Ionen en moleculen zijn voortdurend in beweging: op hun weg botsen ze willekeurig tegen
elkaar en tegen obstakels die ze tegenkomen. Het resultaat van dit bewegen is dat de moleculen zich
gelijkmatig over een bepaalde ruimte zullen verspreiden en verdelen.
diffusie is de netto verplaatsing van moleculen van een plaats met relatief hoge concentratie (veel
botsingen) naar een gebied met een relatief lage concentratie (minder botsingen). Het verschil
tussen de hoge en lage concentratie betekent dat er een concentratieverschil is en diffusie wordt
vaak omschreven als een verplaatsing ‘met het concentratie verschil mee’ en wordt opgeheven.
Diffusie in lucht en water verloopt traag en speelt een belangrijke rol voor transport over zeer kleine
afstanden. Diffusie is belangrijk bij lichaamsvloeistoffen, omdat hierdoor plaatselijke
concentratieverschillen worden opgeheven. Elke cel in het lichaam vormt bijvoorbeeld
koolstofdioxide – de concentratie van dit gas binnen de cel is relatief hoog. De
koolstofdioxideconcentratie is lager in de omringende extracellulaire vloeistof en nog lager in het
stromende bloed. Doordat celmembranen vrij doorlaatbaar zijn voor koolstofdioxide, kan dit gas zijn
concentratie verschil volgen; daardoor verspreidt het zich van de binnenkant van de cel naar de
buitenkant en verplaatst het zich van daaruit naar het bloed. Het bloed brengt het gas naar de
longen, waar het wordt verwijderd.
Hoofdstuk 15 Het ademhalingsstelsel
Het ademhalingsstelsel heeft 5 basale functies:
1. Het vormt een groot oppervlak voor de gaswisseling tussen de lucht en het bloed.
2. Het verplaatsen van lucht van en naar het gaswisselingsoppervlak in de longen.
3. Bescherming van de alveolaire oppervlakken tegen uitdroging en temperatuurveranderingen
en verdediging tegen binnendringende ziekteverwekkers.
4. De vorming van geluiden waardoor spraak, zang en andere vormen van geluiden mogelijk
zijn.
5. De reukzin bevorderen door de reukcellen in de neusholten.
De belangrijkste anatomische onderdelen van het ademhalingsstelsel zijn de neus, de farynx (de
keelholte), de larynx (het strottenhoofd), de trachea (luchtpijp), de bronchiën en de longen die de
bronchiolen (doorgangen) en de alveoli (de longblaasjes; uitwisselingsoppervlakken) bevatten.
Luchtwegen zijn de buizen waardoor lucht van en naar de uitwisselingsoppervlakken van de longen
wordt vervoerd. De luchtwegen kunnen worden verdeeld in een gedeelte voor de geleiding van
lucht en een gedeelte voor gaswisseling. Het gedeelte voor de geleiding van lucht begint bij de
ingang van de neusholte en loopt door de farynx, de larynx, de trachea, de bronchiën en de grote
bronchiolen. Het gedeelte voor de gaswisseling bestaat uit de kleinste en kwetsbaarste bronchiolen
en de alveoli (longblaasjes) in de longen. De luchtwegen brengen niet alleen lucht naar de longen,
maar filtreren, verwarmen en bevochtigen de lucht ook. Het respiratoire slijmvlies bekleedt de
buizen van het ademhalingsstelsel. Een slijmvlies is een dekweefsel met slijmcellen. Het respiratoire
,slijmvlies bestaat uit het respiratoir epitheel; dit is een cilinderepitheel met trilharen dat veel
slijmcellen bevat en een ondergelegen bindweefsel dat slijmklieren bevat die hun klierproducten
afgeven op het oppervlak van het dekweefsel.
De lucht komt het de ademhalingsstelsel binnen via de gepaarde uitwendige neusopeningen, of
neusgaten die in de neusholte uitmonden. Vanuit het vestibulum nasi stroomt de lucht naar de
inwendige neusopeningen meestal door smalle groeven tussen de aangrenzende neusschelpen.
