WERVELKOLOM THORACAAL
WERVELKOLOM CERVICAAL
SCHOUDER
ELLEBOOG
POLS
MOB IIIB
Academiejaar 2021-2022 | Deel 1 – Wervelkolom thoracaal & cervicaal
, 1
Theoretische achtergrond
> Samen met borstbeen en ribben vormt thoracale wervelkolom een
functioneel geheel
> Opletten voor rode vlaggen: niet-mechanische pijn
Morfologie: bovenaan cervicaal, onderaan thoracaal
- Thorax hogere mechanische stijfheid en geringere
beweeglijkheid
- Corpus ventraal minder hoog dan dorsaal (te maken met
kyfose)
- Ook costale gewrichtsvlakken voor verbinding ribben, facetgewrichten onder helling van 60°
georiënteerd. Bovenste naar posterieur en lateraal, onderste naar ventraal en mediaal
- Processus spinosus caudaalwaarts georiënteerd en zeer puntig naar beneden.
- Processus transversus zijn lateraal en posterieur georiënteerd (door ribben). Ribben hebben
plaats nodig om bocht te nemen (tuberculum costae). Rib zelf behoort tot onderliggende
wervel en maakt dus contact met corpus van bovenliggende wervel à rib 3 met wervel 2.
Costale gewrichtsvlakken:
> Processus transversus wordt korter naar caudaal toe
> Processus spinosus wordt langer en krijgt meer inclinatie. T.h.v TLO verandert dit terug naar
lumbale morfologie
> Algemeen zijn er 6 costale gewrichtsvlakken
> Uitzondering wervel T11 en T12 slechts 4 costale gewrichtsvlakken
Beweeglijkheid:
à Gezamenlijke ROM met lumbale regio doordat ze moeilijk los te koppelen zijn
à Flexie-extensie gering aanwezig in thoracale wervelkolom door kleine disci en
corpora, stand gewrichtsvlakken en beenverbindingen met ribben
Overgangsgebieden:
De thoracolumbale overgang (TLO) heeft een bruuske of een geleidelijke overgang. In deze regio
bezit de onderzijde kenmerken van de LWK terwijl de bovenzijde kenmerken van de TWK bezit:
• Een bruuske overgang zet zich door op 1 wervel. De bovenliggende facetten zullen qua
morfologie verschillen van de onderliggende qua type.
• Een geleidelijke overgang zet zich door op +/- 2-3 segmenten.
à Kan voor problemen zorgen bij onder andere rotaties
Mogelijke verwijsdiagnoses:
> Cervicalgie/ cervicarthrose: pijn of artrose in de nekregio
> Torticollis: dwangstand in nek door pijnklachten
> Whiplash: syndroom door versnellingstrauma
> Cervicaobrachialgie: pijn in nek en arm
> Hernia: wat invloed heeft deze op onze pijnklachten? (diagnose zeer weinigzeggend)
> Trapeziussyndroom/ trapeziusspasme: pijn in nek, schouders of bovenrug? (enkel iets over regio)
> Thoracale pijnklachten/ thoracaal pijnsyndroom: pijn t.h.v thorax posterieur? (enkel iets over regio)
> Interscapulaire neuralgie/ intercostale neuralgie: letsel of mogelijk letsel van zenuwen die pijn
geeft tussen schouderbladen of ribben? (enkel iets over regio)
> Schouderklachten (vaak last van referred pain vanuit de nek die uitstraalt naar schouders)
>…
, 2
Thoracale wervelkolom
Starten met indicatiestellingen: Is P hier op zijn plaats? Ben ik de
correcte kine voor deze P?
à Rode vlaggen, hulpvraag, tractusanamnese, afwijkend of normaal
beloop, waarom komt deze P naar de kine?
