• Intraveneus: Toediening van
medicijnen via een infuus
rechtstreeks in de bloedbaan.
• Subcutaan: Injecteren direct
onder de huid
• Intramusculair: Toediening van
TAB 1.3. een geneesmiddel per injectie in
een spier.
1. Toedienen van medicatie
1.1 toedieningswijze
Vier factoren kunnen het bestaan van verschillende toedieningswijzen verrechtvaardigen:
1. Niet alle GM zijn op eenzelfde manier toe te dienen. ( bv soms niet I.V. of S.C. )
Bv. verschil in oplosbaarheid → een onoplosbare stof kan niet I.V worden toegediend.
2. Niet alle GM zijn voor een bepaald zelfde doel samengesteld en zijn onwerkzaam of zelf
toxisch wanneer zij op een andere wijze worden toegediend.
Bv. Sulfaguanidine (medicijn voor darminfecties) is bedoeld voor intestinaal gebruik, maar
kan niet I.V w ingespoten omdat het dan onwerkzaam is.
3. Sommige GM worden afgebroken/geïnactiveerd in sommige organen
Bv. Insuline wordt onwerkzaam in de maag
4. GM moeten soms onder verschillende vormen beschikbaar zijn omwille van de
ziektetoestand van de patiënt.
Bv. Een brakende patiënt zal bij voorkeur een suppo toegediend krijgen, of andere TW dan
orale
Verschil in toedieningswijze heeft ook zijn gevolg voor de snelheid van resorptie en uitscheiding
(werkingssnelheid).
➔ Bv. Een I.V.-toediening/inhalatie vanuit waterig milieu w veel sneller opgenomen en hebben
sterker farmacologisch effect.
1.2 Werkzaamheid
Lokale werkzaamheid:
1. Toediening direct op de plaats waar het effect moet hebben.
2. Het farmacon moet dus kunnen vrijkomen om zijn farmacologisch effect uit te oefenen.
➔ Bv. absorptie aan de huid/slijmvliezen/ door penetratie in de huid/slijmhuid waarbij het niet
in het bloed terecht komt )
➔ Voorbeeld GM: zalf
Systematische werking:
Wanneer het farmacon in de bloedbaan of de lymfebaan terecht komt en lang hier in het lichaam
verdeeld wordt. De werking treedt niet op vanuit de plaats van toediening
➔ Gaat via de bloedbaan zijn werk doen
➔ Voorbeeld GM: paracetamol
1.3 Verschil Enterale – parentale toediening
Enterale TD: Parentale TD:
Toediening van GM via gastro-intestinaal stelsel toediening van GM via een andere weg dan het gastro-
intestinaal stelsel
Sublinguaal (onder de tong) Intraveneuze (via ader)
Buccaal (in de wangen) Intramusculaire (via spier)
Oraal (via de mond) Subcutane (onderhuidse bindweefsel)
➔ bv. fraxiparine (voorkomt bloedklonters) & Insuline
Resorptie vanuit de maag Intradermale (in de huid)
Resorptie vanuit de darm Pulmonaire (long)
rectaal Transdermaal (door de huid)
Transmucosaal (diffusie door een slijmvlies)
, 1.3.1 Enterale toediening
1) Resorptie vanuit maag en darm:
a) Oraal toegediende preparaten komen voor 80 % voor.
b) Verschillende vormen : tabletten, poeders, capsules, siropen, dranken…
c) Werking door passieve diffusie (automatisch opgenomen) doorheen gastro-intestinale
membranen.
d) Soms GM beschermen tegen afbraak in de maag. Dit door ze te voorzien van een
beschermende laag die oplost in het meer alkalisch milieu van de dunne darm ( = enteric
coating EC, omhulsel vd pil= extra bescherming zodat het niet in de maag oplost maar in
dunne darm)
e) Ook preparaten met gecontroleerde vrijgifte : constante plasmaspiegels trachten te
verkrijgen.
2) Resorptie wordt beïnvloed door fysiologische factoren:
1. maaglediging
2. darmmobiliteit
3. toestand van de patiënt
4. gelijktijdige opname met andere voedingsstoffen →(bv sinaasappelsap, pompelmoessap)
ijzerpreparaten
➔ Verblijfsduur in de maag is van belang voor de snelheid van resorptie
➔ Meeste GM worden voornamelijk in dunne darm geresorbeerd
➔ Oraal toegediende GM komen in algemene circulatie via het hepatische portale (passeert de
lever) stelsel (via de poortader)
3) Rectale toediening:
• Suppo of clysma (lavement)
➔ Voor lokale of systemische aandoeningen
➔ Passage rectale mucosa door dezelfde mechanismen als op andere plaatsen gastro-
intestinale stelsel
➔ Nadeel rectale toediening :
• veel kleiner resorptie-oppervlak dan de darm
• slecht voorspelbare biologische beschikbaarheid
• Moeilijk bij verstoorde functie Gastro-intestinaal stelsel
• Portale circulatie wordt vermeden : via onderste hemorroidale venae rechtstreeks in de
systemische circulatie
1.3.2 Parenterale toediening
1. Sublinguale toediening
→ Korte verblijfsduur van het GM in de mondholte → GM lost op in het speeksel → Gaat
doorheen het mondslijmvlies in de algemene circulatie
• GM moet goed dus goed oplosbaar in speeksel zijn om werkzaam te zijn via deze weg!
