HOOFDSTUK 1 – INLEIDING, MATERIAAL EN METHODE, KLINISCH ONDERZOEK
1.1 KORTE INLEIDING
DOEL VAN DE CURSUS
Betekenis
• Propaedeutica - v. voorbereidende kundigheden (tot een wetenschap),
voorbereidend onderwijs. (Van Dale, 1898)
Leerdoel = aanleren van
• Afname anamnese: stel de juiste vragen
• Uitvoeren lichamelijk onderzoek
• Verbanden leggen tussen verschillende bevindingen (symptomen vs. bloed/urine
uitslag)
• Klinische redeneren
• Diagnostisch denken
Waarom?
• Probleem van het dier en de eigenaar aanpakken/oplossen door een diagnose te
stellen en daar uitvloeiende behandeling in te stellen
• Het effect van een behandeling te leren evalueren (hercontrole)
• Diagnostische therapie
• Gerichte verzoeken van de eigenaar uitvoeren:
bv. gezondheidscontrole, vaccinatie, controle op rasgebonden afwijkingen,
aankooponderzoek, import, certificering, …
Pas op als je denkt dat het probleem meteen duidelijk is, bij mastitis kan er ook nog een
pyometra zijn. Denk altijd in de trechter. Op het einde van de trechter heb je een diagnose
of je gaat specifieke onderzoeken doen.
1
,LESMATERIAAL
• Slides in de les plus uitleg = leerstof
• Geschreven cursus is aanvulling maar geen leerstof tenzij anders vermeld.
• Sterke link met skills lab lesmateriaal
• Illustraties in boeken
De 3 cursussen die op blackboard staan bij dit hoofdstuk zijn wel volledig leerstof!
ORGANSATIE VAN DE LESSEN
• Meerdere docenten, per hoofdstuk steeds dezelfde docent
• Gastdocenten
• Planning doorgegeven via blackboard
• Titularis: Prof Jo Leroy
• Gewone lessen, aangevuld met zelfstudie, kennisclips en responsiecolleges
• 40u les, 5 SP
• Geen practica of seminaries
• Organisatie van theoretische kennis; training en toepassing in het Skills Lab en in de
kliniek tijdens de masteropleiding
EVALUATIEVORM
• Multiple choice examen
• 50 vragen met 4 mogelijke antwoorden
• Verhoogde cesuur (30/50 = 10/20)
• Type vragen:
• Theoretische vragen: toetsen van kennis
• Toepassingen: bv. analyses van bloed en urine interpreteren, leukogram, foto
RBC
• Klinische casus
• Herkennen van symptomen op beeldmateriaal (foto’s, film) en
geluidsopnames
2
,1.2 MATERIAAL EN METHODEN
METHODEN
Zintuiglijke waarnemingen
- Gezichtsvermogen → inspectie
o Vorm, kleur en beweging
- Tastzin → palpatie
o Vorm, consistentie en temperatuur
- Gehoor → auscultatie
o Geluiden in borst- en buikholte
- Reukzin
o Huid, oren, mond
Hulp van instrumenten
INSPECTIE
• Algemene inspectie
• Visuele waarneming van het gehele dier
• Goed verlichte ruimte
→ zie hoofdstuk algemene indruk
• Lokale inspectie
• Bepaalde handelingen
• Soms focale lichtbron
• Specifieke instrumenten
→ zie afzonderlijke orgaanstelsels
PALPATIE
• Voorzichtig tasten. Bij te hard drukken:
• Verlies van sensorisch gevoel in vingertoppen
• Wegdrukken van te onderzoeken structuren, vnl. in de
buikholte
• Pijnreacties bij dier
• Extra handelingen om waarneming uit te breiden: undulatieproef.
• Voor de vaststelling van vrij vocht in de buikholte (ascites)
• Uitvoering:
• Je gaat achter het dier staan
• Aan de ene zijde leg je je vlakke hand als een
dectector tegen de buik
• Met de vingers van de andere hand geef je een korte
tik tegen de buikwand
• Door de opgewekte drukgolf verplaatst de vloeistof
zich en dit kan je met je andere hand waarnemen.
• Let op voor vals positieven: obese hond, volle blaas,
cyste,…
3
,Beschrijving van een verdikking/massa door inspectie en palpatie.
• Plaats: nauwkeurige lokalisatie kan soms anatomische herkomst vaststellen
• Grootte:
• Omvang van de verdikking meten in drie dimensies. Altijd goed opschrijven,
dan weet je of het gegroeid of verkleind is.
