Samenvatting voor het vak Neuropsychologisch Onderzoek van de specialisatie klinische neuropsychologie (Opleiding psychologie UvA). Het gaat hier om de boekhoofdstukken 6 t/m 13.
Samenvatting Klinische neuropsychologie - Biologische grondslagen: Neuropsychologie en psychofarmacologie (PB1212)
Samenvatting Klinische neuropsychologie - Biologische grondslagen: Neuropsychologie en psychofarmacologie (PB1212)
Zeer compacte samenvatting
Tout pour ce livre (109)
École, étude et sujet
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Klinische Neuropsychologie
Neuropsychologisch Onderzoek
Tous les documents sur ce sujet (3)
Vendeur
S'abonner
maartenkostermf
Aperçu du contenu
Hoofdstuk 6 – Visuele Waarneming
Inleiding
Mensen nemen de wereld waar via de zintuigen die prikkels opvangen.
Alle prikkels die via de zintuigen binnenkomen belopen dezelfde soort route:
- Receptoren: zetten fysische energie om in fysiologische activiteit.
- Primaire sensorische gebieden: zijn unimodaal in verwerking van zintuigelijke informatie.
- Secundaire sensorische gebieden: houdt zich bezig met complexere informatie.
- Tertiaire gebieden: koppeling van informatie uit verschillende zintuigen, multimodaal.
Visuele waarneming is bij mensen het beste onderzocht.
Fysiologische basis van objectwaarneming
Van het oog naar de hersenen:
In de retina worden de eerste verschillende typen visuele informatie al gescheiden:
- Kegeltjes: Belangrijk voor kleurwaarneming, maar weinig details.
- Staafjes: Gevoelig voor licht, maar geen kleur.
Er zijn 3 typen kegeltjes:
1. Korte golflengtes = blauwe kegeltjes.
2. Middellange golflengtes = groene kegeltjes.
3. Lange golflengtes = rode kegeltjes.
Signalen van de staafjes en kegeltjes worden doorgegeven aan ganglioncellen.
Er bestaan ook 2 soorten ganglioncellen:
1. Parvocellulaire cellen (P-cellen): Klein RV/hoge spatiële resolutie. Informatie = kleur.
2. Magnocellulaire cellen (M-cellen): Groot RV/lage spatiële resolutie. Informatie = beweging.
Signalen van de twee typen ganglioncellen blijven in aparte stromen doorlopen in de cortex.
Optisch chiasma → Plek waar de optische zenuw kruist zodat informatie in de goede hersenhelft
komt.
Informatie uit de optische zenuw komt uiteindelijk terecht in de lateral geniculate nucleus (LGN).
Hier wordt informatie uit het magnocellulaire en parvocellulaire systeem in verschillende lagen
verwerkt, waarna het naar de primaire visuele cortex (V1) gaat.
Visuele cortex: de wat- en waar-routes:
De verwerking van visuele informatie gaat voornamelijk sequentieel (telkens naar een hogere-
ordepresentatie).
De scheiding tussen verschillende typen visuele informatiedie in de retina al gemaakt is wordt in de
cortex voortgezet door een onderscheidt te maken tussen 2 systemen:
1. De wat-route: occipito-temporaal. Gaat over wat men ziet. Info vanuit P-systeem.
2. De waar-route: occipito-pariëtaal. Gaat over waar dingen zijn. Info vanuit M-systeem.
,Visuele cortex: specialisatie in basala visuele kenmerken:
In de cortex zijn er afgebakende gebieden welke gespecialiseerd zijn in bepaalde type informatie.
- V3 = vorm.
- V4 = Kleurperceptie.
- V5 = Beweging.
De wat- en waar-routes in de cortex zijn niet geheel onafhankelijk van elkaar, maar zijn beide
betrokken bij de verwerking van lagere orde visuele informatie (e.g. kleur en beweging).
Een functioneel model voor visuele waarneming
Het efficiënt kunnen verwerken van visuele stimuli is allesbehalve vanzelfsprekend. Hiervoor moet
namelijk een tweedimensionaal beeld worden omgezet naar een driedimensionale interne
representatie, welke dan ook nog moet worden gekoppeld aan semantische kennis.
Meerdere modellen zijn ontwikkeld over hoe input wordt omgezet naar een representatie. Meestal
zijn er veel overeenkomsten tussen deze modellen.
Bijna alle modellen stellen dat input langs opeenvolgende verwerkingsstadia gaat:
1. Primaire schets: postsensorische analyse waarin info wordt gegroepeerd op basis van
overeenkomsten in e.g. contrast of bewegingsrichting. Randen worden dan onderscheiden
van de achtergrond (onderscheidt o.b.v. gestaltwetten).
2. Perceptuele categorisatie: de perspectiefafhankelijke representaties worden in dit stadium
omgezet naar perspectiefonafhankelijke representaties. Dit maakt het mogelijk objecten te
classificeren (objectconstantie).
3. Koppeling van percept aan semantische kennis: bevat ook invloeden van verwachtingen en
motivatie.
Closure → Het reconstrueren van een figuur/voorwerp uit minimale visuele informatie.
Bij het ‘primaire schets’ stadium wordt, naast de verwachte stimulus-driven input, ook gebruik
gemaakt van top-down invloeden voor verwerking.
Representaties in het ‘primaire schets’ stadium zijn viewer-centered.