à Indien niet verdacht/ pluis: verder onderzoeken à gele vlaggen,
geschiedenis, sociale steun, comorbiditeiten…
Aanvullend lichamelijk onderzoek: doelstellingen van dit onderzoek
zijn gerelateerd aan klachtenpatroon à ICF verder invullen
1. Nagaan stoornissen in:
a. Anatomische functies (breuk…)
b. Fysiologische functies (houding, pijn, spierfunctie (kracht, lengte, weerstand,
uithouding), NMC, proprioceptie, coördinatie, mobiliteit…)
c. Psychologische functies (depressie, angst…)
2. Nagaan beperkingen in activiteiten: bevragen uit anamnese, gebruik vragenlijsten
3. Nagaan participatieproblemen: bevragen vanuit anamnese, gebruik vragenlijsten
à Enkel doelstellingen geven als ze te testen zijn!
à Kritisch zijn bij opstellen doelen: weten waarom je iets doet
à Logisch opbouwende strategie geeft aan hoe doelstellingen van fysiek onderzoek behalen.
Strategie wordt opgesteld op basis van doelstellingen na anamnese (werkdiagnose).
à Zijn er uitstralende klachten aanwezig JA/NEE (nee => specifieke of aspecifieke klachten)
- Scherpe begrenzing/ prikkelend van aard => NEUROGEEN
- Vage klachten/ diffuus = referred pain => LOKAAL
Links Rechts
Oranje:heterolateraal
Rood: 3D heterolaterale
1D Flexie
flexie L
Groen: homolateraal
1D
R
Roos: 3D homolaterale
tie
ro
ta
ta
tie
ro
flexie R
1D
L
1D Lateroflexie L 1D Lateroflexie R
Blauw: 3D homolaterale
extensie R
1D Extensie
, 3
Inspectie
Fysiek onderzoek start vanaf moment dat P praktijk binnen komt. Tijdens anamnese al eerste
inspectie (hoe zit/staat de P). P goed in licht plaatsen, inspectie in zit/ stand mogelijk (schoenen uit).
- Ventraal
Standaardhouding (loodlijn tussen beide hielen): Aandachtspunten:
> Midden neus > Stand hoofd, nek-schouderlijn
> Incisura jugularis > Claviculae
> Proc. xyphoideus > Tepellijn, okselcontacten
> Navel > Ribbenboog
> Tussen beide malleoli medialis > Luchtfiguren (tailledriehoek en benenruitvorm)
> SIAS
> Patella
> Malleoli medialis en lateralis
- Lateraal
Standaardhouding (loodlijn anterieur malleolus lateralis):
> Ooruitgang
> Heup
> Knie
> Os naviculare
Aandachtspunten:
> Stand hoofd, acromion, scapula alata
> Cervicale, thoracale en lumbale kromming
> Buikwand, epicondylus lat humeri
> Bekken
> Caput fibulae, stand knieën
> Malleolus lateralis
- Dorsaal
Standaardhouding (loodlijn tussen beide hielen): Aandachtspunten:
> Bilnaad > Stand hoofd, nek-schouderlijn
> Tussen SIPS > Scapulae, okselcontacten, tailledriehoek
> Protuberentia occipitalis externa > Ruit ven Michaelis, bilnaden, benenruitvorming
> Knieplooien, Achillespezen
> Valgus/varus, stand voeten
Extra: - hypertonie aan 1 helft van de rug, unilateraal (1 van de 2 paravertebrale spieren)
- musculatuur van de benen (vb. atrofie van de kuitmusculatuur)
- huid
Palpatie
à Dorsaal, voeten op rolletje, armen nooit boven hoofd
à Bij aftekenen op huid: opletten door huidverschuivingen verschil in lig en stand
à Altijd eerst repositioneren van schouder (pelotte er onder leggen)
T12 Rib 12 palperen, dan boog volgen naar mediaal-craniaal
Scapula Angulus inferior: rechte lijn naar mediaal = T7 (niveau BH-bandje)
Angulus superior: T2
Spina scapula: T3
à T2 en T3 vlak naast elkaar liggen, dan verder palperen naar caudaal