Emanuelle Dilles
2021-2022
Boek (beperkt), ppt & notities
HFSTK 1: GESCHIEDENIS,
THEORIE, EN
ONDERZOEKSMETHODEN
De ontwikkelingspsychologie bestudeert de stabiliteit en verandering over de levensloop. Het domein is:
Wetenschappelijk
Toegepast
Interdisciplinair
1.1 BASIC ISSUES
1.1.1 THEORIE
Een theorie is een geordend en samenhangend geheel van uitspraken dat gedrag. Vb: gehechtheidstheorie
Beschrijft het gedrag van baby’s van 6 tot 8 maanden wanneer zij aandacht vragen van zorgfiguren
Verklaart hoe en waarom baby’s deze drang naar aandacht ontwikkelen
Voorspelt de gevolgen van deze emotionele band tussen ouder en kind voor toekomstige relaties
Theorieën zijn belangrijk om 2 redenen:
1) Begrijpen – richting en betekenis geven aan wat we zien
2) Basis voor praktijk – weten wat te doen om welzijn van kinderen te verbeteren
! Maar: theorieën zijn beïnvloed door cultuur en tijdsgerelateerde aannames behoefte aan
wetenschappelijke bevestiging wat betreft theorieën
1.1.2 DRIE BASISVRAGEN IN DE ONTWIKKELING
1) Is ontwikkeling continu of discontinu?
Continue ontwikkeling: geleidelijk uitbreiden van zelfde soort vaardigheden die er in het begin al
waren verschil tussen leeftijden is de hoeveelheid of complexiteit van perceptie/reacties/vaardigh
Discontinue ontwikkeling: nieuwe manieren van reageren in specifieke periodes verschillende
stadia hebben unieke manieren van denken, voelen en gedragen
Stadia (discontinu): kwalitatieve veranderingen in denken en doen, kenmerkend voor bepaalde
perioden trapsysteem
2) Is er één verloop of meerdere?
Vroeger: stadia-theorieën iedereen doorloopt zelfde sequentie van ontwikkeling
Nu: meerdere vormen van ontwikkeling mogelijk door contexten
3) Erfelijkheid of omgeving?
Erfelijkheid: erfelijke informatie meegekregen van ouders bij bevruchting
Omgeving: fysische en sociale factoren – beïnvloedt biologische en psychologische ontwikkeling
1.1.3 CONTEXTEN VAN ONTWIKKELING
, Emanuelle Dilles
2021-2022
Boek (beperkt), ppt & notities
Contexten = unieke combinaties van persoonskenmerken (extravert/introvert) + omgevingskenmerken
(opvoedingsstijl, woonomgeving) kunnen leiden tot verschillende trajecten van ontwikkeling
1.1.4 STABILITEIT EN PLASTICITEIT
Stabiliteit = het behouden van een relatieve positie; Plasticiteit = verandering is mogelijk
individuen die hoog/laag scoren op een karakteristiek Ontwikkeling open voor levenslange
zullen dit nog altijd doen op latere leeftijd verandering
Erfelijkheid Verandering gebaseerd op belangrijke
Levenslange patronen door vroege ervaringen ervaringen
Verlegenheid is erfelijk bepaald en zal doorheen Doorheen je leven kan je meer/minder
de levensloop niet veranderen. verlegen worden
1.2 LEVENSLOOPPERSPECTIEF
= Ontwikkeling is proces dat altijd verder gaat, van bevruchting tot overlijden & heeft invloed op alle domeinen
van de ontwikkeling
Ontwikkeling is:
Levenslang
Multidimensioneel en veelvormig
Heel plastisch
Beïnvloed door vele krachten, in interactie met elkaar
In plaats van de levensloop als één enkele lijn of continue
veranderingen te zien, zal het levensloopperspectief de
ontwikkeling zien als 3 bomen die uitmonden in verschillende
richtingen. Elke tak staat voor een mogelijke vaardigheid in één van
de ontwikkelingsdomeinen. Het overlappen van takken staat voor
de domeinen die met elkaar kunnen mengen.
Meerdere paden zijn mogelijk, afhankelijk van de context die een
individuele invloed levert.
Fasen in de ontwikkeling:
Prenataal Bevruchting tot geboorte
Baby en peuter Geboorte – 2jr
Vroege kindertijd 2-6jr
Midden-kindertijd 6-11jr
Adolescentie 11-18jr
Vroege volwassenheid 18-40jr
Midden-volwassenheid 40-65jr
Late volwassenheid 65jr-overlijden
Domeinen van ontwikkeling:
Fysiek Lichaamslengte, onderlinge verhoudingen, uitzicht, functioneren van
lichaamssystemen, perceptuele en motorische capaciteiten, gezondheid
Cognitief Intellectuele capaciteiten (aandacht, geheugen, kennis, taal,..-
, Emanuelle Dilles
2021-2022
Boek (beperkt), ppt & notities
Emotioneel en sociaal Emotionele communicatie, zelf-inzicht, kennis over anderen, interpersoonlijke
vaardigheden, relaties, moreel redeneren, moreel gedrag
1.2.1 ONTWIKKELING IS MULTIDIMENSIONEEL EN VEELVORMIG
Multidimensioneel = bepaald door complex samenspel van biologische, psychologische en sociale factoren
1) Veelvormig: niet altijd vooruitgang in alle domeinen
2) Veelvormig: vooruitgang en achteruitgang binnen hetzelfde domein
1.2.2 ONTWIKKELING WORDT BEÏNVLOED DOOR MEERDERE KRACHTEN
Leeftijdsgebonden invloeden = gebeurtenissen sterk gebonden aan leeftijd en daardoor voorspelbaar
(normatief) kleuteronderwijs, lager onderwijs, middelbaar, hoger,…
Gebonden aan geschiedenis = ervaren door mensen geboren rond zelfde tijdstip, cohort (normatief) tijdn
van oorlog en vrede, pandemie, maatschappelijke bewegingen, internet,..
