De posten op de balans zijn altijd geordend van ‘vast’ naar ‘vlottend’. Vast betekent dat de
bezittingen of het kapitaal voor langere termijn in de onderneming zijn vastgelegd. Vlottend
betekent dat de activa op korte termijn, in beginsel binnen een jaar, op een of andere wijze
verbruikt worden.
1.2 – activa
Het is gebruikelijk om de activa te verdelen in vaste activa en vlottende activa. Vaste activa
zijn duurzame productiemiddelen, zoals terreinen, gebouwen, machines en auto’s.
Activa zijn de productiemiddelen van de organisatie: de middelen waarmee goederen en
diensten geproduceerd worden.
1.3 – investeringen en afschrijvingen
Als productiemiddelen langer gebruikt worden dan één verslagjaar, worden de kosten
verdeeld over een langere periode dan één jaar.
Activeren
De aanschafwaarde (AW) van de productiemiddelen wordt onder de vaste activa op de
balans geplaatst. Dat noemen we het activeren van het productiemiddel.
Boekwaarde
De waarde van de activa op het moment van het opstellen van de balans is de boekwaarde.
De boekwaarde is dus de aanschafwaarde minus de tot dat moment berekende
afschrijvingskosten.
Boekwaarde = AW – afschrijvingen
Restwaarde
Geactiveerde productiemiddelen kunnen een restwaarde hebben. De restwaarde van een
duurzaam productiemiddel is de geschatte verkoopwaarde aan het einde van de levensduur.
Vaste activa worden afgeschreven totdat de waarde gelijk is aan de restwaarde.
,Desinvesteren
Een productiemiddel wordt uit de administratie verwijderd op het moment dat het niet
meer ter beschikking van de onderneming staat c.q. dienstbaar is aan de productie, omdat
het verkocht of gesloopt is. We noemen dat desinvesteren
1.4 – lineaire afschrijving
De meest gebruikte afschrijvingsmethode is de lineaire afschrijving, waarbij periodiek een
gelijk deel van de aanschafwaarde ten laste van het resultaat wordt gebracht totdat de
restwaarde is bereikt. Het afschrijvingspercentage is lager naarmate de verwachte
levensduur van de investering langer is.
Afschrijvingskosten
De periodieke afschrijvingskosten worden berekend door de aanschafwaarde (AW) te
verminderen met de restwaarde (R) en het verschil te delen door de afschrijvingstermijn (N)
Afschrijvingskosten = (AW-R)/ N
Afschrijvingsstaat
Om de waardevermindering door afschrijvingen inzichtelijk te maken wordt een
afschrijvingsstaat opgesteld. In de afschrijvingsstaat staat gewoonlijk het bedrag waartegen
het actief is aangeschaft, de termijn waarover afgeschreven wordt of het
afschrijvingspercentage, de waarde van het actief aan het begin van de verslagperiode, het
afschrijvingsbedrag en de waarde aan het einde van de verslagperiode.
1.5 – investeringsvormen
Er zijn verschillende vormen van investeren
1. Initiële investeringen – vinden plaats bij de oprichting van een onderneming. Het gaat
dan om de kosten van de oprichting, de bedrijfsuitrusting en bijvoorbeeld de
uitgaven voor marktonderzoek
2. Vervangingsinvesteringen – dienen ter vervanging van verouderde
productiemiddelen met een vergelijkbare productiecapaciteit.
3. Beleidsinvesteringen – het gaat hier om uitgaven voor opleiding van personeel,
kwaliteitsbeheer, imagoverbetering en dergelijke
1.6 – vlottende activa
De vlottende activa bestaan uit de voorraden courante goederen, vooruitbetaalde kosten,
vorderingen die binnen één jaar opeisbaar en inbaar zijn, onderhanden werken en liquide
middelen. Courant betekent dat de goederen voor de productie bruikbaar en ook
verkoopbaar zijn.
Voorraden
De op de balans opgenomen voorraden gereed producten dienen verkoopbaar te zijn. Ze
worden gewaardeerd tegen de kostprijs plus een aantal opslagen ter dekking van de kosten.
, De waarde van voorraden kan op verschillende manieren worden bepaald. De wijze waarop
men dat doet, noemt men de waarderingsgrondslag. Grond en hulpstoffen moeten courant
zijn, dat wil zeggen dat ze nog in het reguliere productieproces te gebruiken zijn. Als ze niet
in het reguliere productieproces gebruikt kunnen worden, noemen we ze incourant. Het is
belangrijk niet te veel voorraden aan te houden.
Debiteuren
Debiteuren zijn klanten aan wie goederen of diensten geleverd zijn en waarvoor ze facturen
ontvangen hebben. Het is van belang dat de vorderingen invorderbaar zijn, omdat met de
inkomende geldstroom de kosten betaald moeten worden. Vorderingen die niet of niet
geheel invorderbaar zijn, noemen we dubieus of oninbaar.
Overige vlottende activa
De overige vlottende activa bestaan uit vorderingen die binnen één jaar opeisbaar zijn, en
overlopende activa. Overlopende activa bestaan uit vooruitbetaalde kosten, waardoor een
‘vordering’ op de leverancier ontstaat.
De laatste groep binnen de vlottende activa zijn de liquide middelen. Dit zijn alle direct
opeisbare tegoeden op bank- en spaarrekeningen plus de kasgelden.
1.7 – passiva
Aan de rechterzijde van de balans, de creditzijde, staan de passiva, onderverdeeld in eigen
vermogen en vreemd vermogen
Het eigen vermogen staat bovenaan: het kapitaal en de reserves. Deze staan voor langere
tijd ter beschikking aan de onderneming.
Onder het eigen vermogen staat het vreemd vermogen: de voorzieningen en de schulden.
Vergelijking onderverdeling activa en passiva
De passiva zijn verdeeld in drie onderdelen
1. Eigen vermogen
2. Voorzieningen
3. Schulden
Eigen vermogen is altijd ‘lang eigen vermogen’ maar vreemd vermogen, de voorzieningen en
de schulden zijn te verdelen in ‘lang vreemd vermogen’ en ‘kort vreemd vermogen’.
1.8 – eigen vermogen
Het eigen vermogen bestaat uit het (aandelen)kapitaal plus de opgebouwde reserves.
Eigen vermogen:
‘Eigen vermogen is geen fysieke pot met geld, zoals wel eens wordt gedacht. Het eigen
vermogen op de balans is feitelijk een boekhoudkundige restpost, waarmee het totaal van
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur marloeskuiper11. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.