2.9 : Mondgezondheid in België
Uit het laatste eindrapport van dit nationaal mondgezondheidsonderzoek
bleek dat de gemiddelde
plaque-score (Sillness & Löe), als maat voor de mondhygiëne, 0.7 bedroeg. U
herinnert zich dat
hierbij voor 6 tanden een score van 0 tot 3 werd gegeven. De gemiddelde score
van 0.7 was dus lang
niet slecht, al dienen hierbij twee kanttekeningen te worden gemaakt: ( 3
bedenkingen )
1. de deelnemers aan het onderzoek hadden op voorhand toestemming gegeven
om deel te nemen,
waardoor de kans bestaat dat de deelnemers een hogere interesse hadden in
mondgezondheid dan
de niet-deelnemers.
2. -de mondonderzoeken vonden plaats bij de patiënt thuis, die dus op voorhand
op de hoogte was van het bezoek. Het is dus niet ondenkbaar dat hij of zij
voorafgaand aan het onderzoek de tanden
(extra) gepoetst heeft.
3.het gemiddelde is 0.7, maar de mediaan is 0.3, wat wijst op een niet-
parametrische (=ongelijke)
verdeling. Dit wil zeggen dat er een groot deel mensen is zonder of met
nauwelijks plaque, die het
algemeen gemiddelde naar beneden trekken. De mensen met tandplaque zullen
dan ook in realiteit
een hogere score hebben.
wat betreft parodontale behandelnood, uitgedrukt in de DPSI, bleek 37.9%
nood te hebben aan
verdere behandeling. Dit kan gaan van een eenvoudige supra-gingivale
tandsteenreiniging (20.0%),
tot een meer uitgebreide parodontale behandeling bij 17.9% van de bevolking.
De gemiddelde DMFT – score , in België voor de periode 2012-2014 was 9.6. U
weet dat dit cijfer
eigenlijk niets zegt over de effectieve cariësactiviteit, omdat ook het aantal
vullingen en ontbrekende
tanden wordt meegeteld. Wanneer enkel de D-component wordt uitgelicht, zien
we dat de Belg
gemiddeld 1 tand met onbehandeld cariës had. Als u het aantal inwoners van
België kent, beseft u
dat het wat tijd zou vragen om iedereen af te behandelen op vlak van cariës.
Uiteraard speelt ook
1
, hier andermaal een sociale gradiënt, waarbij de meeste cariës aanwezig is bij de
mensen met het
laagste opleidingsniveau. Dit geldt eveneens voor het percentage edentaten
(mensen zonder eigen
natuurlijke tanden), waarbij deze proportie 12.3% is bij de mensen zonder
diploma of enkel lager
onderwijs, en trapsgewijs daalt tot 0.6% bij de mensen een diploma hoger
onderwijs.
Het is natuurlijk niet omdat we geen nationale steekproef meer hebben, dat we
helemaal géén
informatie hebben op vlak van mondgezondheid. Die is er wel, maar dan eerder
indirect. Het
intermutualistisch agentschap (IMA), een organisatie die de zeven
verschillende
verzekeringsinstellingen (mutualiteiten) overkoepelt, houdt alle verzamelde
gezondheidsgegevens bij
in een grote databank, en zo ook de door tandartsen uitgeschreven
nomenclatuurnummers. Op de
website atlas.ima-aim.be kan u deze ima-atlas zelf ook raadplegen. U kan daarbij
voor België, voor
Vlaanderen, voor je eigen gemeente, en in de grote steden zelfs voor je eigen
wijk, het
tandartsbezoek in kaart brengen, zoals hieronder een voorbeeld voor gans
België.
Niettegenstaande de voordelen van deze tool, is het toch belangrijk te vermelden
dat een
nomenclatuurnummer enkel een indicatie is voor een behandeling die door de
tandarts werd
geattesteerd. Het zegt dan ook niets over de effectieve mondgezondheid van de
patiënt. Als bv.
iemand ieder jaar 1 wortelkanaalbehandeling laat uitvoeren, zal hij opgenomen
worden in de
statistieken voor jaarlijks tandartsbezoek, maar kunnen toch ernstige vragen
gesteld worden bij het
preventief mondgezondheidsgedrag. Bovendien kunnen bepaalde
nomenclatuurnummers niet
gecumuleerd worden (niet samen aangerekend). Wanneer de tandarts tijdens het
jaarlijks
mondonderzoek ook een vulling plaatst, kan u slechts één van beide attesteren.
Dit kan een
onderschatting geven van het effectieve aantal uitgevoerde behandelingen.
2