Hoofdstuk 9: De externe rechtspositie van veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de werking
van de strafuitvoeringsrechtbanken (SURB)
Examen:
- 10 meerkeuzenvragen (op 10p) giscorrectie -0,2
- 3 open vragen (3p): 1 vraag over gevangenisbezoek, 1 vraag op externe rechtspositie (bijna
zeker dat dit een vraag is)
o basiswet & externe rechtspositie
o doelstellingen opsluiting en externe rechtspositie
- concept toelichten (1p) vb: rehabilitatie, wat is prisonisation?,…
hoofdstuk 2: wettelijk kader en historische achtergrond (tekst) heel belangrijk in dit
hoofdstuk!!!
Vb: kader VI; tijdsvoorwaarden, tegenindicaties, de procedure (justitieplan Geens voor updates)
Reflexies op voorstellen die Geens wou doen tot wijziging van externe rechtspositie (punt 3 “De atleet
in Geens”)
1. context
als je naar de wet op de externe rechtspositie kijkt, worden daar geen doelstellingen in geformuleerd.
Heel belangrijk is dat beide wetten (basiswet en externe rechtspositie) op hetzelfde moment ontstaan
zijn (De Clerck), als gevolg daarvan is er aan prof Dupont de opdracht gegeven om een basiswet op te
stellen. De bedoeling was om hier die externe rechtspositie in op te nemen, maar basiswet is meer
dan een basiswet geworden. Dit was heel tijdrovend, met als gevolg dat men enkel de basiswet had
en dat de externe rechtspositie niet besproken werd. In 2000 werd daardoor de Commissie Holsters
opgericht voor de externe rechtspositie. Ze zijn beiden wel vertrokken uit zelfde concept: de
voorbereidende werken over externe rechtspositie staat dat de concepten van de basiswet en interne
rechtspositie de uitgangspunten zijn van de externe rechtspositie. De voorbereiding van de re-
integratie is een heel belangrijke doelstelling van deze wetgeving. Vermijden van detentieschade is
ook een doelstelling van de externe rechtspositie, maar het is niet zo duidelijk meer.
Burger de mogelijkheid geven om terug te participeren als een volwaardig burger in de samenleving.
De mensen opnieuw integreren in een bredere samenleving. Het is geen behandelmodel (zoals what
works en nothing works), maar het is een inclusiemodel. We gaan hinderpalen detecteren die een
probleem vormen bij de voorbereiding van de re-integratie en daarvoor strategieën zoeken = re-
integratie. Vb: iemand heeft problemen met agressie en de oplossing is impulscontrole om zo opnieuw
te kunnen re-integreren. Het reclasseringsplan staat hier centraal. Het is een manier waarop de grote,
abstracte doelstellingen van re-integratie geoperationaliseerd worden.
Relatieve autonomie: basisprincipe waarop strafuitvoering gebaseerd is. Vb: rechter spreekt straf uit
van 9j gevangenisstraf en deze is niet samendrukbaar. Dit is tegen de relatieve autonomie. Want op
het moment dat de rechter een straf oplegt zijn er andere doelstellingen op de voorgrond. Op het
moment dat men in de strafuitvoering zit, gaat men op een andere manier naar de gedetineerde
kijken, meer toekomstgericht. De straftoemeting is eerder op het verleden gericht. Het is heel moeilijk
om op voorhand in te schatten hoe iemand gaat evolueren doorheen de strafuitvoering. Daarnaast
hangt het samen met de filosofie dat wanneer iemand een VI of andere strafmodaliteit wordt
toegekend, het recidiverisico daalt. Op vlak van recidive is het dus beter iemand VI te geven met
voorwaarden, een begeleider etc. Dan deze gewoon vast te houden. Het is soms een heel moeilijke
balansoefening voor diegene die een strafuitvoeringsmodaliteit moeten toekennen.
