis had over kind dat betekenisvol was voor ouders. Ontwikkeling van kinderen is product van miljoenen
jaren evolutie.
Intelligentietest: Binet
Ontwikkelde eerste succesvolle intelligentietest.
Midden 20ste eeuw theorieën
Psychoanalytische visie = mensen gaan door reeks stadia waarin ze geconfronteerd worden tussen biologische driften en sociale
verwachtingen.
Freud: psychoseksuele theorie = manier waarop ouders omgaan met impulsen van hun kinderen in eerste levensjaren
bepaalt ontwikkeling van persoonlijkheid.
3 aspecten van persoonlijkheid (id, ego, superego) geïntegreerd in 5 fases/stadia.
Erikson: psychosociale theorie = ego bemiddelt niet alleen tussen impulsen van id en eisen van het superego. Bij elk stadium
vereist het ook attitudes en vaardigheden die het individu een actief, meedraaiend lid van de maatschappij maakt.
Behaviorisme en sociaal leren
Behaviorisme = direct observeerbare gebeurtenissen - stimuli en responsen - zijn de beste focus van een studie.
Klassieke conditionering: Pavlov en Watson.
Operante conditionering: Skinner
Bandura: sociale cognitieve theorie = sociaal leren
Naarmate kinderen ouder worden, worden ze selectiever in wie ze imiteren. Door te zien hoe anderen zichzelf prijzen en
verwijten maken, ontwikkelen kinderen persoonlijke normen voor gedrag en gevoel van zelfeffectiviteit.
+ Toegepast in gedragstherapie.
- Visie op omgevingsinvloeden is te beperkt.
- Onderschatten van eigen bijdrage van de mens tot ontwikkeling.
Piaget: cognitieve ontwikkelingstheorie
Kinderen bouwen actief kennis op door omgaan met en verkennen van de wereld.
Piaget: geloofde niet dat het leren van kinderen afhangt van versterkers.
Centraal in zijn theorie: biologisch concept van adaptatie.
Stadia: sensorimotorisch, pre-operationeel, concreet-operationeel, formeel-operationeel.
Recente theoretische perspectieven
Informatieverwerking: menselijke geest = systeem dat symbolen manipuleert en waar informatie doorstroomt.
Ontwikkeling = continu verandering.
Cognitieve ontwikkelingsneurowetenschap.
Ethologie = bestuderen van aanpassingswaarde van het gedrag en de geschiedenis ervan in de evolutie.
Gedragspatroon dat overleving promoot: inprenten.
Kritische periode.
Gevoelige Periode.
Bowlby: paste theorie toe op relatie tussen kind en verzorger.
Evolutionaire ontwikkelingspsychologie: tracht aanpassingswaarden van competenties die veranderen met leeftijd te begrijpen.
Socio-culturele theorie van Vygotsky: focus op hoe cultuur wordt overgedragen naar volgende generatie. Sociale interactie is
noodzakelijk voor kinderen om manier van denken en hoe ze zich moeten gedragen zoals cultuur het van hen verwacht, te
verwerven.
Ecologische systeemtheorie = persoon ontwikkelt zich in een complex systeem van relaties en is beïnvloed door verschillende
niveaus van omgeving.
Bronfenbrenner: bio-ecologisch model.