Examen: 20 meerkeuzevragen (13 punten) + 2 open vragen (7 punten)
Deel 1: leren en studeren
Verstandelijke beperking
1. Klinisch beeld
Een verstandelijke beperking is heel breed, het heeft verschillende kenmerken en niveaus
Mensen met een verstandelijke beperking kunnen veel van elkaar verschillen
2. Criteria
Stelling: de diagnose ‘verstandelijke beperking’ geeft aan dat de persoon voornamelijk ernstige
tekorten op cognitief vlak vertoont → fout, er zijn steeds tekorten op cognitief vlak en op vlak van
sociaal aanpassingsgedrag
2.1 Internationaal: DSM 5
Ontwikkelingsstoornissen
met biologische basis
Een intellectuele handicap kan je nog onderverdelen in 3 zaken:
- Verstandelijke beperking
- Algemene ontwikkelingsvertraging (bij jonge kinderen)
- Restcategorie
Wanneer je als bachelor tp werkt in het werkveld van SPP mag je een aantal diagnoses stellen →
zwakbegaafdheid, verstandelijke beperking, algemene ontwikkelingsvertraging, dyslexie en
dyscalculie
Bij andere ontwikkelingsstoornissen mogen we geen diagnose stellen, maar mogen we wel screenen
(kijken of iemand aan de kenmerken voldoet en doorverwijzen)
1
,2.1.1 Criteria DSM 5
1. Significante beperkingen in het intellectuele functioneren
Intelligentie functioneert 2 standaarddeviaties onder het gemiddelde of lager (IQ van 70 of lager)
Zwakbegaafdheid ligt 1SD onder het
gemiddelde
Deze stoornissen hebben dus allemaal dezelfde kenmerken, alleen verschilt het standaarddeviatie
2. Significante beperkingen in de adaptieve vaardigheden
Mate waarin men beantwoordt aan de eisen van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale
verantwoordelijkheid, rekening houdend met leeftijd en cultuur
Sociaal aanpassingsgedrag scoort 2 standaarddeviaties onder het gemiddelde of lager
Opgelet: synoniemen adaptieve vaardigheden: sociale redzaamheid, sociaal aanpassingsgedrag (≠
zelfredzaamheid)
Adaptief gedrag:
- Praktische vaardigheden: functioneren in het dagelijks leven, instrumentele activiteiten,
vaardigheden mbt werk, vermijden/voorkomen van gevaar (bv. met mes en vork eten, naar de wc
kunnen gaan, jezelf kunnen verplaatsen in het verkeer, kunnen omgaan met geld)
- Conceptuele vaardigheden: taal, lezen, schrijven, rekenen, geldbegrip, begrip van tijd en ruimte (bv.
met gsm kunnen werken, de klok kunnen lezen)
- Sociale vaardigheden: interpersoonlijk contact, vermijden van slachtofferrol, zich aan de regels
houden, verantwoordelijkheidsbesef
Wanneer 1 van de 3 categorieën uitvalt, kunnen we spreken van een verstandelijke beperking op
vlak van adaptieve vaardigheden
3. Zowel de intellectuele beperkingen als de beperkingen in adaptief gedrag moeten duidelijk worden
tijdens de ontwikkelingsperiode (0-18 jaar)
Als iemand pas kenmerken vertoont op latere leeftijd spreken we van een niet-aangeboren
hersenletsel (NAH)
2
,Aandachtspunten criteria DSM 5:
- Context van leeftijd en cultuur (we verwachten niet hetzelfde van een 6 jarige als van een 13 jarige)
- Taal, socio-culturele achtergrond en andere stoornissen
- Doel: ondersteuningsbehoeften in kaart brengen (diagnose is nooit het einddoel)
2.2 Nationaal: Protocol Prodia
Protocol voor zwakbegaafdheid en een verstandelijke beperking
2.2.1 Criteria Protocol Prodia
1. Intelligentiecriterium
2. Criterium sociaal aanpassingsgedrag Hetzelfde als bij de DSM 5
3. Ontwikkelingscriterium
4. Procescriterium: je mag pas een diagnose opstellen als je de cliënt voor een langere tijd hebt
opgevolgd, het mag niet gaan over een eenmalige momentopname
Examenvraag
Welk criterium voor de diagnose verstandelijke beperking vind je niet terug in het protocol van
Prodia bij vermoeden van zwakbegaafdheid en verstandelijke beperking?
a) Er is een tekort aan zelfredzaamheid → ≠ synoniem van adaptieve vaardigheden
b) Verstandelijke beperking is een ontwikkelingsprobleem
c) De conclusie is het resultaat van procesdiagnostiek
d) Alle bovenstaande antwoorden zijn criteria voor de diagnose verstandelijke beperking in het
protocol van Prodia
3. Comorbiditeit en differentiaaldiagnostiek
3.1 Comorbiditeit
Het samen voorkomen van verschillende stoornissen
Wanneer je een diagnose wilt stellen is het ook belangrijk dat je de comorbiditeit aftoetst
3.2 Differentiaaldiagnostiek
Een verstandelijke beperking kan soms ook op een andere stoornis lijken (psychische problematiek,
ASS, taalontwikkelingsstoornis), belangrijk om een onderscheid te maken
3
, 4. Etiologie
Wat is de oorzaak van een verstandelijke beperking?
De oorzaak is altijd complex en multifactorieel → er is nooit 1 oorzaak, combinatie van verschillende
factoren (de oorzaak wordt niet door ons bepaald, maar door een dokter of een psychiater)
We onderscheiden hierbij 2 zaken:
Aard:
- Biologische factoren: erfelijkheid
- Sociale factoren: een verstandelijke beperking komt meer voor in gezinnen met een laag sociaal-
economische status
- Gedragsfactoren (bv. moeder heeft gerookt tijdens de zwangerschap, mishandeling)
- Opvoedings- en onderwijsfactoren (bv. kinderen krijgen niet de kans om te leren, op jonge leeftijd
moeten gaan werken)
Moment:
- Prenataal: tijdens de zwangerschap
- Perinataal: tijdens de geboorte
- Postnataal: bij een zwaar trauma als baby (bv. mishandeling)
5. Prevalentie
Hoe vaak komt een verstandelijke beperking voor?
Afhankelijk van leeftijd, geslacht, niveau van verstandelijke beperking en sociaal-economische status
6. Diagnostiek
7. Begeleiding
4