1888: in ons land zijn we dan vrij vooruitstrevend met de wet op VI. Dit was vooral gericht op het
controleren van een klasse die gevaarlijk werd geacht door natabelen. Er was wel een wetgeving en
wettelijk kader wie in welke omstandigheden vroeger de gevangenis kon verlaten. Dit was vrij
vooruitstrevend, maar er ontbraken een aantal rechtswaarborgen. De veroordeelde zelf werd bvb niet
betrokken bij de procedure. Op een bepaald moment kreeg deze gewoon te horen dat hij vrij was
onder voorwaarden. De anderen kregen niet te horen. Het was een achterdeurbeslissingen in de
schoot van de uitvoerende macht.
Het was de MbvJ die de beslissing nam (punt 2 van kritiek). De rechter nam een beslissing, maar de
UM besliste over de invulling, daardoor werd de strafoplegging van de rechter uitgehold. Later werd
dit nog duidelijker dat de UM zelf zei dat ze straffen ven de RM niet konden aanpassen.
Doelstellingen geformuleerd. Voorbereiding op reïntegratie is daar 1 doelstelling van.
Wet op externe rechtspositie, je ziet dat niet staan dat dit een doelstelling is.
,Belangrijk: beide wetten zijn in eenzelfde periode tot stand gekomen en spruiten voort uit de nota van
stefaan De Clerck. Opdracht om basiswet uit te werken. En daar luik van externe rechtspositie in
opnemen. Het is dan uiteindelijk meer geworden dan een beginselenwet. Dat was heel tijdrovend.
Op politiek niveau heeft men dan gezegd van we gaan de twee wetten uit elkaar trekken en werken
met twee commissies. Voor externe rechtspositie: commissie Holsters. Niet altijd zichtbaar dat ze zijn
vertrokken uit hetzelfde concept. Doelstellingen die meespelen bij de basiswet ( interne rechtspositie)
ook meespelen bij de externe rechtspositie.
Het voorbereiden van de reïntegratie is dus een heel belangrijke doelstelling van heel die wetgeving.
Detentieschade: basisbeginsel van de basiswet: verminderen van detentieschade is ook doel van de
externe rechtspositie. Maar dat is niet zo duidelijk meer.
Wat betekent reïntegratie hier nu: burgers de mogelijkheid geven om weer te participeren als een
volwaardige burger in onze samenleving. Het is geen medische benadering of een behandelmodel.
Maar een inclusiemodel. Er zijn hinderpalen bij de voorbereiding van die reïntegratie en we gaan daar
oplossingen voor zoeken. Vb: iemand heeft problemen met agressieproblemen, oplossing is dan een
impulscontrole behandeling om zo weer een volwaardige burger te worden. Het zal zich uiten in een
reclasseringsplan ( = manier om de brede en abstracte doelstellingen van reïntegratie te
operationaliseren).
Relatieve autonomie van straftoemeting ten aanzien van de strafuitvoering: rechter spreekt straf uit
( 9 jaar gevangenisstraf), straf is niet samendrukbaar, dat gaat in tegen de relatieve autonomie. Men
gaat ervan uit dat het moment dat een rechter een straf oplegt dat er andere doelstellingen
meespelen. Vb: afschrikking herstel schade enz...
Straftoemeting is gericht op het verleden en de strafuitvoering is gericht op de toekomst. Op
voorhand kan men niet bepalen hoe iemand zal reageren doorheen de strafuitvoering. Men hanteert
ook de filosofie van wanneer iemand een voorwaardelijke invrijheidsstelling wordt toegekend dat het
recidive risico verminderd. Deze filosofie zit ingebakken in de wet.
- Kritieken wet lejeune ( 1888)
Wet voorwaardelijke invrijheidsstelling. Vooral gericht op het controleren van een klasse die
gevaarlijk was. Patronage in de samenleving. Wie in welke omstandigheden vroeger de
gevangenis kan verlaten. België was daar heel vooruitstrevend in. Veroordeelde zelf werd
niet gehoord of geïnformeerd. Op een bepaald moment kreeg men te horen van je mag naar
buiten en dit zijn uw voorwaarden. Men wist eigenlijk van niks. Daar was veel kritiek op. De
uitvoerende macht nam die beslissingen, ver weg van de veroordeelde zelf en heel politiek.
