- Groot: Hoofdstuk 1, 2, 3 en 5.
- Mol Hoofdstuk 2, 3, 4 en 16.
Duidelijke samenvatting met alle hoofd- en bijzaken uitgelegd. Inclusief voorbeelden en figuren ter illustratie.
Groot: hoofdstuk 1, 2, 3 en 5. mol hoofdstuk 2, 3, 4 en 16
28 août 2022
18
2022/2023
Resume
Sujets
financieel management
financieel
management
groot
mol
groot en mol
Livre connecté
Titre de l’ouvrage:
Auteur(s):
Édition:
ISBN:
Édition:
Plus de résumés pour
Financieel Management onderdeel Mol
Samenvatting Financieel Management
Samenvatting Financieel Management van het Openbaar Bestuur
Tout pour ce livre (4)
École, étude et sujet
Haagse Hogeschool (HHS)
Bestuurskunde En Overheidsmanagement
Financieel Management
Tous les documents sur ce sujet (5)
1
vérifier
Par: 19151969 • 1 année de cela
Vendeur
S'abonner
TugceYuce
Avis reçus
Aperçu du contenu
Samenvatting Financieel management van non-profitorganisaties
Hoofdstuk 1 Identiteit van non-proforganisaties
Non-profitorganisaties zijn actief als onderdeel van de overheid of manifesteren zich als zelfstandige
organisatie. Ook de aard van de activiteiten kan sterk verschillen. Niet alleen het financiële belang
van deze sector is groot, hij vertegenwoordigt ook een groot maatschappelijk belang.
1.1 Wat is non-profit?
Non-profitorganisaties zijn organisaties die niet op winst zijn gericht. Hun bestaansachtergrond is de
voortbrengen van goederen en diensten die voorzien in een bepaald ideëel of maatschappelijk
belang. De financieel-economische onzelfstandigheid betekent echter niet dat financiële of
economische overwegingen bij de besturing van non-profitorganisaties geen rol spelen.
Bovendien is het doelbewust creëren van een positief netto financieel resultaat soms zelfs
noodzakelijk om reserves te kweken, ten einde van de continuïteit van de dienstverlening ook voor
de toekomst veilig te stellen. Kortom, het winststreven staat bij non-profitorganisaties niet op
zichzelf, maar is veeleer een middel om andere doelen te kunnen realiseren.
Hierbij gaat het om organisaties die deel uitmaken van de overheid. Organisaties die sterk met de
overheid zijn verbonden via regulering en bekostiging worden ook tot de non-profitorganisaties
gerekend. Ten slotte maken ook private organisaties met een maatschappelijk doel deel uit van de
non-profitsector.
Deels overlappende begrippen zijn publieke sector en collectieve sector.
- De publieke sector betreft de organisatie in de rijksoverheid en decentrale overheden
- De collectieve sector bestaat uit de overheid en instellingen die grotendeels collectief, dus via
belastingen, niet-belastingontvangsten, sociale premies en overheidsleningen worden gefinancierd.
Indicatoren waarmee de omvang van de non-profitsector kan worden gemeten:
- De collectieve uitgavensquote: het totaal van de uitgaven van instellingen in de collectieve sector.
Dit is een ruwe indicatie omdat overheidsuitgaven ook uitgaven omvatten die rechtstreeks naar de
private sector gaan, en dus bij partijen terechtkomen die niet bij de non-profitsector behoren.
- De omvang van de werkgelegenheid: het gaat hier om banen van werknemers en van
zelfstandigen. Niet-bezette arbeidsplaatsen (vacatures) tellen niet mee en ook vallen de charitatieve
instellingen buiten deze definitie.
Hoewel het onderscheid tussen de private sector en non-profitsector nu is gemaakt, is het handig om
te onthouden dat deze scheiding in de praktijk niet evident noch scherp is…
Zo zijn er bijvoorbeeld ook serviceorganisaties zonder expliciet winstoogmerk. Deze ideële
organisaties worden niet collectief of uit marktprijzen betaald, maar uit bijdragen van de leden.