Hierdoor wervelt de lucht net als water in een stroomversnelling, waardoor kleine deeltjes in de
lucht in contact komen met het slijm op de bekleding van de neusholte. De turbulenties bevorderen
niet alleen de filtraties, maar hierdoor heeft de binnenstromende lucht ook extra tijd om te worden
verwarmd en bevochtigd.
De farynx (keelholte) maakt zowel deel uit van het spijsverteringsstelsel als van het
ademhalingsstelsel. Deze holte loopt vanaf de inwendige neusopeningen naar de toegang tot de
larynx en de oesofagus en bestaat uit 3 onderdelen:
1. Nasofarynx
2. Orofarynx
3. Laryngofarynx
Ingeademde lucht verlaat de farynx en komt de larynx binnen via een smalle opening die de glottis
(stemspleet) wordt genoemd. De larynx bestaat uit 9 kraakbeendelen die door banden,
skeletspieren of beide op hun plaats worden gehouden. Het strottenklepje (epiglottis) steekt boven
de stemspleet uit. Tijdens het slikken komt de larynx omhoog en vouwt het elastische strottenklepje
zich aar achter over de stemspleet, waardoor wordt voorkomen dat vloeistof of vast voedsel in de
luchtwegen komt.
Voedsel of vloeistoffen die met de stembanden in aanraking komen, brengen de hoestreflex op gang.
Tijdens het hoesten blijft de glottis gesloten, terwijl spieren van borst en buik zich samentrekken,
waardoor de longen worden samengedrukt. Als de glottis ineens wordt geopend, wordt het
materiaal dat de toegang tot de glottis blokkeerde de plotselinge sterke luchtstroom naar buiten
geblazen.
De wanden van de trachea worden door 15 tot 20 kraakbeenstukken verstevigd. Deze U-vormige
kraakbeenstukken beschermen de luchtwegen; doordat ze de wanden van de trachea verstevigen,
voorkomen ze dat de trachea dichtklapt of bij de drukveranderingen in het ademhalingsstelsel te
veel uitrekt.
In het mediastinum vertakt de trachea zich in de rechter en linker primaire bronchus. De wanden
van de primaire bronchiën lijken op die van de trachea: de binnenbekleding bestaat uit
trilhaarepitheel en is door U-vormige kraakbeenstukken omgeven. In elk van beide longen vertakt de
primaire bronchus zich tot steeds kleiner wordende luchtwegen die de bronchusboom vormen. Als
de primaire bronchi de longen binnengaan, vertakken ze zich tot secundaire bronchi die doorlopen
in de longkwabben aan dezelfde kant. In elk van beide longen vertakken de secondaire bronchi zich
tot 9 of 10 tertiaire bronchi. Elk voorziet een specifiek gebied van lucht waar hij zich herhaaldelijk
vertakt tot kleinere bronchi.
Bronchiolen vertakken zich verder in de smalste transportbuizen. Elk voert lucht naar een lobje van
de long. Een lobje is een gedeelte van het longweefsel dat is begrensd door tussenschotten van
bindweefsel en dat lucht krijgt toegevoerd door één enkele bronchiolus. Binnen een lobje vertakt
een terminale bronchiolus zich in verschillende respiratoire bronchioli. Deze doorgangen, de dunste
vertakkingen van de bronchusboom, voeren gas naar de gaswisselingsoppervlakken van de longen.
Om in onze stofwisselingsbehoeften te kunnen voorzien, moet het uitwisselingsoppervlak van de
alveoli heel groot zijn. Gaswisseling vindt plaats door de respiratorische membraan van de alveoli.
2
, Diffusie door de membraan vindt zeer snel plaats, doordat de afstand klein is en doordat zowel
zuurstof als koolstofdioxide in vet oplosbaar is. Elk van de twee longen heeft duidelijk onderscheiden
kwabben die door diepe groeven zijn gescheiden. De rechterlong heeft 3 kwabben en de linkerlong
heeft 2 kwabben.