Niet-normatief: breuk met je partner zorgt ervoor dat je een andere weg op gaat, overlijden van een dierbare,..
1.3 VROEGE WETENSCHAPPELIJKE THEORIEËN
Evolutietheorie Darwin: principes van natuurlijke selectie en overleven van de sterkste
Natuurlijke selectie: soorten hebben kenmerken die aangepast zijn
aan/passen bij hun omgeving
Overleven van sterkste: individuen die best aangepast zijn aan hun
omgeving planten zich voort + hun genen worden doorgegeven aan
latere generaties
Normatieve benadering Hall en Gesell: ontwikkeling als een rijpingsproces (maturatie).
Leeftijdsgebonden gemiddelden uit grote studies bij kinderen = typische
ontwikkeling
Test beweging Binet en Simon: Eerste intelligentie-test, leidde tot belangstelling voor
individuele verschillen in ontwikkeling
1.4 THEORIEËN VAN MIDDEN 20 S T E EEUW
1.4.1 PSYCHOANALYTISCHE BENADERING
Klemtoon op unieke levensgeschiedenis van het individu
Conflicten tussen biologische driften en sociale verwachtingen
Visie = kinderen gaan door reeks stadia van conflicten tussen biologische driften (agressief, seksueel) en sociale
verwachtingen. Oplossing bepaalt psychisch functioneren.
1.4.1.1 PSYCHOSEKSUELE THEORIE
Freud; Hoe ouders omgaan met impulsen (driften) van kinderen in eerste levensjaren bepaalt ontwikkeling
persoonlijkheid
Id = Ruimste aspect; “ik moet”
Onbewust, aanwezig bij geboorte
Biologische behoeften en verlangens
Ego = Bewuste, rationele aspect
Ontstaat in vroege kindertijd
Impulsen (van id) in aanvaardbare richtingen sturen, bemiddelbaar tss ego & superego
Superego = Het geweten; “ik mag niet”
, Emanuelle Dilles
2021-2022
Boek (beperkt), ppt & notities
Ontwikkelt tussen 3 en 6 jaar door interactie met verzorgers
Relaties tussen 3 aspecten bepalen persoonlijkheid
Orale fase: Geboorte – 1jr Mond; baby geniet van zuigen & voeding krijgen, zuigen op duim, dingen
in mond stoppen
Anale fase: 1-3jr Anus; kind leert op potje gaan, ontlasten kan tot lustervaring/opluchting leiden
Fallische fase: 3-6jr + Oedipus & Electra Fallus; kleuters ontdekken dat er geslachtsverschillen zijn
tussen mannen en vrouwen, voorstellingen rond eigen ouders, kleine jongens willen dat papa uit the
picture gaat om meer tijd te hebben met mama – bij meisjes omgekeerd
Latentie fase: 6-11jr Kind leert basisvaardigheden aan, seksuele aspect naar achtergrond
Genitale fase: Adolescentie Geslachtsorganen; gaan zich richten op liefdesobjecten buiten gezin
Kritiek op Freud:
Te grote klemtoon op rol seksuele gevoelens in ontwikkeling
Theorie is cultuur-specifiek
Geen onderzoek bij kinderen
1.4.1.2 PSYCHOSOCIALE THEORIE
Erikson breidt theorie van Freud uit, eerder gericht op relatie met andere mensen
3 extra stadia over volwassenheid
Ego bemiddelt niet alleen tussen id & superego, is ook positieve kracht in ontwikkeling & geeft actieve
bijdrage
Basisconflict in ieder stadium
Invloed van culturele context
Psychosociale stadia:
1) Vertrouwen vs wantrouwen: Geboorte – 1jr
2) Autonomie vs schaamte/twijfel: 1-3jr
3) Initiatief vs schuld: 6-12jr
4) Identiteit vs verwarring: Adolescentie
5) Intimiteit vs isolement: Vroege volwassenheid
6) Generativiteit vs stagnatie: Midden volwassenheid
7) Integriteit vs wanhoop: Late volwassenheid
1.4.1.3 VOOR- EN NADELEN
Voor: unieke levensgeschiedenis
Voor: inspireerde onderzoek over vele aspecten emotionele/sociale ontwikkeling
Tegen: weinig aandacht voor andere methodes, daardoor geïsoleerd
Tegen: vele ideeën te vaag om te onderzoeken
1.4.2 BEHAVIORISME EN SOCIALE LEERTHEORIE
= kijken naar gedrag, dingen aanleren en zien hoe gedrag verandert
Klassieke conditionering Stimulus – respons
Pavlov & Watson
Operante conditionering Bekrachtiging – straf
Skinner