Garantie de satisfaction à 100% Disponible immédiatement après paiement En ligne et en PDF Tu n'es attaché à rien
logo-home
Samenvatting Medische Kennis - jaar 1 - periode 2, orgaanstelsels deel 1 (HVVP17MKE2) €6,49   Ajouter au panier

Resume

Samenvatting Medische Kennis - jaar 1 - periode 2, orgaanstelsels deel 1 (HVVP17MKE2)

2 revues
 107 vues  9 fois vendu
  • Cours
  • Établissement

Samenvatting voor medische kennis periode 2, jaar 1. Boeken die worden behandeld zijn: Anatomie en fysiologie (H9, H7, H8, H11, H12 en blz 192), Klinische pathologie (H7, H13, H14, H16, blz 203-206, blz 255-258) en farmacologie (H9, H7, H10).

Aperçu 4 sur 36  pages

  • 7 septembre 2022
  • 36
  • 2021/2022
  • Resume

2  revues

review-writer-avatar

Par: rienkdevries • 10 mois de cela

review-writer-avatar

Par: opadiederikjansen • 10 mois de cela

avatar-seller
Medische Kennis – jaar 1 – periode
2
Orgaanstelsels deel 1

Anatomie en fysiologie:
Hoofdstuk 9; ademhalingsstelsel
De inhoud van de luchtwegen behoort tot het uitwendig milieu. Tot de luchtwegen behoren de
neusholte, de mondholte, de keelholte, het strottenhoofd, de luchtpijp, de bronchiën, de bronchioli
en de longblaasjes.

De neusholte wordt begrenst door botten. Aan de bovenkant zijn dat het os sphenoidalis (sfenoïd),
het os ethmoidales (etmoïd), het os frontale (voorhoofdsbeen) en het os nasale (neusbeen). Het os
ethmoidales heeft een groot aantal gaatjes waar zenuwvezels van de reukzenuw doorheen lopen. De
neusholte wordt verdeeld door het septum nasi (neustussenschot). De laterale wanden van de
neusholte hebben 3 of 4 uitstekende botranden, conchae (neusschelpen) genoemd. Door deze
botranden ontstaan er neusgangen. De neusholte is bekleed met slijmvlies. Bovenin de neusholte zit
het reukepitheel. De sinus paranasales (neusbijholten) zijn: sinus maxillaris, sinus sphenoidalis,
sinus ethmoidales en sinus frontalis.

Inademen door de neus heeft 4 functies die allemaal te maken hebben met de kwaliteit van de lucht
die in de luchtwegen terechtkomt: zuivering, verwarmen, bevochtigen en gekeurd. Neusharen
kunnen de neusholte beschermen tegen grote deeltjes van buitenaf. De trilharen van het
neusepitheel vangen ook veel op. In een stoffige omgeving wordt extra slijm geproduceerd. De
trilharen bewegen de stofdeeltjes van de neusholte naar de neus-keelholte. Het gedeelte slijm dat je
doorslikt gaat naar het maagzuur, waar dan bacteriën worden gedood. Het capillairnetwerk in de
neusholte draagt de warmte van het bloed over aan de ingeademde lucht. Zo wordt verhinderd dat
het longweefsel te veel afkoelt. Bevochtiging van de lucht gaat uitdroging van het longweefsel tegen.
Longweefsel moet vochtig zijn om een optimale gaswisseling mogelijk te maken. De lucht wordt
bevochtigd door het neusslijmvlies en verdamping van traanvocht. Het reukepitheel in de neusholte
geeft informatie over de kwaliteit van de ingeademde lucht. De functie is bescherming, maar ook
genieten.

Inademing door de mondholte is soms nodig, wanneer een grote hoeveelheid lucht in korte tijd moet
worden ingeademd (inspanning of hoesten). De 4 belangrijke functies van de neusholte vinden dan
nauwelijks plaats. Klankvorming is een belangrijke functies van de mondholte. De uitgeademde lucht
stroomt langs de stembanden, waardoor die in trilling komen. Ook de neusholten en de bijholten
spelen een rol bij de klankvorming.

