samenvatting module 9 zenuwstelsel en sensorisch systeem
pijn en pijnbehandelingsmethoden
farmacologie epilepsie
nsaid etc
aandoeningen zenuwstelsel maternaal en neonaat
stoornissen neuro
École, étude et sujet
Hogeschool InHolland (InHolland)
Samenvatting Module 9: zenuwstelsel en sensorisch
Samenvatting Module 9: zenuwstelsel en sensorisch
Tous les documents sur ce sujet (1)
Vendeur
S'abonner
nickjav
Aperçu du contenu
Thema 1
Anatomie en fysiologie, een inleiding
1.1
Reactievermogen
Organismen reageren op veranderingen: dit wordt prikkelbaarheid genoemd. Er kunnen ook
veranderingen plaatsvinden wanneer een organisme zich aan de omgeving aanpast zoals een
warmere vacht krijgen in de winter. Dit wordt ook wel aanpassingsvermogen genoemd.
Groei
Het hele leven nemen organismen in omvang toe. Dit gebeurd doormiddel van deling van
cellen. In meercellige organismen zoals mensen, specialiseren afzonderlijke cellen zich zodat
ze bepaalde functies kunnen vervullen. Dit wordt ook wel differentiatie genoemd.
Voortplanting
Organismen planten zich voort en brengen opeenvolgende generaties van dezelfde
organismen voort
Beweging
Organismen zijn in staat tot beweging. Zowel inwendig (transport van bloed of andere
stoffen) of uitwending (voortbeweging in omgeving)
Stofwisseling
Organismen zijn afhankelijk van complexe chemische reacties om energie te leveren voor het
reactievermogen, groei, voortplanting en beweging. Ook worden complexe stoffen
aangemaakt zoals eiwitten. De stofwisseling (metabolisme) bevat alle chemische reacties in
het lichaam. Om energie vrij te maken hebben de meeste cellen voedingsstoffen (nutrienten)
nodig uit voedsel, zuurstof en gas nodig. De opname, vervoer en gebruik van zuurstof wordt
ook wel respiratie genoemd. Bij stofwisselingsreacties ontstaan vaak (schadelijke)
afvalstoffen die doormiddel van uitscheiding (excretie) uit het lichaam dienen te worden
verwijderd.
Spijsvertering
Doormiddel van spijsvertering worden complexe voedingsstoffen afgebroken tot eenvoudiger
stoffen die makkelijk getransporteerd kunnen worden en daarna ook opgenomen kunnen
worden. Uitscheiding en respiratie is ook complexer bij grotere organismen. Mensen hebben
nieren voor uitscheiding en longen voor gaswisseling. Doordat er verschillende ‘plaatsen’
zijn voor bepaalde handelingen, moeten de organen met elkaar kunnen communiceren. Dit
gaat doormiddel van de bloedsomloop oftewel de bloedcirculatie. Voorbeeld: bloed neemt
afvalstoffen op en vervoert deze naar de nieren.
1.2
Anatomie
,Het bestuderen van de inwendige en uitwendige structuren en fysieke relaties tussen
lichaamsdelen. Hierin zijn twee onderscheidingen: Macroscopische anatomie en
Microscopische anatomie.
Macroscopische anatomie
Hierbij worden kenmerken onderzocht die met het blote oog zichtbaar zijn. Bij uitwendig
wordt er bijvoorbeeld gekeken naar de algehele vorm en oppervlaktekenmerken. Regionale
anatomie betekent dat de oppervlaktestructuren en inwendige structuren in een bepaald
gebied worden bestudeerd zoals bijvoorbeeld het hoofd, hals of romp. Systemische anatomie
betekent dat de structuur van belangrijke orgaanstelsels bestudeerd wordt. Een orgaanstelsel
houdt een groep organen in die samen gecoördineerd functioneren zoals bijvoorbeeld het
hart, bloed en bloedvaten vormen het bloedvatenstelsel (cardiovasculair systeem).
Mircroscopische anatomie
De anatomie waar structuur niet vergroot zichtbaar zijn. Dit wordt onderverdeeld in
specialisaties die onderdelen bestuderen van bepaalde omvang. Bij de cytologie (oftewel
celleer) wordt de inwendige structuur van afzonderlijke cellen bestudeerd. Bij de histologie
wordt een breder perspectief gehanteerd en worden weefsels onderzocht, groepen
gespecialiseerde cellen en celproducten ie samenwerken bij het uitvoeren van specifieke
functies. Verschillende weefsels vormen samen organen.
