Termen oktoberdeel (53pp)
Pagina Term Definitie
4 Language in use Taal in gebruik, als interactieve communicatie (extern
perspectief), het gesproken woord, de situatie-
gebonden interactie, de manier(en) waarop 2 of
meerdere mensen met elkaar gesprekken aanknopen.
4 gemeenschapsmeertaligheid De gelijktijdige aanwezigheid in een bepaald
territorium van meerdere “talen” (bv. Brussel)
9 Sociale kennis Kennis die we opdoen via anderen, bv scholing,
vorming, en die kennis is dus fundamenteel
12 sociale cognitie interactief.
12: de studie van de manier waarop individuen hun
(sociale) wereld begrijpen
10 Continuïteit
10 Disruptie
13/10 Taal als social glue / sociaal Taal als sociaal bindmiddel is het kenmerk dat ons het
bindmiddel meest onderscheidt van andere (dier)soorten.
5 Sociolinguïstiek De verschillende manieren waarop mensen met elkaar
spreken. (Berruto 1995)
Eén van de wetenschappelijke disciplinaire
13 invalshoeken op taal (ook bv historische taalkunde, de
formele semantiek) waarbij taal vooral wordt gezien
als een middel waarmee een individu zich uitdrukt in
een specifieke context
NOV 38
Een interdisciplinaire sector van het taalkundig
NOV 43 onderzoek waarin de sociale dimensie van taal en het
talige gedrag wordt bestudeerd.
13 Het evolutionaire De manier waarop taal ingebed zit in ons mens-zijn als
perspectief soort, en ons dus onderscheidt op een rigide of
continue manier van andere soorten.
Volgende delen: culturele & existentiële perspectief
14 Taalkundige antropologie De aanpak waarbij wordt nagegaan hoe het
taalvermogen ons definieert als soort ten opzichte van
andere dieren en soorten.
16 Darwin’s The Origin of De functie van een bepaalde vorm is afhankelijk van
Species, 1859 die vorm – de vorm ontstaat uit een proces van
adaptatie en de functie die deze vorm toebedeeld
krijgt, kan veranderen – m.a.w.: evolutie gebeurt niet
vanuit een doelmatig perspectief.
17 Natuur Biologie, genetica, disruptieve hypothese
17 Cultuur Externe processen, bv. leermechanismen en
strategieën die na de geboorte worden ingezet
(continuïteitstheorie)
19 Noam Chomsky Amerikaanse taalkundige die beweert dat taal een
biologische basis heeft in een genetische mutatie die is
opgetreden toen de voorouders van de mens zich
, hadden afgesplitst van de mensapen, en daarna
aanleiding heeft gegeven tot de nieuwe soort nl homo
sapiens (200.000 jaar geleden)
Disruptieve hypothese: “language is based on an
entirely different principle than any animal
communication system” (1988)
20 Bipedie / tweevoetigheid De mens die rechtop is gaan lopen (homo erectus):
meer controle over ademhaling, lager strottenhoofd,
stembanden ontwikkeld, handen vrij (vuur – koken –
sneller verteringssysteem – meer energie voor
hersenen)
20/21 Zones van Broca en Broca: waar taalvorming plaatsvindt
Wernicke
Wernicke: waar taalperceptie/verwerking plaatsvindt
Cf. plasticiteit van de hersenen: andere delen kunnen
elkaars functies (deels) overnemen dus er is niet één
specifieke plaats waar taalverwerking plaatsvindt.
22 Continuïteitshypothese Het uitgangspunt dat evolutie over het algemeen een
gradueel proces is, waarbij fysieke kenmerken een
redelijk lang proces doorlopen van adaptatie of
verfijning en specialisatie.
24 Hockett’s design feautures Veel van deze kenmerken zijn zowel op dierlijke als
for language menselijke communicatie toepasbaar
26 Cultuur Homo sapiens heeft radicaal snel cultuur ontwikkeld
(op 200.000 jaar tijd): kledij om sociale status aan te
28 duiden, instrumenten, schilderingen, etc. taal is
waarschijnlijk ook zo’n cultuurproduct (i.p.v.
natuurlijke, gestage evolutie van de vorm)
28: (def. Richerson & Boyd) “Culture is a formation
capable of affecting individual’s behavior that they
acquire from other members of their species through
teaching, imitation and other forms of social
transmission.” (cultuur als informatie-overdracht
oftewel culturele transmissie, bv. bittere plant)
27 Culturele transmissie Term van Michael Tomasello, culturele transmissie
door de homo sapiens is de mentale kracht waaruit
taal is ontstaan – geen oerinstinct of mutatie
(Chomsky) – vb. wolfskinderen leren significant
minder snel taal aan, of dove kinderen die gebarentaal
leren doen dat adhv onderlinge communicatie
(“sociaal leren”).
29 Sociale epistemologie Het sociale aspect van cultuur waarmee we aan
kennisoverdracht doen, en nuttige informatie over de
werkelijkheid delen.
29 Taal als “cultural tool” (Everett) als instrument om met elkaar informatie te
delen die niet meer beschikbaar of zichtbaar is.
29 Coöperatief gedrag Geen uniek menselijk kenmerk, bv ook wolven en
bijen, maar wat wel typisch menselijk is, is altruïstisch
, gedrag.
29 intentioneel altruïstisch Gedrag waarbij we de gedachten/intenties van de
gedrag’ ander proberen raden en informatie bezorgen
waarvan we denken dat ze die nodig hebben.