De borstholte heeft de vorm van een brede kegel. De wanden worden gevormd door de borstkas en
de bodem bestaat uit het gespierde diafragma. In de borstholte ligt elk van beide longen in een
afzonderlijke pleuraholte, die met een sereuze membraan is bekleed. De pleuraholten geven kleine
hoeveelheden pleuravocht af. Dit zorgt voor smering bij de adembeweging.
De algemene term respiratie verwijst naar twee geïntegreerde processen: longventilatie en
gaswisseling. Externe respiratie betreft alle processen die zijn betrokken bij de uitwisseling van
zuurstof en koolstofdioxide tussen de interstitiële vloeistoffen van het lichaam en het externe milieu.
De externe respiratie en het ademhalingsstelsel hebben als belangrijkste doel zuurstof naar de cellen
toe te voeren en koolstofdioxide uit de cellen af te voeren. Interne respiratie is de opname van
zuurstof en de afgifte door deze cellen.
Externe respiratie verloopt in 3 stappen:
1. Longventilatie, of ademhaling waarbij lucht in en uit de longen wordt verplaatst via fysieke
verplaatsing
2. Gaswisseling op 2 plaatsen: over de respiratorische membraan tussen de luchtruimten in de
alveoli en de alveolaire capillairen en over de wanden van de capillairen tussen bloed en de
weefsels in het lichaam
3. Transport van zuurstof en koolstofdioxide tussen de longcapillairen en de capillaire netten in
andere weefsels.
Longventilatie is de fysieke verplaatsing van lucht in en uit de luchtwegen. De
ademhalingsfrequentie is het aantal ademhalingen per minuut. De functie van de ademhaling is het
handhaven van een voldoende alveolaire ventilatie, de verplaatsing van lucht in en uit de alveoli.
In een afgesloten ruimte met flexibele wanden (zoals een long) kan de druk van een gas
(bijvoorbeeld lucht) worden gewijzigd door het volume van de ruimte groter of kleiner te maken. Als
het volume van de ruimte groter wordt, neemt de druk van het gas af; wanneer het volume kleiner
wordt, neemt de druk toe. Tussen de pariëtale pleura en de viscerale pleura, die de longen
bedekken, bevindt zich een vloeistoflaagje. Daardoor kleeft het oppervlak van de longen tegen de
binnenwand van de borst en tegen het bovenste van het diafragma. Hierdoor heeft elke uitzetting of
samentrekking van de borstholte direct invloed op het longvolume. Veranderingen van het volume
van de borstholte zijn het gevolg van bewegingen van het diafragma en de borstkas:
- Diafragma: het diafragma vormt de bodem van de borstholte. Als het diafragma ontspannen
is, heeft het een koepelvorm; het dak van de koepel steekt in de borstholte uit. Als het
diafragma samentrekt, wordt het afgeplat, waardoor het volume van de borstholte
toeneemt en de longen worden uitgerekt. Wanneer het diafragma ontspant, keert het naar
zijn oorspronkelijke positie terug, waardoor het volume van de borstholte weer afneemt.
- Borstkas: door de wijze waarop de ribben en de wervels met elkaar verbonden zijn, wordt
het volume van de borstholte groter wanneer de ribben omhoog bewegen, terwijl het
volume van de borstholte kleiner wordt wanneer ze zich omlaag bewegen. De uitwendige
tussenribspieren en hulpademhalingsspieren tillen de borstkas op. Inwendige
tussenribspieren en hulpademhalingsspieren (buikspieren) trekken de borstkas omlaag.
bij het begin van een ademhaling is de druk binnen en buiten de longen gelijk en is er geen
luchtverplaatsing. Als het diafragma zich samentrekt en de borstholte door de beweging van de
ademhalingsspieren wordt vergroot, zetten de longen uit om d extra ruimte op te vullen, zodat de
druk in de longen afneemt. Doordat de druk in de longen lager is dan de druk buiten, stroomt lucht
de luchtwegen in. Tijdens de uitademing wordt het proces omgekeerd doordat de borstkas zich
3
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur robinvanbeest. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €14,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.