Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Hoofdstuk 8: European prison rules en Basiswet €2,99   Ajouter au panier

Notes de cours

Hoofdstuk 8: European prison rules en Basiswet

 143 vues  3 achats

Dit is de cursustekst waarin de nota's van tijdens de les in verwerkt staan. Heel erg handig, hier staan de teksten, cursustekst en powerpoints samen

Aperçu 4 sur 21  pages

  • 21 décembre 2015
  • 21
  • 2015/2016
  • Notes de cours
  • Inconnu
  • Toutes les classes
Tous les documents sur ce sujet (30)
avatar-seller
dorienfavaits
HOOFDSTUK 8: EUROPEAN PRISON RULES EN DE BASISWET GEVANGENISWEZEN EN
GEDETINEERDEN



1. De European Prison Rules
Zie tekst Gerard De Jonghe op Pointcarré (verplicht)
Zie powerpoint hoofdstuk 8.

a) tot standkoming
- aanbevelingen (Recommendationd) Raad van Europa
- Committee of Ministers (politiek)
- Comittee of Crime Problems
In committee of crime problems: richtlijnen zijn geen morele richtlijnen meer.
Druk op politici is toegenomen om goede teksten te krijgen.
- Council of Penological Cooperation
Council of penological coöperation: adviesorgaan.
9 experten verdeeld over heel Europa.
Aanbevelingen: geen verdragen maar soft law. Hof gaat steeds meer naar die aanbevelingen
grijpen. Vb: aanbeveling rond voorwaardelijke invrijheidsstelling. Hof zal meer naar die
aanbevelingen verwijzen om een beslissing te staven. Maar dan is dat eigenlijk geen soft law
meer. Het worden Legal instruments genoemd.

b) Statuut
- Soft law
- EHRM/CPT
Mensenrechten in deze context proberen te begrijpen.

European Prison Rules: 1987 – 2006

Versie 1987:
I. Basic principles
a. Eerbied menselijke waardigheid
b. Verbod discriminatie, eerbied godsdienstige overtuiging
c. Bejegening gedetineerde < zelfrespect, verantwoordelijkheidsgevoel, sociale
vaardigheden
d. Regelmatige inspectie gevangenis < respect nationale en EU regels
e. Bescherming individuele rechten gedetineerde, extern controleorgaan
f. EPR beschikbaar voor personeel en gedetineerden
II. The management of prison systems
III. Personnel
IV. Treatmen objectives and regimes
V. Additional rules for special categories (untried/civil/insande and mentally abnormal)

Versie 206:
I. Basic principles
II. Conditions of detention
III. Helth
IV. Goof order
V. Management and staff
VI. Inspection and monitoring
VII. Untried prisoners
VIII. Sentenced prisoners
IX. Updating the Rules

Eerste versie was in 1973, aanpassing van de standard rules van de VN. Aangepast in 1987 en nieuwe
versie in 2006. Waarom? Omdat daartussen de Berlijnse muur gevallen is en de meesten van Europa
wilden toetreden tot de EU. De meeste hebben eerst proberen toetreden tot de Raad van Europa.
Uiteindelijk ook toegetreden tot de Europese unie wat economische voordelen gaf. Alle landen die
erbij kwamen hadden een heel andere geschiedenis.
Basic principals gaan meer nadruk leggen op de mensenrechten. Je ziet die evolutie van 1987 tot
2006. Veel meer aandacht voor gezondheidszorg en problemen in de gevangenis. Veel aandacht voor
orde en veiligheid. Inspection and monitoring ook een heel nieuw deel.
Dus op politiek niveau, een nieuwe bewustwording van een aantal thema’s die meer aandacht moeten
krijgen.

Menselijke waardigheid? Dat is voor iedereen iets anders. Je kan daar niet goed mee werken want het
is een containerbegrip. Nu meer body gekregen, dus vertaald naar gevangenissen moeten uitgevoerd
worden met eerbied voor de mensenrechten van gedetineerden. ( = evolutie).

