PSYCHOLOGIE EN SOCIOLOGIE VAN
ORGANISATIE EN ARBEID: BASIS
DEEL 1: INTRODUCTIE
A. WAT IS SOCIOLOGIE, WAT IS ARBEIDSSOCIOLOGIE
INLEIDING
STELLING: Werk domineert het dagelijks leven
Werk hebben – of zonder werk zitten- domineert het dagelijks leven van heel veel mensen. Er wordt wel eens gezegd dat werk,
of ons beroep of de plaats waar we werken, in grote mate onze identiteit bepaalt. Dat zou kunnen kloppen: het is dikwijls een
van de eerste dingen die je probeert te achterhalen wanneer je iemand leert kennen (ook bij studenten). Maar dat heeft
natuurlijk te maken met professionele toekomstplannen en loopbaanmogelijkheden.
WELKE PLAATS NEEMT DE SOCIOLOGIE BIJ DAT ALLES IN?
De centrale opdracht voor de sociologie is in de eerste plaats om de vraag testellen waarom praktijken, gebruiken, opvattingen
op het vlak van arbeid en werkgelegenheid zijn zoals we ze kennen of ze ooit anders waren en of ze anders zouden kunnen zijn.
Waar we geneigd zijn arbeid vandaag als ‘het hoogste goed’ (arbeidsethos) te beschouwen, zullen we constateren dat we niet
altijd even respectvol naar arbeid gekeken hebben.
DE SOCIOLOGIE ALS WETENSCHAP VAN HET MAATSCHAPPELIJK SPEL
De sociologie of samenlevingskunde probeert wetenschappelijk inzicht te geven in het hoe en waarom van het samenleven van
mensen in allerhande sociale verbanden of interactiekaders:
ê Gezin
ê Vereniging
ê Bedrijf
ê Steden
ê Sociale netwerken
Het gaat dus om het begrip van de wetmatigheden die het samenleven sturen.
,Metafoor van het spel: de verhoudingen tussen de samenleving (het speelveld), de sociale spelregels (zoals wetten) en de
mensen die dagelijks handelen in die samenleving.
• Speelveld: arbeidscontract geen werk/niet competent
• Spelers
• Spelregels: arbeidswetgeving (loon, arbeidstijd, veiligheid …)
• Ongeschreven wetten (fair play): goed burgerschap, collegialiteit, klantgerichtheid
=> sancties: formeel en informeel
Sociologie: waarom zijn die regels er & hoe worden ze toegepast samenleving en macht
DE 5 BELANGRIJKSTE VRAAGSTUKKEN VAN DE SOCIOLOGIE
De metafoor met het voetbalspel toont al aan dat sociologen over veel aspecten van het maatschappelijke spel inzicht en
verklaringen proberen te geven. Ze doen dat altijd met oog voor het relatieve karakter van wat er bestaat en wat er overheerst,
maar eveneens met respect en vanuit de taak om te begrijpen en niet (ver)oordelen.
Er zijn 5 VRAAGSTUKKEN die een rode draad vormen in heel veel sociologisch werk. Dat geldt eveneens voor de
arbeidssociologie.
ê Het spanningsveld tussen het individu en het collectieve (de samenleving, de organisatie, het bedrijf);
ê De samenleving als bron van mogelijkheden, maar tegelijk ook de oorzaak van beperkingen voor het individu;
ê De sociale oorzaken van menselijk gedrag en denken;
ê Samenwerking (solidariteit) en identificatie (gelijkheid) tussen mensen en sociale groepen;
ê Competitie (strijd) en onderscheid (ongelijkheid) met andere leden van de sociale groep of tussen sociale groepen.
VRAAGSTUK 1: INDIVIDU EN SAMENLEVING
Een individu wil zoveel mogelijk vrijheid
Het individu en de samenleving worden vaak voorgesteld als elkaar tegengestelden, als een spanningsveld tussen het streven
naar vrijheid en het individu en de dwang die uitgaat van de collectiviteit. De twee extremen bestaan niet (noch alle heil in de
samenleving, noch alle onheil)
Een volledig vrij individu bestaat niet: je wordt geboren en opgevoed in een context, proces van socialisatie (zelfs zich verzetten
tegen maakt er ook een deel van uit)
Zich afzonderen en boeken lezen -> woorden die gebruikt worden binnen een samenleving
Definitie: Socialisatie
Is het dwingend proces waarbij iemand, bewust en onbewust, door internalisering de waarden, normen en andere
cultuurkenmerken van hun groep krijgt aangeleerd. Het is een levenslang proces en een voorwaarde voor integratie.