De pharynx (keelholte) behoort zowel tot het ademhalingsstelsel als het spijsverteringstelsel. De
larynx (strottenhoofd) is verbonden met het os hyoideum (tongbeen). Het grootste kraakbeen van
het strottenhoofd is het cartilago thyroidea (schildkraakbeen). Het is de adamsappel. De epiglottis
(strotklepje) wordt tijdens het slikken over het strottenhoofdopening geduwd, zodat er geen voedsel
in de luchtpijp komt. Dan heb je nog de cartilago cricoidea (ringkraakbeen) en een cartilago
arytenoidea (bekerkraakbeentje). Deze kunnen bewegen en hebben daarmee invloed op de
stemvorming. Tussen de bekerkraakbeentjes en het schildkraakbeen bevindt zich een spierplooi. Dit
zijn de ware stembanden. Ze vormen de m. vocalis (stemspier). De stembanden sluiten de luchtweg
af en brengen geluid voort. Bovenaan de ware stembanden zitten de valse stembanden, deze
brengen geen geluid voort. Ze hebben als functie de ware stembanden vochtig te houden. De
toonhoogte is afhankelijk van de spanning van de stembanden. Daarnaast spelen de lengte,

,elasticiteit en massa een rol. De innervatie van de strottenhoofdspieren vindt plaats door de n.
laryngeus recurrens.

Boven het hart splits de trachea (luchtpijp) in 2 delen. De splitsing heet de bifurcatio tracheae. De
binnenbekleding noem je het respiratoir epitheel. Het heeft dezelfde functie als het neusslijmvlies.

De 2 hoofdbronchiën vertakken zich verder het longweefsel in. Deze vertakkingen heten bronchi
lobares. Deze vertakken weer in dunnere bronchi segmentales. De bronchiën splitsen verder in
bronchiolen, deze zijn bekleed met cilindrisch epitheel. Ze zijn zeer elastisch door circulair glad
spierweefsel. Bij inademing verwijden de bronchiolen en bij uitademing vernauwen ze weer. De
fijnste bronchiolen monden uit in longtrechtertjes. De uitstulpingen zijn de alveoli pulmonalis
(longblaasjes). Alle alveoli vormen het eigenlijke longweefsel. Hier vindt de gaswisseling echt plaats.
Het totale oppervlak heet het ademhalingsoppervlak. Dit zit tussen de 70 m2 en 100 m2 . Je hebt de
apex pulmonis (longtop) en de basis pulmonis (longbasis).

De pleura (longvlies) heeft een binnenblad, de pleura visceralis, en een buitenblad, de pleura
pariëtalis. De ruimte tussen beide bladen heet pleuraholte, deze is vacuüm. Ze kunnen wel
verschuiven, maar niet van elkaar afkomen. Als er lucht in komt dan is er sprake van een klaplong.
Het weefsel van de bronchiën heeft een eigen bloedvoorziening door de arteriae bronchiales,
aftakkingen van de aorta.

De gaswisseling in de longen vindt plaats door diffusie, als gevolg van concentratieverschillen van die
gassen. In die weefselcellen wordt zuurstof verbruikt en koolstofdioxide geproduceerd. De druk die
een gas veroorzaakt noem je de partiële druk. Daarin heb je de zuurstofspanning en de
koolstofdioxidespanning. Zuurstof bindt aan hemoglobine. Ongeveer 20 ml zuurstof bij 100 ml bloed.
Hemoglobine + zuurstof = oxyhemoglobine + waterstof, Bicarbonaat + waterstof = koolzuur =
koolstofdioxide + water. Het water wordt opgenomen in het bloed. In het weefselvocht werkt het
andersom.
Koolstofdioxide + water = koolzuur = waterstof + bicarbonaat, Waterstof + oxyhemoglobine =
hemoglobine + zuurstof.

Ventilatie is het verversen van de lucht in de luchtwegen. Dit komt door ademhalingsbewegingen.
Inspiratie (inademing) kost energie in de vorm van spierarbeid. Het doel is om de volume van de
thorax te vergroten. Er is de buikademhaling. Hierbij gaat het diafragma naar beneden. Door een
groter volume ontstaat een onderdruk, wat ervoor zorgt dat je gaat inademen. De buikwandspieren
verslappen, waardoor de buikwand naar voren uitzet. Er is ook nog de borstademhaling. De musculi
intercostales externi spannen aan, zodat de ribben worden opgetild. Bij rustige ademhaling is vrijwel
alleen sprake van buikademhaling. De spieren die bij inspiratie worden aangespannen, worden
ademhalingsspieren genoemd. Bij een extra diepe ademhaling zijn er hulpademhalingsspieren in de
hals en de schoudergordel. De expiratie (uitademing) komt tot stand door verkleining van het
thoraxvolume. Door elasticiteit veren het longweefsel en de buikwand weer terug. Geforceerde
expiratie kost wel spierarbeid bij bijvoorbeeld fluiten of zingen. Het gebeurt door contractie van de
musculi intercostales interni.