,Gebrek aan middelen is geen rechtvaardiging voor inbreuken op rechten gedetineerden, staat erin
voor politieke doeleinden. Het is niet zo populair dat men die rechten voor gedetineerden gaat
gebruiken en zelfs ervoor moet betalen… “ je wil toch niet dat we gaan investeren in die populatie?”
terwijl er zoveel anderen zijn… maar dat mag eigenlijk niet!

Principe 5: normalisering: Foucault: waar iemand deviant is of verschillend is hem normaal maken.
Maar hier gaat het over het gevangeniswezen. Leven in de gevangenis moet zoveel mogelijk lijken op
de positieve aspecten van de buitenwereld. Het is niet omdat je sociale ongelijkheid of racisme hebt
buiten dat je dat moet aanvaarden binnen de gevangenis.

Alle gedetineerden moeten toegeleid worden naar reïntegratie ( = nieuw) want reïntegratie was
vroeger voor veroordeelde gedetineerden. Je kon niet beginnen werken met iemand die nog niet
veroordeeld was aan zijn criminaliteit. Maar nu is het voor alle gedetineerden. Iedereen moet
terugkeren naar de samenleving. ookal is het maar een detentie van 3 maanden toch heeft men veel
schade opgelopen; vb: job kwijt of problemen in de buurt enz… ookal komt men vrij en is men niet
schuldig bevonden. Het 7de principe is belangrijk: samenwerking met OCMW’s enz… alle diensten die
mee zouden moeten instaan voor de reïntegratie.

Belang hoge standaarden van het personeel. Belang personeel in kwaliteit van het leven in de
gevangenis. Bepaalde gevangenissen zijn beter overleefbaar dan andere gevangenissen en dat heeft
te maken met het personeel.

Belangrijke inspectie door de overheid en onafhankelijke organen.




2. Strafuitvoeringsrecht in België: wat voorafgaat aan de basiswet – nationale normen

2.1 Grondwet

Volgens art.40 GW behoort de bevoegdheid over de uitvoering van de straf tot de uitvoerende macht:
de vonnissen worden in naam van de Koning ten uitvoer gebracht.

De rechterlijke macht heeft in België ten aanzien van de strafuitvoering gedurende lange tijd een
“hands-off-policy” toegepast, gesteund op de theorie van de inherente beperkingen (op het ogenblik
van de veroordeling stoppen alle rechten van de gedetineerde). Beslissingen vanwege de uitvoerende
macht kunnen dan niet door de gewone rechtbanken getoetst worden en dus werden klachten door
gedetineerden door de rechterlijke macht niet ontvankelijk verklaard. De Raad van State, die wel
overheidsbeslissingen kan toetsen, oordeelde dan weer dat beslissingen van de penitentiaire
administratie maatregelen van inwendige orde waren die ook niet door haar konden getoetst worden.
Hierin is de laatste jaren wel wat verandering gekomen (zie infra).

Discussie ontstond (vooral vanaf de jaren 1970-80) betreffende het begrip “uitvoering van de straf”.
Volgens sommige grondwetspecialisten (cf. Verdussen) betekent “uitvoering” niet veranderen,
inkorten, vervroegd vrijlaten. Ten tijde van het tot stand komen van de grondwet was er grote
eenvormigheid in de uivoering van de vrijheidstraffen (cf. cellulaire afzondering) en werd er weinig
veranderd aan de door de rechter opgelegde straf. Met de toenemende individualisering is de
beslissingsmacht van de penitentiaire administratie echter sterk uitgebreid: cf. verschillende regimes
in de gevangenissen, penitentiaire verloven, voorlopige invrijheidstellingen. Hierdoor wordt de duur
van de straf veranderd, en worden er essentiële beslissingen genomen betreffende de vrijheid van
personen, die volgens deze specialisten enkel door een rechter kunnen getroffen worden. Er wordt
dan ook voorgesteld dat dergelijke beslissingen door een gerechtelijke instantie zouden genomen
worden.