Rekent men deze organisaties mee dan wordt de collectieve sector uitgebreid tot de quartaire
sector, dat is de niet door winst gedreven dienstensector.
Non-profitorganisaties hebben een gemeenschappelijk kenmerk. Zij zijn namelijk in het leven
geroepen om producten en diensten voort te brengen die nuttig worden geacht en die zonder de
bedrijvigheid van deze organisatie niet in de gewenste omvang en kwaliteit zouden zijn ontstaan.
1.2 Markt versus budget
De marktsector maakt gebruik van het marktmechanisme dat is gebaseerd op rechtstreekse ruil van
exclusieve, geïndividualiseerde eigendomsrechten (property rights). Prijzen spelen in ruilprocessen
een belangrijke rol. De markt is in het algemeen een efficiënt medium om ruiltransacties tot stand te
brengen.
,Desondanks kan men besluiten specifieke goederen en diensten in de publieke sector voort te
brengen. Deze sector maakt gebruik van het budgetmechanisme.
Een scherp onderscheid tussen de marktsector en de publieke sector is in ons Nederlandse stelsel
moeilijk te maken: zo wordt de werking van de marktsector steeds meer door de overheid, onder
gebruikmaking van bijvoorbeeld regelgeving en subsidiering, beïnvloed; gemengd stelsel.
↳ In sommige (neoklassieke) economische theorieën wordt er betoogd dat het gedrag van de
marktpartijen in een volledig vrij marktsysteem tot optimale afstemming leidt tussen vragers en
aanbieders van goederen en diensten. Het de praktijk is dit echter niet het geval; de problemen die
zich dan voordoen, worden market failures genoemd.
Gebreken van de marktsector
In de marktsector vindt besluitvorming hoofdzakelijk plaats door marktbeslissingen oftewel door een
directe afweging van prestaties en tegenprestaties, zonder al te veel inmenging van of consideratie
met derden. Dit leidt echter niet altijd tot een optimaal welvaartsniveau voor de samenleving in haar
geheel.
De oorzaken waardoor de marktsector niet in staat is een optimaal welvaartniveau te bereiken,
(market failures) zijn:
1. Onmogelijkheid van prijsuitsluiting
2. Hoge initiële kosten
3. Over- en onderwaardering van interne conflicten
4. Het optreden van externe effecten
-> Onmogelijkheid van prijsuitsluiting (eerste imperfectie):
Prijsuitsluiting of exclusiviteit betekent dat het mogelijk moet zijn om degenen die niet willen betalen
uit te sluiten van consumptie. Dit is niet het geval. Ook individuen die hieraan niet mee betalen (free-
riders) kunnen niet van het genot van deze voorzieningen worden uitgesloten.
-> Hoge initiële kosten (tweede imperfectie):
De noodzakelijke voorzieningen worden niet of in onvoldoende mate tot stand gebracht, aangezien
aan de voortbrenging hoge initiële kosten zijn verbonden. Vaak zijn markten niet in staat om hoge
kosten en de bijbehorende financiële risico’s te nemen.
-> Over- of onderwaardering van interne effecten (derde imperfectie):
De effecten die ruilovereenkomsten op de betrokken marktpartijen hebben, noemen we interne
effecten. Voorzieningen worden soms mede onder invloed van het gehanteerde prijssysteem door de
consument over- of ondergewaardeerd. Er wordt in dit verband wel gesproken van ‘het abuis van de
consument’, dat onverbrekelijk verbonden is met het paternalisme van de overheid. Alcohol.
-> Het optreden van externe effecten (vierde imperfectie):
Aan particulieren productie en consumptie kunnen ook externe effecten zijn verbonden. Deze
effecten zijn niet in het gehanteerde prijssysteem tot uitdrukking gebracht.
