Pathologie Module 2 - Jaar 1 ergotherapie - bevat: inleidende zelfstudie, afweersysteem en lymfestelsel, infectieziekten, kanker, erfelijkheid, aandoeningen aan het orgaanstelsel (ademhaling, hart en vaatstelsel), Bloed, zenuwstelsel en chronische pijn
PATHOLOGIE
Het ontstaan en beloop van ziekten
Inleiding
Pathologie = ziekteleer
= wetenschap die die de veranderingen in de bouw en in het functioneren in het ziek
organismen bestudeert.
Ziekte = een schadelijke lichamelijke of psychische afwijking (tov een normaal persoon) van
een
organisme
Gezondheid = de handhaving van de homeostase van het lichaam
= alle processen van het lichaam in evenwicht
Aandoeningen van het hart, longen en bloed tasten kwaliteit van leven aan.
Begrippen
Anatomie: Leer van de bouw en samenstelling van het lichaam
Fysiologie: Wetenschap die die de functies van het lichaam bestudeert
Pathofysiologie: Leer van de fysiologische functies in het zieke organisme
Pathogenese: De mechanismen van het ontstaan van een ziekte of afwijking
Als we ziek zijn
Symptomen of ziekteverschijnselen
Diagnose: vaststellen van een bepaalde ziekte of aard van een ziekte kennen
Diagnostiek: toepassing van wetenschappelijke en klinische methoden om de aard van
een ziekte te bepalen
Beluisteren van het verhaal
Medische anamnese
Medische voorgeschiedenis
Psycho-sociale omstandigheden
Familiale anamnese (erfelijkheid)
Klachten / verloop van de klachten
Ergotherapeutische anamnese
Uitvoeren van lichamelijk onderzoeken
Zo kun je naam geven aan het probleem
Inspectie
= Bekijken van de buitenkant van het lichaam
Palpatie
= Het lichaam met handen en vingers aftasten
Auscultatie
= Luisteren naar hart, longen en darmen met behulp van stethoscoop
Percussie
1
, = bekloppen van lichaamsdelen en organen
Aanvullend onderzoek
EKG of ECG
= Registratie van de elektrische activiteit van het hart tijdens de hartcyclus. Draagt bij
aan de diagnostiek van coronaire hartziekten, myocardinfarct, klepafwijkingen en
bepaalde aangeboren hartafwijkingen.
CT of Computed Tomgraphy
= Beeldvormende techniek waarbij met behulp van röntgenstralen en een computer
dwarsdoorsneden van het lichaam kunnen worden afgebeeld.
MRI of Magnetic Resonance Imaging
= Beeldvormende techniek waarbij met behulp van magnetische velden en radiogolven
dwarsdoorsneden van organen en weefsels kunnen worden afgebeeld.
Echografie
= Beeldvormende techniek waarbij met behulp van hoogfrequente geluidsgolven
(ultrageluid) afbeeldingen van inwendige organen en weefsels kunnen worden
gemaakt.
Biopt
= Stukje weefsel dat door punctie of excisie voor onderzoek wordt weggehaald.
Andere begrippen
Acuut
Met een plotseling begin en een kort, heftig verloop
Chronisch
Met een sluipen begin en een langdurig bestaan
Prognose
Het verwachte verloop en de uitkomst van een ziekte
Remissie
Tijdelijke vermindering van de symptomen (bij chronische ziekten)
Exacerbatie
Plotselinge verergering van een ziekte
Recidief
Terugkeer van een (schijnbaar) genezen ziekte
Complicatie
Een aandoening die bij een reeds bestaande ziekte optreedt (en de situatie erger
maakt)
Mortaliteit
Sterfte door een bepaalde ziekte in een bepaalde populatie
Morbiditeit
Mate van voorkomen van een bepaalde ziekte of handicap
Prevalentie
Het aantal bestaande ziektegevallen op een bepaald moment
Incidentie
Het aantal nieuwe gevallen van een zeikte die zich in een bepaalde periode in een
bepaalde populatie voordoen.
Etiologie
2
Pathogenese
De mechanismen van het ontstaan van een ziekte of afwijking
Idiopathisch
Met onbekende oorzaak
Bv. Juveniel idiopathische artritis
Weesziekte
Zeldzame ziekte, een levensbedreigende of chronisch invaliderende ziekte met een
geringe prevalentie. Meest zeldzame ziekten zijn van genetische oorsprong
Bv. Noordzeeziekte
Afweer en het lymfestelsel
1. Immuniteit of afweer
Ziekteverwekkers:
Bacteriën
Virussen
Schimmels
Parasieten
1 Aspecifiek of aangeboren
= aard van lichaamsvreemde stof is niet van belang, witte bloedcellen eten (= fagocyteren) of
doden de indringers
Extern: 1. Huid: fysieke barrière
2. Traanvocht, zweet, speeksel: chemische barrière
3. Slijmvliezen: stof en micro-organismen (bv. In maag en darmen)
Intern: Leukocyten of witte bloedcellen
Witte bloedcellen
= Leukocyten
3 soorten: granulocyten (zitten in het bloed), lymfocyten en monocyten
Agranulocyten: lymfocyten en monocyten (Natural Killer)
Leukocytose: verhoogde concentratie witte bloedcellen, kan wijzen op ontsteking
= veel witte bloedcellen
3
, Doen aan fagocyteren*
= opnemen van vaste deeltjes na insluiting door celmembraan
fagocytose= macrofagen en neutrofiele granulocyten
interferon die wordt afgegeven door geïnfecteerde lichaamscellen versterken
werking
*fagocyteren witte bloedcellen (leukocyten) voelen dat er virus aanwezig is, die
gaan ze afbreken/opeten
Natural Killer cellen
= lymfocyten die celmembraan van abnormale cellen herkennen en
vernietigen
Werken niet door fagocytose, wel door afscheiding van een chemische stof
waardoor de lichaamsvreemde cellen kapot gaan
Complementsysteem
30 à 40 eiwitten
Vallen mechanisme aan en zetten immuunsysteem op gang
Koorts
Nuttige reactie (tot zekere hoogte)
Meer dan 38°
Indringende cellen kunnen minder snel gaan vermenigvuldigen
De verhoging van lichaamstemperatuur zorgt voor
Stimuleren van fagocyten
Versnellen van metabolisme waardoor weefselherstel versneld
Afremmen van vermenigvuldiging van sommige indringers
Ontsteking
Nuttige reactie
Eerste reactie is roodheid
Reactie van lichaam op weefselbeschadiging
Ontstekingsverschijnselen: roodheid, warmte, zwelling, pijn en verlies van functie
Pus of etter: dikke gele vloeistof die bestaat uit dode cellen, leukocyten, bacteriën en
ontstekingsexsudaat
Vermindert de verspeiding van pathogeen
Veel histamine wordt aangemaakt
Specifiek of verworven
= Groeit naarmate we leven
pas aanwezig als het lichaam voor het eerst in contact is gesteld met een antigeen (de
geheugencellen) , niet de lymfocyten
Via het lymfesysteem
B-lymfocyten (humoraal)
T-lymfocyten (celllulair)
Via sleutel-slot principe
Sleutel-slot principe
Antigenen
Eiwitten die op buitenkant van indringende cel zitten
Worden herkend door B- en T-lymfocyten
4
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur martheregheere. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.