Rechter legt een straf op maar de uitvoerende macht besliste over de uitvoering. De
beslissingen van de rechterlijke macht werden daardoor uitgehold. Veel willekeur en
rechtsonzekerheid.
2. historiek
het duurde tot 1998 dat men een wijziging wilde aanbrengen. Van 1888 tot 1985 was de periode van
de kritieken. In 1985 doet Legros een voorstel om de VI uit handen te nemen van de MvJ en
zogenaamde “executierechtbanken” in te voeren (latere surb). Dit bleek een lege doos te zijn. Legros
wilde het swb ook volledig vernieuwen, maar dit gebeurde niet. Het bleef bij voorstellen.
1996: De Clerck, net voor de zaak Dutroux werd gesproken om deze beslissing weg te halen bij UM.
Maar een beetje na het neerleggen van de nota barst de zaak Dutroux los. Dutroux werd
voorwaardelijk vrijgesteld. Hierdoor wou geen enkel minister nog een handtekening zetten onder een
VI. Maar om surb in te voeren was een grondwetswijziging nodig. Maar hiervoor is een specifieke
bevoegdheid nodig van het parlement om dit te kunnen doen en at kon niet toen. Daardoor kwam er
de voorwaardelijke wet op VI van 1998: de VI werd toegekend aan commissies voor VI. Dit waren
geen volwaardige rechtbanken, maar het waren de steigers van de surb. Een voorzitter met 2
assessoren uit het werkveld.
2000: de opdracht aan de Commissie Holsters om een basis te leggen voor een nieuwe wet, in 2003
legden zij hun verslag neer van hoe een ideale wet op de externe rechtspositie eruit zou moeten zien?
Daarna durfde het nog 3 jaar eer men dit in een wet kon gieten. Wet externe rechtspositie van
veroordeelden, gedetineerden en aan slo toegekende rechten en de tweede wet: De wet van de
strafuitvoeringsrechtbanken: wat zijn de procedures, tegenindicaties,…
de wet op externe rechtspositie wordt geïmplementeerd in 2006 en in 2007 begint de surb te werken.
In 2012 wordt Martin VI door surb van Bergen. De politiek volgt de publieke opinie, ze gaan de wet op
externe rechtspositie verzwaren. Ze gaan een heel aantal zaken: tijdsvoorwaarde wordt strikter,
samenstelling van SURB en procedure wordt veranderd. (Wet Martin)
,2013: slachtoffergerichte aanpassingen, in het verlengde van de Wet Martin. Ook hier weer krijg je
stemmen dat het slo een volwaardige partij moet worden in de procedure. Er zijn heel wat zaken die
aantonen dat het niet goed is om het slo een volwaardige partij te maken. Er zijn een heleboe zaken
aangepast daarvoor, zonder dat er concreet iets veranderd is.
Justitieplan 2015: Geens. Wil een hele andere weg opgaan. Een aantal basisprincipes wil hij omgooien.
Tot 1998 voor men een wijziging kon aanbrengen in deze procedure.
1985: Commissaris Legros gaat een voorstel doen, eerste document op parlementair niveau om de
voorwaardelijke invrijheidsstelling uit de handen van de minister van justitie te nemen en
executierechtbanken op te richten. Later werden dat de strafuitvoeringsrechtbanken. Men heeft daar
eigenlijk heel weinig mee gedaan.
1996: oriëntatienota De Clerck. Beslissing wegnemen bij de uitvoerende macht en
strafuitvoeringsrechtbanken oprichten. Na het neerleggen van die nota barst de zaak Dutroux uit.