• Lineaal, schuifmaat, genummerde kralenstreng
• Bedekkende structuren worden niet meegerekend!
• Vorm:
• Vaak karakteristieke vorm
• Soms diffuse orgaanvergroting zonder
vormverandering
• Evolutie opvolgen: tekening maken met locatie,
grootte en vorm. Afmetingen opschrijven!
• Consistentie:
• variërend van zacht en fluctuerend tot
steenhard
• Pijnlijkheid:
• Tumoren meestal niet pijnlijk, uitz. bottumoren
• Ontstekingsreacties vaak erg pijnlijk
Rubor, calor, dolor, tumor.
Anaalzaktumor Mastceltumor
4
, • Kleur en temperatuur:
• Rood en warm: acute ontsteking
• Rood, blauw-paars, geel: hematoom
• Bruin-zwart: melanine
• Verwante verdikkingen:
• Multipele verdikkingen
• Betrokkenheid regionale lymfeknopen
• Opmerking: resultaat van inspectie- en palpatieonderzoek
hangt af van de tijd en aandacht die eraan besteed wordt!
PERCUSSIE
Percussie = bekloppen
• Pijnlijkheid lokaliseren: spieren, botten,…
→ Zie hoofdstuk orthopedie
• Acoustische percussie:
• Onderzoek borst- en buikholte
• Door kloppen weefsel in beweging brengen →
geluidsgolven
• Ieder weefsel heeft een bepaalde toon
• Indirecte vinger-vingerpercussie
• Plessimeter en percussiehamer: rund, paard, grote honden
VINGER-VINGERPERCUSSIE (TECHNIEK RECHTSHANDIGEN)
• Met middelvinger van de rechterhand op de middelvinger van
de linkerhand (thv de articulatie met de derde falanx) kloppen
• Linkerhand rust tegen dier, de middelvinger wordt steeds met
gelijke, matige druk tegen de huid gehouden
• Rechterhand:
• Middelvinger wordt halfcirkelvormig gebogen vanaf de
pols
• Bewegingen worden verricht vanaf de pols
• Elke slag dient gelijk te zijn
• Te zware slag geeft te lange resonantie
• Te lichte slag penetreert onvoldoende
• Zwaarte van de slag hangt af van de dikte van de thoraxwand
• Om grens van twee gebieden met verschillende toon te bepalen best enkele keren
heen en weer gaan
• Beperkingen:
• Thorax: tot max 7 cm diepte
• Gebied met gewijzigde densiteit moet groter zijn dan 5 cm diameter
5
,3 hoofdtonen bij percussie romp:
• Sonore percussietoon:
• Vrij lage, sterk resonerende toon
• Gashoudend longweefsel
• Gedempte percussietoon:
• Kort, “afgesneden” geluid van geringe intensiteit
• Niet gas-houdende lichaamsdelen: lever, spieren,
denser weefsel
• Tympanische percussietoon:
• Meer klank en hoger dan sonore toon
• Gashoudende maag, pens tympanie
Foto: hond met maagtorsie. Hypoxie van de maag en necrose. Je hoort een hollig geluid,
diagnose stellen met percussie.
AUSCULTATIE – OEFENEN!
• Geluiden ontstaan door snelle fluctuaties in gasdruk of door weefseltrillingen
• Geluid is meestal een combinatie van trillingen met verschillende frequenties
• Ruis: wanneer er geen samenhang is tussen de verschillende frequenties
• Geluidsfragment ruis?
Processen waarbij geluiden worden opgewekt en dus kunnen
beluisterd worden:
Verplaatsing van gas of vloeistof
• Laminaire stroming
• Alle deeltjes bewegen in de richting van de stroom,
aan buitenzijde trager door wrijving wand.
• Normale toestand thv luchtwegen, hart…
• Maakt geen geluid!
• Turbulente stroming
• Hogere stroomsnelheid → geen ordelijke stroming meer → deeltjes botsen
→ drukveranderingen → trilling weefsels: ruis
• Afwijkend: bv. mitralisklependocardiose, aortastenose
• Hoor je wel, maakt geluid: vernauwing van het vat of door een snellere
stroom.
Verplaatsing van gas of vloeistof:
mitralisklependocardiose
Mitralisklep die dicht gaat: lub. Bij een
klepletsel kan er lekkage ontstaan, er
komt een bloedstroom richting het
atrium terug. Is een turbulente stroom
en je krijgt een bijruis.