,2. Intraveneuze toediening
• Er bestaat hier geen resorptie, het GM komt rechtstreeks in de
venen van de bloedbaan terecht.
• Vooral gebruikt voor snelle toediening en wanneer het
geneesmiddel snel effect moet hebben.
• Of bij slechte biologische beschikbaarheid na orale toediening.
(biologische beschikbaarheid= geeft aan in welke mate de
werkzame stoffen van en GM beschikbaar komen op de bedoelde
plek)
• Toedieningssnelheid kan worden aangepast, om de
plasmaconcentratie binnen bepaalde grenzen te houden.
• Bv Het geven van medicatie via een infuuspomp → het in shot geven van medicatie
• Nadeel: risico op complicaties: anafylactische (allergische) reacties veroorzaakt door IV
toediening kunnen zeer ernstig zijn omwille van een plotse massieve antigeen-
antilichaam reactie. Of emboolvorming (plotselinge afsluiting van een (slag)ader) of
aderontsteking
3. Intramusculaire toediening
• Resorptie afhankelijk van:
o Doorbloeding van het spierweefsel
o Volume van de spier
o Viscositeit farmacon
o PH van het farmacon
o Buffercapaciteit van het farmacon
• Bij verhoogde doorbloeding ( spierarbeid ) neemt de
resorptie toe
• Waterige oplossingen in 10 à 30 minuten geresorbeerd thv de capillairen (haarvaten),
terwijl de grotere molecule via de lymfevaten de circulatie bereiken.
• Onoplosbare stoffen en olieachtige oplossing vormen een depot in het spierweefsel →
zorgt voor een trage resorptie : depot-preparaten (onderhoudsbehandeling)
4. Subcutane toediening
• Toediening via inspuiting in het onderhuidse bindweefsel - heeft
minder gevoelszenuwen dan huid zelf
• Veel minder snelle resorptie van medicatie dan IM, omdat er minder
bloedvaten aanwezig zijn
• Hierdoor grotere spreiding van de werking van medicatie
• Best enkel isotonische oplossingen toedienen via een subcutane
inspuiting
5. Intra-dermale toediening
Toe te passen bij het uitvoeren van een Mantouxtest (Tbc screening)
Inbrengen van een zeer kleine hoeveelheid in de lederhuid → bij inspuiten
van de tuberculine zal er een papel ontstaan
→ Opvolging noodzakelijk! Wordt de papel groter? Verdwijnt hij?
→Af te lezen na 3 dagen
, 6. pulmonaire toediening
Voor zowel lokale als systemische werking via de luchtwegen
Resorptie van het GM in de long wordt vergemakkelijkt door het zeer grote oppervlak van de
alveolaire (longblaasjes) membranen en het hoge bloeddebiet.
− Twee soorten GM: 1) gasvormig 2) vluchtige stoffen (anesthetica)
→ Aërosols meestal gebruikt voor lokale effecten (bv astma patiënten) → kleine of vaste of
vloeibare deeltjes gesuspendeerd in de lucht
→Gasvormige meer voor systemische werking ( vluchtige anesthetica )
7. Transdermale toediening
Bijvoorbeeld: zalven, crèmes, poeders…
− Meestal gebruikt voor lokale behandeling en bij keuze van
deze preparaten zal getracht worden de systemische werking
ervan te beperken.
− Diffusiesnelheid doorheen de huid wordt bepaald door de
vetoplosbaarheid van het GM → vooral hoornlaag vormt een
barrière voor snelle penetratie van GM ( komt door dicht aan elkaar geplakte
celstructuur en verminderde hoeveelheid intracellulair vet.
− Zeer vet oplosbare stoffen zullen penetreren zeer traag door de huid dan andere
membranen
− Resorptie door de huid is slecht voorspelbaar → door variatie in hoeveelheid zalf of
crème op huid aangebracht e wegens de variatie in huid permeabiliteit (doorlatendheid)
naargelang toedieningsplaats.
− Heden meer en meer transdermale toedieningssystemen ontwikkeld, bv. Durogesic
1.2 Materiaal toedienen inspuiting
Wat heb je nodig? →
− Geneesmiddel zelf
− Eventueel oplosmiddel
− Spuit
− Naald
1.2.1 De injectievloeistof
Deze kunnen we indelen in verschillende wijzen:
1. Naargelang de vorm
a) Vloeibaar:
▪ waterige oplossing
▪ Alcoholische oplossing
▪ Emulsie (mengsel van olie en water)
▪ Suspensie (vloeistof met zeer fijne verdeelde stof)
▪ Speciaal oplosmiddel (bv. solubeol)
b) Poedervorm: GM moet eerst opgelost worden voor toediening vd inspuiting. Als oplosmiddel
kan gebruik w gemaakt van:
• Gedestilleerd water
• Fysiologische oplossing
• Oplosmiddel bij GM verpakt
• Speciaal oplosmiddel (solubeol)
Het oplossen van droge stof dient onmiddellijk aan de inspuiting vooraf te gaan.
Suspensies en emulsies moeten voor de inspuiting goed geschud of gerold worden.
Voor oplossingen in olie is het belangrijk om op kamertemp toedienen!
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur olgatje-1998. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €10,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.