Werd vrijgesteld door minister van justitie. Het dwong om snel te gaan handelen. Geen enkele
minister van justitie wou nog zijn handtekening zetten om een gedetineerde voorwaardelijk vrij te
stellen. Ze willen dat niet meer doen want dan zijn ze politiek verantwoordelijk. Maar om dat te
verleggen die verantwoordelijkheid was een grondwetswijziging nodig. Dat kan niet zomaar.
Parlement heeft daar bevoegdheden voor nodig en dat was op dat moment niet mogelijk. Maar dan
een nieuwe wet stemmen: wet voorwaardelijke invrijheidsstelling van 1998. Men heeft de
bevoegdheid toebedeeld aan commissies voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. Het waren geen
echte rechtbanken maar later werden het wel de strafuitvoeringsrechtbanken. Het waren rechters met
twee assessoren.
2003: opdracht aan commissie Holters basis coor een nieuwe wet. Ze legden in 2003 een verlag neer.
Deden een heel ontwerp van zo moet de ideale wet op de externe rechtspositie eruit zien.
2006: is dat goedgekeurd in het parlement.
Wet op externe rechtspositie van veroordeelden en gedetineerden. En dan een wet van de
strafuitvoeringsrechtbanken ( procedurewet die bepaald hoe ze er moeten uitzien die
strafuitvoeringsrechtbanken).
2007: de strafuitvoeringsrechtbanken beginnen te werken.
2011 – 2012: Michel Martin wordt voorwaardelijk vrijgesteld door de strafuitvoeringsrechtbank van
Bergen. Ons land stond weer politiek in rep en roer. Protest!
Politiek volgt de publieke opinie. Wet op externe rechtspositie terug verzwaren. Symbolisch gezien
gaan ze een aantal zaken wijzigen. ( tijdsvoorwaarden worden strikter gemaakt, samenstelling en
procedure van strafuitvoeringsrechtbank wordt gewijzigd).
2013: slachtoffergerichte wijzigingen. Kunnen ook gezien worden in het verlengde van de wet Martin
( wet maart 2013). Slachtoffer moet nu een volwaardige partij worden in de procedure. Heel veel
argumenten te vinden waardoor het niet goed zou zijn als slachtoffer veel zou beslissen. Maar toch rol
slachtoffer versterken zonder echt veel wijzigingen te doen.
2015: justitieplan van Koen Geens. Dat wil een heel andere weg opgaan. Een aantal basisprincipes
volledig omgooien.
3. wettelijke basis externe rechtspositie
belangrijk uitgangspunt: de externe rechtspositie beslist over de overgang van binnen naar buiten de
gevangenis. Als we gaan kijken naar de modaliteiten daarin dan maakt de wet een onderscheid tussen
2 belangrijke vormen van strafuitvoeringsmodaliteiten.
- inherent aan het dagelijks leven binnen de gevangenis: standaardelement van
gevangenisleven: continue groep: uitgaansvergunning, penitentiair verlof en onderbreken
strafuitvoering. Belangrijk is dat de wetgever zet dat in een normaal regime iemand recht
heeft op een uitgangsvergunning en de beslissing komt toe aan de MvJ; een grote groep
strafutivoeringsmodaliteiten behoren tot de MvJ omdat dit gaat over het gevangenisleven.
- Er zijn strafuitvoeringsmodaliteiten die de duur van detentie wijzigen of die de aard van de
strafuitvoering kunnen wijzigen. Je krijgt een verandering van de manier waarop je straf
wordt uitgevoerd. Als de continuïteit wordt aangepast, dan is het de RM die daarover moet
beslissen.
o Tot 3j gevangenis: (3j inclusief): ZOU toekomen aan alleenzetelende
strafuitvoeringsrechter volgens wet over externe rechtspositie. De wet is
goedgekeurd in 2006, maar de uitvoering van dit deel is steeds uitgesteld geweest.