SOCIALISATIE:
ê Start wanneer: bij de geboorte
ê Weerstand en verzet
ê Samenleving zit als het ware in ons: we geven zelf vorm aan die samenleving. Door ons dagelijks handelen, bv door te
consumeren, herbevestigen we onbewust talloze regels, praktijken en structuren.
ê Ondergaan de samenleving ook: op vrijwel ieder moment. Zelf wanneer we zouden proberen uit de samenleving te stappen,
zoals een kluizenaar. Ook besluiten we alleen nog maar boeken te lezen, opgesloten in een kamertje
ê Uniek, maar altijd vertegenwoordigers van onze samenleving: om het even welke beoefenaar van een beroep is een uniek
individu met goede en slechte eigenschappen, een potentiële vriend of iemand met wie je liever niet te veel in aanraking
komt.
, VRAAGSTUK 2: DE SAMENLEVING ALS BRON VAN MOGELIJKHEDEN EN BEPERKINGEN
De samenleving biedt ons mogelijkheden en legt ons tegelijk beperkingen op. Allerlei dingen die vanzelfsprekend lijken, zijn
slechts mogelijk omdat we deel uitmaken van een samenlevingsverband.
Mogelijkheden en beperkingen
• Oorlog (vrijheid in eigen ontwikkeling): zelf het meest intelligente, ondernemende of welgestelde individu zou in de klappen
delen als de mogelijkheden beperkt zouden zijn.
• Onderwijsdemocratisering: veel jongeren kunnen vandaag met succes hogere studies beëindigen (vroeger kiezen)
Feitelijke solidariteit
• Warme solidariteit: Solidariteit is warm als mensen solidair zijn uit eigen beweging – onvoorwaardelijk
• Koude (abstracte solidariteit): ingebakken in het DNA van de moderne samenleving en treedt in werking op basis van
criteria, niet op basis van welwillendheid
o De welvaartsstaat – universele gedachte
Bestaat uit een stel collectief georganiseerde arrangementen met als doel om elke burger een minimum
aan mogelijkheden te bieden, zoals betaalbaar onderwijs, inkomensbescherming bij ziekte, ouderdom of
werkloosheid, verzorging in geval van ziekte.
De onderliggende gedachte is universeel: iedereen die kan, draagt bij aan het geheel, zodat vanuit het
geheel voor iedereen de bevrediging van een aantal behoeftes kan worden gegarandeerd.
o Efficiënte arbeidsdeling
De taken in de samenleving zijn zo verdeeld dat iedereen zich in zekere mate op zijn of haar specialiteit
kan toeleggen. Professoren hoeven zich niet te bekommeren over het telen van voedsel, bewaken van
territorium, …
Beperkingen
• Schaarse middelen: ondanks een betaalbaar onderwijssysteem kan niet iedereen er gebruik van maken. Denk maar aan
gezinnen die in manifeste armoede leven.
• Waarden en normen (gezin van herkomst en studie/ beroepskeuze): soort sub-cultuur, ligt ook aan de achtergrond van je
ouders
VRAAGSTUK 3: DE SOCIALE OORZAKEN VAN MENSELIJK GEDRAG EN DENKEN
Sociale werkelijkheid volgens Durkheim
• ≠ som van de eigenschappen van individuen, hun behoeften of hun neigingen
• Bouwstenen = sociale feiten zelf, zijn de hoofdrolspelers
o Objectief
o Voorgegeven
o Extern ah individu
o Dwingend
Sociale feiten
• Zoals? Relaties, competitie, solidariteit, wetten, regels, instituties zoals verengingen, … `
o Het menselijk handelen zou stilvallen moesten deze verdwijnen.
• Worden herbevestigd in het menselijk handelen of getransformeerd (bv: we eten om 18u ipv 20u)
VRAAGSTUK 4: SAMENWERKING EN IDENTIFICATIE
Interactie en communicatie
Solidariteit als cement van sociale cohesie
• Sociale identiteit – collectief bewustzijn
o Collectief bewustzijn: Het collectieve bewustzijn is volgens de Franse socioloog Durkheim het geheel van
opvattingen en sentimenten die gemeenschappelijk zijn voor een gemiddelde burger van dezelfde samenleving.
Het was voor hem een belangrijke voorwaarde voor onderlinge solidariteit waarmee sociale cohesie bereikt kon
worden.
• Wij-gevoel – waar heb je dat
o Gezin, jeugdbeweging, sport, vrienden, …
Bovenindividueel verband
• Bestond al voor we er waren en duurt verder nadien
• Geeft sociale identiteit