Een specifiek model wat veel invloed heeft gemaakt is het model van Marr (1982). Dit model
onderscheidt 3 stadia:
1. Primaire schets: Zie hierboven.
2. De 2,5D-schets: stadium waarin beschrijvingen worden gemaakt over het oppervlakte en
oriëntatie van een object, met als doel dat je met objecten kan interacteren en ermee kan
handelen.
3. Koppeling van percept aan semantische kennis: Zie hierboven.
Stoornissen in de visuele waarneming
Aangezien veel hersenstructuren betrokken zijn bij waarneming komen problemen met waarneming
ook veel voor bij neurologische aandoeningen.
,Problemen in de waarneming kunne worden ingedeeld in:
- Visueel-velddefecten.
- Lagere orde visuele stoornissen (anopsie) → treden op voor figuur-achtergronddiscriminatie.
- Hogere orde visuele stoornissen (agnosie) → Schade in gebieden buiten V1.
Lissauer (1980): Maakt een onderscheidt tussen 2 klassen agnosie.
1. Apperceptieve agnosie: percept zelf komt niet goed tot stand.
2. Associatieve agnosie: percept komt wel tot stand, maar connectie met kennis niet.
Belangrijke eis van agnosie is dat klachten niet kunnen worden toegewezen aan dingen zoals slecht
zicht of lagere orde stoornissen.
Stoornissen in waarneming kunnen ook worden onderscheiden in zin van de ventrale wat-route en
de dorsale waar-route.
Visueel-velddefecten en lagere orde visuele stoornissen:
1. Visueel-velddefecten:
Beschadiging aan verschillende gebieden heeft verschillende schade tot gevolg:
- Nervus opticus = stoornis in 1 oog.
- Voorbij de optisch chiasma = homonieme gezichtsvelduitval.
- LGN = homonieme gezichtsvelduitval.
De kant van schade bij homonieme gezichtsvelduitval heeft te maken met de kant van schade in de
hersenen:
- Schade aan linkerhersenhelft = uitval van rechter gezichtsveld.
- Schade aan rechterhersenhelft = uitval van linker gezichtsveld. ‘
Hemianopsie = uitval voor de helft van het gezichtsveld.
Kwadrantanopsie = uitval van een kwart van het gezichtsveld.
Scotoom = uitval van een klein deel van visuele halfveld.
Bij gezichtsveld uitval wordt vaak ook een onderscheidt gemaakt tussen met of zonder
maculasparing (macula = meest centrale deel van gezichtsveld).
Patiënten hebben kort na het ontstaan van de uitval niet in de gaten dat er blindheid bestaat.
2. Stoornissen in de gezichtsscherpte, contrastgevoeligheid en licht-donkeradaptatie:
Visus (gezichtsscherpte) → Maat voor kleinste details die iemand kan onderscheiden.
Het vaststellen van de visus verloopt meestal met de formule V = d/D (d = afstand van onderzocht
persoon tot letterkaart, D = afstand nodig bij normale visus).
Verschillende niveaus o.b.v. visus zijn:
- 1 = normaal.
- 0.3 = minder/slechtziend.
- 0.1 = blindheid.
, Visus is ook afhankelijk van de contrastgevoeligheid van een persoon.
Veel patiënten met hersenschade klagen over wazig zien of slechte scherpte.
- 10% a 15% verminderde scherpte.
- 75% verminderde contrastgevoeligheid.
Een ander probleem wat lijkt voor te komen bij patiënten met hersenschade is dat ze zich moeilijker
kunnen aanpassen aan verschillende lichtsterktes (licht-donkeradaptatie).
3. Stoornissen in de kleurwaarneming:
Cerebrale achromatopsie = gestoorde kleurwaarneming als gevolg van hersenbeschadiging. Meestal
het gevolg van schade in V4.
Verschillende golflengtes worden wel gedetecteerd in de kegeltjes, maar niet in de hersenen
verwerkt.
4. Stoornissen in de bewegingswaarneming:
L.M. → Patiënt met stoornis in het waarnemen van beweging na beroerte.
Akinetopsie = Bewegingsblindheid.
Hogere orde visuele stoornissen:
1. Apperceptieve agnosieën:
Er bestaan verschillende vormen van apperceptieve agnosie:
- Visuele vormagnosie = herkenning, matchen en kopiëren van eenvoudige stimuli gestoord.
- Ventrale simultaanagnosie/integratieve agnosie = niet in staat om afzonderlijke elementen
samen te voegen in een betekenisvol, holistisch percept.
2. Associatieve agnosieën:
Er bestaan 3 criteria voor associatieve agnosie:
- Visuele herkenningsproblematiek bij benoemen of categoriseren van objecten.
- Normale herkenning in andere niet-visuele modaliteiten.
- Intacte (of adequate) visuele waarneming.
Patiënten met associatieve agnosie kunnen vaak wel natekenen, maar patiënten met apperceptieve
agnosie niet.
Binnen associatieve agnosie is er veel variatie in mogelijke problematiek (sommige mensen
herkennen alles niet meer, sommige maar enkele dingen niet).
Kleuragnosie = selectieve stoornis in kleurkennis waarbij waarneming wel intact is maar kleuren niet
kunnen worden benoemd, herkend of gecategoriseerd (patiënt M.A.H.).
Helderheidsagnosie = problemen met het herkennen van helderheid (patiënt L.Z.).
Objectagnosie = Patiënten hebben moeite met het benoemen van objecten en met het ordenen van
objecten uit dezelfde (semantische) categorie (e.g. de banaan en appel bij elkaar leggen).
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur maartenkostermf. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.