Maar gaat er wss niet komen want Justitieplan wil dit niet door overbevolking (ook
, schrik dat deze straffen effectief uitgevoerd zouden moeten worden) en dat dit deel
dus een hele tijd bij de MvJ is gebleven. Daardoor krijg je een tweesporen beleid.
o Straftotaal >3j gevangenisstraf.: naar de surb.
Kritieken op wet Lejeune komen terug: want macht bij MvJ is ongrondwettelijk. Het is een
BIFURCATIEPOLITIEK: tweesporen beleid, waar je gigantische verschillen krijgt tussen de 2 groepen.
1 dag verschil in gevangenisduur, kan een enorme impact hebben. Er is dus veel rechtsonzekerheid
en ongelijkheid.
- twee wetten: procedure kennen en kunnen uitleggen.
Belangrijk uitgangspunt: overgang van binnen naar buiten. Interne rechtspositie is over het leven
binnen de gevangenis tijdens de strafuitvoering.
Onderscheid tussen twee belangrijke vormen van strafuitvoeringsmodaliteiten.
- Groep 1: inherent aan dagelijks leven van de gevangenis.
• Uitgaansvergunning
• penitentiair verlof
• onderbreking strafuitvoering.
Wetgever zegt in een normaal detentieregime heeft iemand recht om een uitgaansvergunning te
krijgen. Beslissing komt toe aan de minister van justitie. Grote groep behoren toe aan de minister van
justitie want het gaat over zaken binnen de gevangenis.
- Duur detentie wijzigen of die aard van de strafuitvoering kunnen wijzigen.
- Buitengewone vormen
= een manier van de uitvoering.
Als detentie wordt verkort in duur of detentie krijgt andere vorm zoals ET, dan beslist de rechterlijke
macht en niet de minister van justitie.
Onderscheid in wet: alles wat tot 3 jaar gevangenis is ( komt toe aan alleenzetelende
strafuitvoeringsrechter: beslist over duur en aard) en alles wat meer dan 3 jaar inhoudt ( naar
strafuitvoeringsrechtbank gegaan).
ZOU: want wet is goedgekeurd in 2006. Maar de uitvoering van dat deel is telkenmale uitgesteld.
Alles tot 3 jaar is dus bij de minister van justitie gebleven. Daardoor krijg je een soort van
tweesporenbeleid. Het is hierdoor dat de straffen onder de 3 jaar niet uitgevoerd worden. Automatisch
omzetten in ET.
= bifurcatiepolitiek: tweesporenbeleid waarin je gigantische verschillen krijgt tussen de twee groepen.
1 dag verschil in gevangenisduur kan een enorme impact hebben op de feitelijk ondergane
detentieduur. Je krijgt dus veel ongelijkheid en onzekerheid. Maar straffen onder de drie jaar wel
uitvoeren dan zit je weer te worstelen met een overbevolking...
- Twee wetten
Belangrijk dat je weet dat er een heel proces aan vooraf is gegaan. Proces beheersen en begrijpen
waarom Geens voorstelt wat hij nu voorstelt want er is een grote evolutie aan vooraf gegaan.
4. Krachtlijnen wetgeving
De bevoegdheidsverdeling in geïnstalleerd geweest met wat bij wie hoort. Door het feit dat er een wet
gekomen is, is er een antwoord gekomen op de gebrekkige rechtspositie etc. Hier wordt alles heel
gedetailleerd in aangehaald, de juridische basis van de externe rechtspositie is verbeterd voor de
groepen +3j gs en de continue groep. De groep tot 3j hun rechtspositie blijft vaag. Alles staat in de
wet, maar er zijn geen toepassingsmogelijkheden. Alles wordt geregeld door omzendbrieven en deze
moeten met elkaar vergeleken worden. Zorgt voor heel veel verwarring en onduidelijkheid.
- Bevoegdheidsverdeling
Schema: wat hoort bij minister van justitie en wat hoort bij de rechterlijke macht.