Ademhaling is een proces wat eigenlijk reflexmatig loopt. Het buiten de wil om verlopen van de
ademhaling wordt ademautomatisme genoemd. De ademregulatie wordt gedaan in het
ademhalingscentrum wat ligt in de verlengde merg en pons. Het reguleert de in- en uitademing,
ademfrequentie en de ademdiepte. Het stuurt impulsen via de n. phrenicus naar de spieren van het
diafragma en via de n. intercostales naar de tussenribspieren. Je ademt zo 15 keer per minuut. In de
wand van de bronchiën zitten rekkingsgevoelige sensoren. Deze geven prikkels naar het
ademhalingscentrum. Dit reflexmechanisme dat voor een normale ademritme zorgt, heet de hering-
breuerreflex. Chemosensoren meten de pH-waarde, zodra er een te lage pH is worden er impulsen

,gestuurd naar het ademhalingscentrum. Er wordt dan dieper ingeademd, wat meer CO 2 laat
diffunderen. Als de PO2 daalt wordt er ook prikkels gestuurd om de ademhaling te versnellen.

Er kunnen ook onderbrekingen zijn van het ademritme. Zoals bij zuchten, deze zuchtreflex komt via
bepaalde sensoren in het longweefsel of door plaatselijk zuurstoftekort. Longblaasjes die waren
dichtgeklapt, worden weer volledig ontplooid. Het gebeurt ook bij gapen en slikken. Ook bij niezen,
wanneer het slijmvlies wordt geprikkeld is er een niesreflex. Het hoestreflex is op een prikkeling van
het slijmvlies van de diepere luchtwegen. Bij hikken zijn er heftige contracties van het diafragma. Ook
bij een braakreflex stopt de ademhaling even. Bij persen wordt de volume van de buikholte
verkleind, dit zorgt voor een drukverhoging op de buikorganen.

Door middel van een spirometer kan longfunctieonderzoek worden gedaan. Er worden bepaalde
longfunctiegrootheden gemeten.
 Ademvolume (tidal volume) (VT): de hoeveelheid lucht die met 1 ademteug ingeademd
wordt: 0,5 L
 Inspiratoir reservevolume (IRV): na de inademing nog extra ingeademd wordt: mannen 3 L
en vrouwen 2 L
 Expiratoir reservevolume (ERV): na de uitademing nog extra wordt uitgeademd: 1 L
 Vitale capaciteit (VC = IRV + VT + ERV): de hoeveelheid lucht die na een max. uitademing
max. kan worden ingeademd: mannen 4,5 L en vrouwen 3,5 L. Dit alleen geeft nog niet
voldoende informatie.
 Éensecondelongcapaciteit (forced experitary volume) (FEV1): hoeveelheid lucht die in 1
seconde kan worden uitgeademd. De ratio FEV1/VC geeft informatie. Deze in bij
jongvolwassen rond de 83% en bij ouderen rond de 70%.
 Residuvolume (RV): de hoeveelheid die na max. uitademing in de longen achterblijft:
mannen 1,5 L en vrouwen 1 L.
 Totale longcapaciteit (TLC = VC + RV): hoeveelheid lucht na max. inademing: mannen 6 L en
vrouwen 4,5 L
 Functionele residulongcapaciteit (FRC = ERV + RV): hoeveelheid lucht in de longen na rustige
uitademing: 2,5 L. Er is 10% verse aanvoer en dat is voldoende om de gaswisseling op peil te
houden.

De ademhalingsfrequentie (fA) is het aantal ademhalingen per minuut. De ademhalingsfrequentie in
combinatie met het ademvolume levert het ademminuutvolume (AMV) op. Dat is de hoeveelheid
lucht die in 1 minuut wordt in- en uitgeademd. AMV = f A x VT = 7,5 L. bij inspanning kan het wel
oplopen tot de 100 L. Het maximum wordt aangegeven door het oppervlakkige ademhalen.

Een gedeelte van de ruimte binnen de luchtwegen wordt de dode ruimte genoemd. Hier vindt geen
gaswisseling plaats. In de anatomische dode ruimte is geen gaswisseling doordat de wanden niet zijn
bekleed met plaatepitheel, het is gevormd door de luchtpijp, bronchiën en bronchiolen. Het volume
bedraagt 150 ml. Het zorgt ervoor dat longblaasjes geen sterke schommeling ondergaan. De
alveolaire dode ruimte is de ruimte waar de capillairnetwerken (tijdelijk) niet doorbloed zijn, en daar
dus geen gaswisseling plaatsvindt. Het zorgt voor reservecapaciteit. Samen worden deze ruimtes
vaak de fysiologische dode ruimte genoemd.