In 1985 stelde Koninklijk Commissaris Robert Legros (professor ULB) de oprichting van
Strafuitvoeringsrechtbanken voor, samengesteld uit drie magistraten, die uitspraak zouden doen over
alle aspecten die met fundamentele rechten en vrijheden van veroordeelden en gedetineerden zouden
te maken hebben, zowel intern (tijdens detentie) als extern (vormen van onderbrekingen of
invrijheidstellingen). Deze voorstellen werden toen door Minister van Justitie Jean Gol niet haalbaar
geacht.

Naar aanleiding van de zaak Dutroux werd zware kritiek geuit op het feit dat Minister van Justitie M.
Wathelet de voorwaardelijke invrijheidstelling van Dutroux had toegelaten. De wet Lejeune werd als
gevolg hiervan hervormd (wetten van 5 en 18 maart 1998), de bevoegdheid tot voorwaardelijke
invrijheidstelling ligt vanaf 1998 in handen van “commissies voorwaardelijke invrijheidstelling”,
voorgezeten door een magistraat. In het regeerakkoord van de toenmalige paars-groene regering
werd de oprichting van strafuitvoeringsrechtbanken vooropgesteld, die in vergelijking met de
commissies voorwaardelijke invrijheidstelling ruimere bevoegdheden zouden krijgen. Er werd een
“Commissie externe rechtspositie, strafuitvoeringsrechtbanken en straftoemeting” (zgn. Commissie
Holsters) opgericht in februari 2000 om deze materie wetgevend voor te bereiden. Het eindverslag

,werd neergelegd in 2003 (zie publicatie: Beyens e.a. “De Commissie Holsters buitenspel?, Politeia,
2004). Wetsontwerpen zijn thans (in gewijzigde vorm) wet geworden (zie hoofdstuk 9).

2.2 Strafwetboek en Wetboek van Strafvordering
a) Strafwetboek
Hierin spreekt men over het ontnemen van bepaalde rechten (straftoemeting), doch niet over de
manier waarop dit moet gebeuren (strafuitvoering). Uitzondering hierop was art.30ter SW m.b.t. de
gevangenisarbeid met als doel “de reclassering en de beroepsopleiding te bevorderen”.

b) Strafvordering
Hierin vindt men de controle op de gevangenen terug, die in de praktijk evenwel in onbruik is geraakt.
O.a. de plicht van de onderzoeksrechter om 1 keer per maand de arresthuizen te bezoeken (art. 611
SV), van de burgemeester om 1 keer per maand alle arresthuizen en gevangenissen in zijn gemeente
te bezoeken (art. 612 SV) en ervoor te zorgen dat er voldoende en gezond voedsel is en de orde
gehandhaafd wordt (art. 613 SV), van de gouverneur om toezicht te houden op de veiligheid en
zindelijkheid van de gevangenissen in zijn provincie (art. 605 SV) en de inrichtingen 1 keer per jaar te
bezoeken (art. 611 SV).

Aanleiding tot onduidelijkheid en discussie met gevangenisdirecties is art. 613 SV, waarbij de
onderzoeksrechter “alle bevelen kan geven die hij voor het onderzoek nodig acht” (art. 613 SV). Dit
betekent bvb. in geval van gevaar voor collusie met medeplichtigen in de gevangenis, dat de
onderzoeksrechter kan bevelen dat deze niet met elkaar in contact mogen komen. Maar ook dat zij
niet mogen arbeiden? Of is dit een beslissing van de directeur, die er dan moet voor zorgen dat zij
gescheiden moeten arbeiden? Cf. toestanden in andere Europese landen, waarbij voorlopig gehechten
aan onnodig veel restricties onderworpen worden (CPT verslagen).