6
,Processen waarbij geluiden worden opgewekt en dus kunnen beluisterd worden:
• Vernauwingen in bronchiën: wanden komen bijna tegen elkaar en veroorzaken
trillingen bv. astma bij katten
• Expiratoire dyspnee met klikkende geluiden: bv. tracheacollaps
→ zie hoofdstuk respiratie
INSTRUMENTEN
PERCUSSIEHAMER EN PLESSIEMETER
• Percussiehamer: rubberen dop
• Plessimeter: metalen plaatje met vleugels
• Werkwijze:
• Hamer “losjes” tussen duim en wijsvinger vasthouden
• Plessimeter stevig tegen lichaamswand drukken
• Met losse zwaai op plessimeter slaan
• Je begint caudaal van scapula en klopt dan van craniaal
naar caudaal.
• Handeling iets lager herhalen
• Slaan vanuit je pols
REFLEXHAMER
• Reflexhamer volgens Taylor
• Driehoekige rubber slagblok
• Basis → opwekken peesreflex
• Punt → opwekken spierreflexen
• Werkwijze:
• Korte abrupte tik op pees of spier
• Duim en wijsvinger op overgang steel
• Twee draaipunten:
• Pols
• Plaats waar duim en wijsvinger steel
vasthouden
• Beweging wordt aangezet door met wijsvinger een tik
te geven tegen de steel in de richting van de
handpalm
• Hemostatische klem: als alternatief voor “reflexhamer”
7
,STETHOSCOOP
• Oordoppen moeten goed passen en de gehoorgang volledig afsluiten
• Oordoppen in juiste richting aanbrengen!
• Kelk: afgedekt met kunststof plaatje = membraan
• Membraan zorgt ervoor dat laag frequente tonen worden uitgefiltert, waardoor
hoogtonige geluiden beter gehoord worden
• Dubbele kelk: kleinere kelk zonder
membraan om gericht te luisteren
Elektronische stethoscoop
• Meerdere oorstukken mogelijk (onderwijs)
• Mogelijkheid om bepaalde frequentiegebieden te
selecteren
• Versterken geluid (mensen met gehoorproblemen)
• Nadeel: meer bijgeruis hoorbaar
Veel oefenen!!
Richtlijnen voor gebruik:
• Kelk stevig en vlak tegen lichaamswand plaatsen
• Verwarrende/storende geluiden:
• Omgevingsgeluiden
• Geluid door het wrijven van de haren over de kelk, korte ketterende geluiden.
Kan lijken op niet-muzikale ronchi (zie respiratie). Of met de slang over de
haren.
• Geluiden door spiertrillingen.
• Spinnen kat, koe regurgiteren, hond hijgen: niks mee aanvangen. Bv kraan
aanzetten bij de kat.
THERMOMETER
Werkwijze:
• Rectaal inbrengen met glijmiddel, diep genoeg. → je wilt de diepe
temp meten want de oppervlakkige temp hangt af van factoren
• Goed vasthouden en beetje kantelen tegen de mucosa
• Lang genoeg laten zitten! Ook niet meten als er een ontsteking zit,
dan heb je geen systemisch beeld
Oorthermometer
• Detectie van infrarode straling door vascularisatie achter het
trommelvlies
• Frequent gebruikt bij mens
• Ook ontwikkeld voor hond, maar:
• Meting bemoeilijkt door bouw gehoorgang hond
• Metingen geven te weinig consistente waarnemingen
→ afgeraden om routinematig te gebruiken
8
,OTOSCOOP
-
OPHTALMOSCOOP
-
BLOEDDRUKMETER
REGISTRATIE BLOEDDRUK: AUSCULTATIE
9
, • Geluid dat men hoort zijn “Korotkoff-
tonen”
• Bij gezelschapsdieren “Korotkoff-
tonen” onvoldoende duidelijk om
bloeddruk te meten.
• Auscultatie=humane techniek
REGISTRATIE BLOEDDRUK: OSCILLOMETER
• Detectie van kleine oscillaties van de arteriewand wanneer bloed terug begint te
stromen
• Gedecteerd door sensoren in de manchet
• P bij beginnende oscillaties = SAP
• Maximale amplitude = gemiddelde AP
• Afname oscillaties tot constant niveau = DAP
• Voordeel:
• meting gebeurt automatisch
• Drie waarden: SAP, MAP, DAP
• Nadeel:
• Lagere uitslag bij dieren met hypertensie
Hogere uitslag bij dieren met hypotensie
Niet obv geluid maar obv
beweging van
turbulentie in de
bloedstroom.
Distaal van de cuf
meten.
10