PSYCHOLOGIE VAN DE ARBEID
Deel 1: Introductie
WAT IS PSYCHOLOGIE
De term psychologie is afkomstig uit het Grieks en vormt een combinatie van de:
- Psyche: ziel
- Logos: gedachte
Het is de academische discipline die zich toelegt op de studie van de innerlijke mens (gedachten en
emoties) en zijn gedrag.
DOEL: De psychologie wil het gedrag van mensen beschrijven, begrijpen en van daaruit soms ook
voorspellen binnen diverse contexten. De psychologie wil het gedrag van mensen beschrijven,
begrijpen en van daaruit ook soms voorspellen.
DISCIPLINES VAN DE THEORETISCHE PSYCHOLOGIE
ê Biopsychologie
Binnen deze discipline onderzoekt men de relatie tussen lichaam en geest. Biopsychologen
onderzoeken onder andere de activiteiten in de hersenen die horen bij bepaalde gedragingen,
gedachten en emoties. Een voorbeeld hiervan is de studie van de lichamelijke veranderingen die zich
voordoen bij stress.
ê Cognitieve psychologie
Hier richt men zich volledige op het cognitief functioneren, onze gedachtenprocessen. Het gaat hier om
snelheid van informatieverwerking, werking van ons geheugen, besluitneming, …
ê Ontwikkelingspsychologie
Bestudeert de manier waarop mensen in psychologisch opzicht groeien en veranderen. Vanaf wanneer
kunnen kinderen bepaalde concepten begrijpen, hoe leren ze taal, welke fasen herkennen we binnen
de ontwikkeling van het jonge kind, de adolescent, …
Voorbeeld: objectpermanentie
ê Sociale psychologie
Hoe worden onze gedragingen, gedachten en emoties beïnvloed door anderen en hoe beïnvloeden wij
de gedragingen, emoties en gedachten van anderen? Voorbeelden zijn hier onderzoek naar
groepsdruk, vooroordelen tegenover groepen, beslissingsprocessen binnen groepen, …
ê Persoonlijkheidsleer
Deze discipline onderzoekt hoe mensen psychologisch van elkaar verschillen en hoe je deze verschillen
in kaart kan brengen en zelf eventueel kan meten. Steeds meer leeft het besef dat iemand
gedragingen, gedachten en emoties worden beïnvloed door situaties en persoonlijkheid.
DE 5 TRADITIES BINNEN DE PSYCHOLOGIE
1: PSYCHOANALYSE
Deze traditie werd ontwikkeld door Sigmund Freud en later uitgebreid door Jung. Ze ontwikkelden een
geheel nieuwe benadering van de mens. De psychoanalyse stelt dat ons psychologisch functioneren
bepaald wordt door instinctieve drijfveren die zich hoofdzakelijk afspelen in ons onderbewustzijn. Het
zijn volgens hen dus onbewust psychologische conflicten die ons gedrag, emoties en gedachten
bepalen. Ze zoeken de verklaring hiervoor vaak in de vroege kindertijd. Critici stellen hier dat de
theorie te zeer uit gaat van interpretaties en te weinig wetenschappelijk was onderbouwd. De
psychoanalyse is echter verre van dood. Freudiaanse versprekingen (= lapsus) worden nog steeds vaak
gemaakt en in de dagelijkse taal gebruikt.
2: PERSOONLIJKHEIDSLEER
Deze traditie richt zich op het meten van iemands persoonlijkheidskenmerken en gaan ervan uit dat
deze relatief stabiel zijn doorheen een mensenleven. Heel wat psychologen verrichten onderzoekswerk
,om persoonlijkheidskenmerken te beschrijven. Doorheen de tijd ging men steeds meer mensen
classificeren op een schaal, eerder dan ze in hokjes te stoppen.
Hier zijn er 5 fundamentele dimensies die de persoonlijkheid van iemand typeren
o Extraversie: de sociale omgang en de mate van assertiviteit
o Neuroticisme: de hoeveelheid gevoelde spanning en de mate van onzekerheid
o Altruïsme: de maten van menslievendheid, onbaatzuchtigheid, empathisch vermogen
o Consciëntieusheid: iemands resultaatgerichtheid, nauwkeurigheid, georganiseerdheid, …
o Openheid voor nieuwe ervaringen: iemands mate van nieuwsgierigheid,
avontuurlijkheid, …
3: FENOMENOLOGIE
Op basis van psychologische en filosofische inzichten, stelt men dat onze ervaringen bestaan uit de
interactie tussen het ‘ruwe materiaal’ en onze mentale vermogens. In de meest optimistische variant,
het humanisme, streeft het individu naar persoonlijke groei of zelfrealisatie: naar het vervullen van zijn
potentieel. In de arbeids- en organisatiepsychologie vind je vooral het idee terug dat iemands
interpretaties van gebeurtenissen belangrijk zijn.
Voorbeelden: ontwikkelde vragenlijsten voor medewerkers, theorie voor motivatie,
loopbaanontwikkeling, …
4: BEHAVIORISME
Is uitsluitend gericht op observeerbaar gedrag en de condities die bepaalde gedragingen uitlokken. Een
persoon bestaat uit een verzameling gedragingen, niet meer, niets minder. Men gaat er dan ook van uit
dat elk gedrag kan worden gestimuleerd door bekrachtiging/ beloning en kan worden gereduceerd door
bestraffing. In de arbeids- en organisatiepsychologie zien we dit vooral terugkeren in trainingen,
loopbaanontwikkeling en motivatie. Critici stellen hier dat binnen deze strekking te weinig aandacht
wordt besteed aan de onzichtbare concepten zoals persoonlijkheidskenmerken.