2.3 Andere wetten
a) Wet op het Sociaal Verweer (van 1930, 1964, 2007, 2014)

Deze wet regelt de internering, stelt de Commissies bescherming maatschappij in die verantwoordelijk
zijn voor de uitvoering van de internering. Over de inhoud van de
internering zelf wordt niet veel gezegd, de wet spreekt niet concreet over wat met de geïnterneerden
kan gebeuren. Er is geen rechtspositie van de geïnterneerden t.a.v. het regime. De rechtspositie van
de geïnterneerden wordt in 2005 geïncorporeerd in de Basiswet voor de interne rechtspositie en zou
op termijn ook onder de strafuitvoeringsrechtbanken moeten vallen voor de externe rechtspositie.
Laatste wet van 5 mei 2014 zou in werking moeten treden op 1 januari 2016.

b) Wet op de voorlopige hechtenis (van ’73 en ’90)

Geeft het juridisch kader aan voor de beslissingen tot hechtenis of invrijheidstelling (bvb. binnen de 5
dagen kan de OR in vrijheid stellen), maar zegt opnieuw niets over de uitvoering van die
vrijheidsbenemende maatregel.

c) Wet op de voorwaardelijke invrijheidstelling (wet Lejeune 1888, gewijzigd door de wetten 5
en 18/3/98, gewijzigd door wet op externe rechtspositie 17/5/2006).
Regelt de criteria, voorwaarden, procedure van de voorwaardelijke invrijheidstelling en –sinds 2006 –
de andere strafuitvoeringsmodaliteiten zoals elektronisch toezicht en beperkte detentie. De nieuwe
wet heeft heel wat implicaties op de inhoud van de detentie (vb. voorbereiding reclassering door de
gedetineerde)(cf. Basiswet).

Opmerking: de ontvluchting uit de gevangenis is geen misdrijf, het wordt als een natuurlijke reactie
beschouwd. Oorspronkelijk gold dit ook voor naaste familieleden. Na een incident waarbij een
gedetineerde ontvluchtte dankzij zijn tweelingbroer die zijn plaats innam, werd deze
strafuitsluitingsgrond voor familieleden afgeschaft. Andere strafbare feiten die tijdens de ontvluchting
worden gepleegd (vb. gijzeling, maar ook het meenemen van gevangeniskledij...) zijn wel strafbaar.

Conclusie

In de wetteksten vond men vóór de Basiswet van 12 januari 2005 en de wet op de externe
rechtspositie van 17 mei 2006 weinig terug over de uitvoering van de straffen en dit in tegenstelling
tot andere landen. Het merendeel van wat met de vrijheidsberoving gebeurde vond men terug in
administratieve normen, die lager staan in de hiërarchie der juridische normen. De wetten van 2005
en 2006 regelen de interne en externe rechtspositie van gedetineerden. Zie hoofdstukken 7 en 9.

2.4 Administratieve normen
a) Algemeen reglement op de strafinrichtingen (KB van 1965)
Dit KB regelt de strafuitvoering van vrijheidsberovende straffen en maatregelen in België, met o.a.
een aantal regimeaspecten.
Doel: “het in stand houden van het gevoel van de gedetineerde zoveel mogelijk bij de maatschappij te
behoren”. Nu = normalisering : zo weinig mogelijk verschillen met de buitenwereld scheppen.
Nadeel : het KB bevat weinig details, de gestelde normen blijven vaag.

, Inhoud : bepalingen i.v.m. bezoek, briefwisseling, arbeid, voeding, kantine, dragen van strafkleding,
veiligheid, tuchtstelsel, inspectie; afzonderlijk regime voor beklaagden, minderjarigen, abnormalen.
Belang van morele bijstand wordt benadrukt. Dit is typisch voor België, verbonden met enerzijds de
geschiedenis van de gevangenissen in België (cf. belang van de godsdienst bij Ducpétiaux) en
anderzijds het pluralisme in de samenleving (godsdienstvrijheid: recht op godsdienst, maar ook recht
om vrij te zijn van godsdienst).

b) Andere Koninklijke Besluiten
KB van 1986 over het gebruik van de strafcel.
KB van 1991 betreffende een wijziging in de procedure van de Vl, o.a. horen van de gedetineerde
door het personeelscollege, bijstand van een advocaat mogelijk voor de bestuurscommissie.
KB van 1996 over het gebruik van telefoon door gedetineerden.