29 “enlightened self-interest” Coöperatief gedrag bij dieren is vaak gemotiveerd
door “enlightened self-interest”. Vaak uit eigenbelang,
bv eigen dna voortzetten, en ook beperkt tot de eigen
clan, kudde, nakomelingen…
29 Altruïsme (def. William Hamilton): het helpen van een
soortgenoot op een moment waarop het niet helpen
een voordeel zou opleveren aan degene die helpt.
Terug te vinden bij sommige vogels en apen, maar
steeds beperkt tot de eigen nakomelingen.
Typisch menselijk = altruïstisch gedrag tegenover
anderen waar geen genetische band mee bestaat.
Altruïsme vergroot de sociale cohesie: grotere
specialisatie rond belangrijke taken zoals jagen of
verzamelen terwijl iemand anders op de baby’s past.
Link met sociaal leren (Tomasello): om sociaal leren
mogelijk te maken, heb je iemand nodig die iemand
anders iets wilt aanleren zonder daar zelf voordeel uit
te halen, en dus altruïstisch gedrag vertoont.
30 Leerstrategieën (als Het belang van leerstrategieën in de ontwikkeling van
onderdeel van cultuur) cultuur: “experiment met de doos” van Horner en
Whiten (2005) – toont aan dat apen doelmatig leren
(zo snel mogelijk eten) en mensenbaby’s procesmatig
(de voorgedane stappen nadoen).
30 Goal-oriented Doelmatig leren – chimpansees
30 Process oriented Procesmatig leren – de aangeleerde procedure zo
getrouw mogelijk kopiëren, de stappen nabootsen
31 Cumulatief leren Doelmatig leren verschilt van procesmatig leren in de
mogelijkheid om leerprocessen te combineren en op
te stapelen (“stacking”) en zo cumulatief kennis op te
bouwen. (bv. eskimo: overleven op kennisopbouw
vorige generaties – anders geen overlevingskansen)
Dit systematisch opbouwen van informatie
onderscheidt mensen van mensapen en andere
dieren.
31 Cultural intelligence (Tomasello) deze natuurlijke predispositie om
informatie te willen opvangen van andere mensen.
Deze intelligentie is een soort van mindset waarbij
iemand openstaat om te willen leren en erkent dat de
ander hem/haar iets wil bijbrengen – en is al aanwezig
in baby’s, – dus moet het al voorgeprogrammeerd zijn,
als een soort cognitief instinct.
31 Cumulatief cultureel leren Volgens Tomasello de verklaring waarom de mentale
, capaciteiten van de homo sapiens zo snel ontwikkeld
zijn. En taal vergemakkelijkt en versnelt dit proces,
omdat het erop doelt om de sociale interacties die aan
de basis liggen van cumulatief leren, in stand houdt.
32 Trasmission Chain Method Van Mesoudi, Whiten en Dunbar: sociale verhaaltjes
(experiment) vs. Feitelijke verhaaltjes: de sociale worden het meest
onthouden en beste overgeleverd op geheugen – het
menselijk brein vindt sociale informatie belangrijker
en nuttiger. Cumulatief leren (opbouwen =
transmission) verloopt dus makkelijker als er een
sociale component in gemengd is.
33 TCM experiment 2 (Kirby, Mensen passen taal aan terwijl ze taal doorgeven –
Cornish en Smith 2008) morfologisch en syntactisch – om het makkelijker te
onthouden
34 Ratchet-effect (Tomasello) Het pal-effect: taal voorkomt dat informatie verloren
gaat, dat de geaccumuleerde kennis niet vergeten
wordt.
34 Samenvatting Taal leverde de homo sapiens dus een evolutionair
voordeel op ten opzichte van andere hominiden die
geen taal hebben ontwikkeld: het versterkte de
interne cohesie van de groep omdat men van elkaar
kon leren, en die informatie ook kon opslaan in taal en
op die manier doorgeven. Taal is dus kunnen ontstaan
op basis van het prosociale gedrag dat die homo
sapiens onderscheidt van andere soorten. Vanuit deze
hypothese hoeft taal dus geen plotse genetische
mutatie te zijn, maar is ze een communicatievorm die
haar oorsprong vindt in gebaren en vocale signalen,
maar dus ook door “culturele intelligentie”
(Tomasello) en intergenerationele transmissie
gespecialiseerd is geworden, complexer is geworden
door de verschillende leermechanismen en
leerstrategieën waarmee we allemaal geboren
worden. De gevolgen van het gebruik van taal zijn
cumulatief (cf. het pal-effect) en lopen snel op qua
complexiteit en technisch vernuft - maar hoeven dus
niet te botsen met de continuïteitshypothese: het
verschil tussen de homo sapiens en de andere soorten
zit in de eerste plaats in een aantal aangeboren
leerstrategieën die exclusief kenmerkend zijn voor die
homo sapiens (culturele intelligentie / sociaal leren als
procesmatig leren)
35 Interaction engine Levinson 2006 – omschrijft de contactnames tussen
mensen als een gevolg van de interaction engine =de
aanleg om met mensen te interageren.
De manier waarop we interageren (interactionele
schema’s) zijn aangeboren (nature), terwijl concrete
informatie gerelateerd is aan de omgeving (culture) –
bv. kind in amazonewoud en kind in NYC krijgen
allebei andere informatie te verwerken, maar doen dit