- Positieve extern effect: niet alleen de eigenaar maar ook anderen genieten van de consumptie. Een
mooi verlicht huis hebben tijdens Kerst.
- Negatieve extern effect: anderen ervaren negatieve gevolgen. Wonen naast een vliegveld.
Naast de genoemde vier marktimperfecties zijn er twee andere motieven voor overheidsingrijpen:
- Verdelingsmotief: marktwerking leidt niet altijd tot gewenste verdeling van beschikkingsmacht van
personen over productiemiddelen en resultaten.
- Stabiliteitsmotief: accentueert de samenleving door het geheel van collectieve heffingen,
besparingen en bestedingen die een dempend effect hebben op verstoringen in deelmarkten.
, Collectieve beslissering zullen een beoordeling moeten geven van de effecten die zulke beslissingen
hebben op de collectieve welvaart en de verdeling van deze welvaart over groepen van subjecten.
Infant industry =
Productie van noodzakelijke of veelbelovende voorzieningen wordt alleen in de beginfase geheel of
gedeeltelijk collectief gefinancierd.
1.3 Typologie van non-profitorganisaties
Andere beschouwingen over het wezen van de non-profit productieorganisatie is de indeling maken
naar de soort relatie tussen afnemers en producenten.
Afnemers van de individuele goederen die door de marktsector worden voortgebracht treden op als
marktpartij: er is geen plicht tot koop of verkoop, overeenkomsten worden dan ook uit vrije wil
gesloten. In de non-profitsector ontbreekt om allerlei redenen de volledige contractvrijheid bij de
aanbieders en/of afnemers.
- (Algemeen) publiek georiënteerde organisaties: brengen collectieve goederen en diensten voort.
- Ledenorganisatie: oefenen afnemers direct de feitelijke macht uit.
- Clientgerichte organisaties: individuele goederen geleverd door organisatie die zelf
verantwoordelijk is voor omvang en kwaliteit van de voorzieningen.
De conclusie uit deze beschouwingen over de kenmerken van de non-profitorganisatie kan worden
getrokken, is dat de echte collectieve goederen op geen andere wijze kunnen worden geproduceerd
dan door een non-profit instelling.
1. De productietechniek laat geen andere mogelijkheid toe; prijsuitsluiting is niet mogelijk.
2. De productie van het betrokken goed is in brede kringen gewenst.
De instelling en handhaving van de organisatie in de budgetsector is onder invloed van politieke
motieven, maar dat staat een rationele bedrijfsvoering niet in de weg. Een belangrijk obstakel is de
veelvuldige ideologische lading van het non-profitbegrip, waardoor aan die sector allerlei hogere
idealen worden toegedicht, die een kritische beoordeling van het functioneren bemoeilijken dan wel
onmogelijk maken.
1.4 Budgetimperfecties
Vanouds zijn de relaties tussen de economische wetenschappen en de budgetsector hoofdzakelijk
beperkt geweest tot de specialisaties macro-economie en welvaartstheorie.
In de praktische politiek werd eigenlijk hetzelfde uitgangspunt gehanteerd: ieder gebrek van het
marktmechanisme of het ontbreken van particuliere regelingen behoorde door een interventie van
overheidszijde te worden aangepakt.
In de ‘theory of non-market failures’ word een opsomming gegeven van de redenen waarom de
beheersing van activiteiten en kosten in de budgetsector zo moeilijk is:
- De output is slechts gedefinieerd en moeilijk te meten
- De kwaliteit van de output is moeilijk vast te stellen, omdat informatie over het consumenten
gedrag grotendeels ontbreekt.
- Concurrentie ontbreekt veelal.
- Een hard criterium voor de beëindiging van projecten en programma’s ontbreekt.
- In de politiek wordt het formuleren van problemen en het ontwerpen van oplossingen beloond,
maar niet de implementatie van de voorstellen.
- De politieke cyclus en tijdshorizon zijn te kort om de problemen goed aan te pakken.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur TugceYuce. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.