c) Ministeriële besluiten
Algemene instructie voor de strafinrichtingen (1971) Bijzondere instructie voor het personeel (1971)


d) Ministeriële circulaires (door minister of door directeur-generaal)
Deze vormden de belangrijkste bron om de concrete werking in de gevangenis te kennen. Ze regelen
veel, doch hebben een geringe juridische waarde (cf. hiërarchie der normen), verlenen geen
afdwingbare rechten aan gedetineerden. Kunnen snel veranderen (cf. M.O. 9 september 2002
“opheffing verouderde omzendbrieven”: sinds 1947!), en worden niet officieel gepubliceerd.
Verzameling via wetenschappelijke publicaties (Codex Detentierecht; Code Pénitentiaire; boek van Y.
Van den Berge). Rechtszekerheid is dus beperkt.

e) Huishoudelijk reglement van de inrichting zelf
De concrete invulling van het Algemeen reglement en de circulaires, vertaald naar elke gevangenis
toe. Dus hoe het er in de gevangenis werkelijk aan toe gaat. Men ziet grote verschillen tussen de
gevangenissen.

f) Dienstbevelen van de directeur

2.5. Besluit
De normen waren vaag en minimaal, er waren gunsten en sancties i.p.v. rechten en plichten, er
bestond geen formeel klachtrecht, wel interne inspectie maar geen onafhankelijke controle, een grote
discretionaire macht van de directeur, grote differentiatie tussen de verschillende instellingen.

Vandaar het Ontwerp van Basiswet Gevangeniswezen en Rechtspositie van Gedetineerden (Dupont,
1997), verder uitgewerkt door de Commissie Basiswet Gevangeniswezen en Rechtspositie van
Gedetineerden (2000), die uiteindelijk tot de Basiswet van 12 januari 2005 heeft geleid. Hierin worden
de doelstellingen en basisprincipes van de strafuitvoering vastgelegd, worden de verschillende rechten
en plichten van gedetineerden wettelijk omschreven, wordt er een klachtrecht ingevoerd voor een
onafhankelijke instantie (Commissies van Toezicht), enz..



3. De Basiswet gevangeniswezen en rechtspositie van gedetineerden, Wet 12 januari
2005, B.S. 1 februari 2005

3.1. Uitgangspunten:
• Wet: inhoud van de strafuitvoering is een Parlementaire verantwoordelijkheid, die bij wet
moet vastgelegd worden. Dit verhoogt de rechtszekerheid voor de gedetineerden en de
duidelijkheid voor de professionelen in de straftoemeting (rechter kent dan de inhoud van de
straf die hij oplegt) en de strafuitvoering.
• Rechtsburgerschap (C. Kelk): gedetineerden blijven rechtsburgers. Dit betekent
o dat vrijheidsberoving wel het verlies betekent van de vrijheid van komen en gaan en
de daarmee onlosmakelijk verbonden beperkingen,
o maar niet het verlies betekent van de subjectieve rechten als burger (cf. recente
rechtspraak EHRM). De gevangenis moet er dan ook voor zorgen dat de rechten die
behouden blijven kunnen geëffectueerd worden.
o Dat beperkingen aan die rechten expliciet in een wet moeten opgesomd worden, een
legitiem doel moeten dienen en proportioneel moeten zijn aan dat doel.

3.2. Doelstellingen en basisprincipes
Doelstellingen:

a) Relatieve autonomie van de strafuitvoering t.o.v. de straftoemeting: eigen accenten wegens
reactie op verleden door persoon uit de samenleving te halen (straftoemeting) versus ook
voorbereiding van de toekomst en de terugkeer naar de samenleving (strafuitvoering).
b) Beperking van de detentieschade (supra: effecten van detentie).
c) Herstel
d) Reïntegratie in de samenleving voorbereiden en rehabilitatie

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur dorienfavaits. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €2,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

72841 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€2,99  3x  vendu
  • (0)
  Ajouter