5: SOCIAAL-COGNITIEVE THEORIE
Is gericht op hoe onze gedachtenprocessen worden gebruikt om sociale interactie en andere
sociaalpsychologische fenomenen te interpreteren. Aanhangers van deze theorie besteden ook veel
aandacht aan infoverwerking. Hierbij ligt de focus op het geheugen. Ons zelfbeeld fungeert echter als
een filter, zo zijn wij bijvoorbeeld eerder geneigd om kennis van info te onthouden die aansluit bij ons
zelfbeeld.
WAT IS ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE
De arbeids- en organisatiepsychologie bestudeert de mens in relatie tot zijn werk en zijn
werkorganisatie en maakt deel uit van de toegepaste psychologie. Het is de wetenschappelijk studie
van gedrag in organisaties. De bedoeling van deze multidisciplinaire studie is om het individuele
gedrag en dat van groepen binnen organisaties beter te begrijpen.
Bestaat uit 3 soorten:
ê Arbeidspsychologie
In de arbeidspsychologie wordt de relatie tussen werkkenmerken en welzijn en functioneren van
werknemers onderzocht. Een onderdeel van de arbeidspsychologie dat momenteel sterk in opkomst is,
is de psychologie van arbeid en gezondheid waarin specifiek wordt nagegaan hoe taakkenmerken de
gezondheid van taakuitvoerders beïnvloeden.
ê Organisatiepsychologie
In de organisatiepsychologie draait het om de relatie tussen de werknemer en diens sociale
werkomgeving. Die omgeving kan de organisatie als geheel zijn, maar ook de afdeling waarop men
werkt of de collega aan de andere kant van het bureau. Sociaalpsychologische theorievorming is in dit
veld uitermate belangrijk, arbeidsorganisaties zijn een belangrijk toepassingsgebied van in de sociale
psychologie verworven inzichten, bijvoorbeeld op het gebied van teams, cultuur en leiderschap.
ê Personeelspsychologie
,De personeelspsychologie onderzoekt men de juiste persoon op de juiste plaats krijgt. Het kan daarbij
gaan om werving, selectie en recruitment, maar ook om het trainen en ontwikkelen van al aanwezig
persoon. Hier is er veel aandacht voor de ontwikkeling van psychologische tests.
, Deel 2: Het individu
COGNITIEVE PSYCHOLOGIE EN TESTING
TRADITIONELE MODELLEN
1: INTELLIGENTIETESTS
ê Vloeibare intelligentie
Betreft het vermogen om na te denken, daarin ook ‘beweeglijk’ te zijn (bv oplossen van puzzels) en het
vermogen tot abstract redeneren. Piekprestaties hierin zie je tot de leeftijd van 30-40 jaar.
ê Gekristalliseerde intelligentie
Betreft het vermogen om te leren van ervaringen. Ook tekstbegrip en woordenschat vallen
hieronder. Dit type intelligentie wordt sterker naarmate we ouder worden.
De eerste vorm van intelligentie weerspiegelt meer de genentische component van intelligentie.
Dit model werpt dus ook licht op leeftijdsgerelateerde verschillen bij cognitieve taken.
ê Algemene intelligentie (Spearman)
Intelligentie werd een general factor genoemd, de zogenaamde g-factor of general mental ability.
Dat wil zeggen dat test die algemene intelligentie meten allemaal aan elkaar gerelateerd zijn:
mensen behalen in degrelijke tests over het algemeen vergelijkbare scores. De g-factor is dus
behoorlijk betrouwbaar en kan vrij nauwkeurig gemeten worden.
De G-factor is:
- Het beroepsniveau dat gehaald wordt als de prestaties binnen een gekozen beroep beter is
dan andere capaciteit, persoonlijkheidskenmerk of talent
- Betrouwbaardere voorspeller dan werkervaring
- De beste voorspeller van trainingsprestaties
- Beste en meest stabiele gevalideerde meting van individuele verschillen die de psychologie
te bieden heeft
Kritiek op intelligentietests
- Intelligentietests niet de zuivere, onderliggende intelligentie zouden meten, maar een mix
van dergelijke intelligentie en aangeleerde of verkregen kennis (= gekristalliseerde
intelligentie)
SYSTEEMMODELLEN
Howard Gardner ontwikkelde zijn theorie van meervoudige intelligentie op basis van onderzoek naar
begaafdheid en hersenschade. Hij stelde dat er meer dan 1 enkele algemene intelligentiefactor is. Zijn
theorie trok veel aandacht, vooral in de media, omdat ze een beroep doet op de menselijke intuïtie.
Mensen ervaren de verschillende typen intelligentie als zeer herkenbaar.
Gardner beschreef er 8:
ê Linguïstisch
• Het vermogen om jezelf effectief te uiten met taal
ê Ruimtelijk
• Het vermogen om mentale beelden te creëren en te manipuleren om bepaalde problemen
op te lossen en jet e oriënteren in de ruimte
ê Muzikaal
• Het vermogen om toonhoogtes en ritmes te herkennen en toe te passen en zo een
instrument te bespelen, te zingen of te componeren
ê Logisch-mathematisch
• Het vermogen om patronen waar te nemen, conclusies te trekken uit gegevens en logisch te
redeneren
ê Kinesthetisch