Gasanalyse Inademingslucht Alveolaire lucht Uitademingslucht
Stikstof 78,6 % 74 % 74 %
Zuurstof 20,9 % 15 % 16 %
Koolstofdioxide 0,04 % 5% 4%
Waterdamp 0,46 % 6% 6%

, Klinische pathologie:
Hoofdstuk 7; respiratie (ademhaling)
Het ademcentrum in de hersenstam reguleert de ademhaling. Voortduren wordt de
kooldioxidespanning en de pH van het bloed gemeten. Hierop reageert het ademcentrum. Maar
alleen een forse daling van de zuurstofspanning geeft een ademprikkel. De thoraxwand is van binnen
bekleed met pleura pariëtalis (borstvlies) en de long is bedekt met pleura visceralis (longvlies). Zo
wordt als de thoraxwand naar buiten wordt getrokken, de long ook meegetrokken.

De functie van de luchtwegen is om lucht vanuit de omgeving naar de longblaasjes te voeren en het
gasmengsel daaruit weer af te voeren. Maar ze zijn ook nodig om te spreken. Trilharen zorgen ervoor
dat het slijm wordt afgevoerd in de richting van de pharynx (keel). Zo worden micro-organismen
opgehoest of verteerd door maagzuur. De bovenste luchtwegen zijn;
 Mond/neus
 Pharynx
 Larynx (strottenhoofd)
Deze hebben als functie; de lucht te verwarmen en te bevochtigen, te reinigen en om te
waarschuwen voor gevaar. Dit is vooral zo bij de neus. Tot de onderste luchtwegen behoren;
 Trachea (luchtpijp)
 Bronchi (luchtpijptakken)
 Bronchioli (luchtpijptakjes)
De trachea is stevig, maar flexibel. Aan de achterkant zijn de kraakbeenringen open en daardoor kan
de oesophagus gemakkelijk uitzetten tijdens het passeren van grote voedselbrokken. De trachea
splitst in de rechter- en linkerhoofdbronchus. De rechter heeft een grotere diameter, want links zit
het hart. De bronchioli zijn niet meer omgeven door kraakbeenringen. Er zit ook glad spierweefsel
wat zorgt voor constrictie en dilatatie om de verse lucht te verdelen over de longen. De bronchioli
eindigen in de longblaasjes, alveoli.

In de alveoli vindt de uitwisseling plaats doormiddel van diffusie. Dit vindt optimaal plaats door; een
groot oppervlak (veel alveoli), een dun oppervlak (dunne wandjes) en een concentratieverschil (van
hoog naar laag). Zuurstof wordt naar weefsels geleidt doordat het gebonden is aan hemoglobine, de
hoeveelheid geeft de saturatie aan, dus is goed als het >95%.

Dyspnoe is een gevoel van ademnood. De patiënt ervaart subjectieve kortademigheid. Vernauwingen
in de hals geven meestal een inspiratoire stridor (hoorbare, bemoeilijkte inademing). De druk in de
luchtwegen daalt dan namelijk extra, omdat spieren wel de thorax vergroten, maar weinig lucht
wordt aangezogen. Het wijst dus op een belemmering in de keel of larynx. Vernauwingen in de lagere
luchtwegen geven vaak expiratoir piepen, want de lagere luchtwegen worden juist met de long mee
gecomprimeerd bij het uitademen. Een gezonde volwassen haalt zo 12-15 keer adem per minuut.
Tachypneu is vaak een compensatie voor een luchtwegobstructie of diffusieprobleem. Er worden dan
extra ademprikkels verstuurd. Het onderdrukken van de ademprikkels kan voor bradypnoe zorgen.

Bij de ademdiepte/teugvolume wordt z'n 0,5 L in- en uitgeademd. Bij een oppervlakkige ademhaling
is dit minder en bij een diepe ademhaling juist groter. Bij bijvoorbeeld inspanning. Een
ademminuutvolume (ademfrequentie x teugvolume) van ongeveer 5 L is nodig om de alveolaire
lucht te verversen. De zuurstofsaturatie zit gewoonlijk tussen de 95-100%, dit kan vals een mindere
waarde zijn door koude handen en nagellak. Bij koolstofmonoxidevergifting is het percentage juist
vals hoog.

Longfunctieonderzoek heet ook wel spirometrie.

Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:

Qualité garantie par les avis des clients

Qualité garantie par les avis des clients

Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.

L’achat facile et rapide

L’achat facile et rapide

Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.

Focus sur l’essentiel

Focus sur l’essentiel

Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.

Foire aux questions

Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?

Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.

Garantie de remboursement : comment ça marche ?

Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.

Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?

Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur kb4. Stuvia facilite les paiements au vendeur.

Est-ce que j'aurai un abonnement?

Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,49. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.

Peut-on faire confiance à Stuvia ?

4.6 étoiles sur Google & Trustpilot (+1000 avis)

67096 résumés ont été vendus ces 30 derniers jours

Fondée en 2010, la référence pour acheter des résumés depuis déjà 14 ans

Commencez à vendre!
€6,49  9x  vendu
  • (2)
  Ajouter