Fysiologie
De studie hoe levende organismen hun levensfuncties verrichten. Deze functies zijn complex
en veel moeilijker te onderzoeken dan de meeste anatomische structuren. Celfysiologie omvat
gebeurtenissen op chemisch of moleculair niveau. Dit is zowel chemische processen binnen
cellen als tussen cellen onderling. Orgaanfysiologie is het bestuderen van de fysiologie van
bepaalde organen. Bij de systeemfysiologie worden alle aspecten van het functioneren van
specifieke orgaanstelsels bestudeerd. Voorbeelden hiervan zijn ademhalingsstelsel en
voortplantingstelsel. Pathologische fysiologie of pathologie is het bestuderen van de effecten
van aandoeningen op het functioneren van organen of stelsels. Hier wordt hedendaags veel
naar gekeken; de medici moet niet alleen begrijpen wat er fout is maar ook wat voor impact
dit heeft en hoe die patiënt gecorrigeerd kan worden.
1.3
Voor een goed inzicht in het menselijk lichaam, dienen we de organisatie ervan op
verschillende niveaus te begrijpen. Hieronder vallen de volgende niveaus
- Chemisch (of moleculair) niveau
- Celniveau
- Weefselniveau
- Orgaanniveau
- Orgaanstelselniveau
- Organismeniveau
,1.4
De elf orgaanstelsels die de mens heeft zijn als volgt:
1. De huid
2. Het beenderstelsel
3. Het spierstelsel
4. Het zenuwstelsel
5. Hormoonstelsel
6. Bloedvatenstelsel
7. Lymfestelsel
8. Ademhalingsstelsel
9. Spijsverteringsstelsel
10. Urinaire stelsel
11. Voortplantingsstelsel
Het beenderstelsel
Orgaan/onderdeel Primaire functies
Beenderen, kraakbeen en gewrichten Stevigheid: bescherming weke delen; opslag
mineralen in beenderen
Axiaal skelet (schedel, wervels, ribben, Beschermt hersenen, ruggenmerg, zintuigen
sternum, sacrum, kraakbeen en banden) en weke delen van borstholte; overbrenging
van lichaamsgewicht op de benen
Skelet ledematen (ledematen en Biedt inwendige stevigheid en positionering
verstevigende beenderen en banden) van de ledematen; versteviging en
voortbeweging axiaal skelet
Beenmerg Belangrijkste plaats van de vorming van
rode en witte bloedcellen
Het spierstelsel
Orgaan/onderdeel Primaire functies
Skeletspieren (700) Maakt bewegingen skelet mogelijk;
reguleert in- en uitgang
spijsverteringskanaal; warmte productie;
verstevigt houding skelet; beschermt weke
delen
Axiale romp Ondersteuning en positionering van het
axiaal skelet
Spieren ledematen Ondersteuning, beweging en versteviging
, van de ledematen
Pezen Aanhechtingspunt voor contractiekrachten
voor uitvoering specifieke taken
1.5
Veel uiteenlopende fysiologische mechanismen werken samen om potentieel gevaarlijke
veranderingen in de omgeving binnen het lichaam te voorkomen. Onder homeostase (homeo
= onverandelijk + statis = stilstaand) wordt het bestaan van een stabiel intern milieu verstaan.
Om te overleven moet elk levend organisme homeostase handhaven. Homeostase bevat de
aanpassingen van de fysiologische systemen.
Homeostatische regulering omvat meestal een receptor (1) die gevoelig is voor een bepaalde
verandering in een omgeving ofwel een prikkel (stimulus). Het besturingsysteem (2) of
integratiesysteem, ontvangt informatie van de receptor en verwerkt dit. Een effector (3)
reageert op de signalen van het besturingssysteem en versterkt of gaat de prikkel tegen.
1.6
Negatieve terugkoppeling
Het belangrijkste kenmerk van negatieve terugkoppeling is het volgende: ongeacht of de
prikkel bij de receptor toeneemt of afneemt, wekt een variatie buiten de normale grenzen een
automatische reactie op waardoor de situatie wordt gecorrigeerd. Een voorbeeld hiervan is
warmteregulatie. Stel de prikkel is lichaamstemperatuur is gestegen boven 37,2 graden. De
receptor (sensoren lichaamstemperatuur) heeft invloed op het besturingscentrum en het
besturingssysteem geeft signaal naar effector (bloedvaten en zweetklieren in de huid). De
negatieve terugkoppeling is de volgende reactie: toename bloedstroom naar de huid, toename
van transpiratie, prikkel is weggevallen en homeostase is hersteld.
Positieve terugkoppeling
Bij positieve terugkoppeling brengt de aanvankelijke prikkel een reactie teweeg waardoor die
prikkel wordt versterkt. Bijvoorbeeld aanvankelijke prikkel kan zijn dat de temperatuur stijgt
in een kamer waarvan de reactie is dat de kachel wordt aangeschakeld waardoor het nog
warmer wordt en dus versterkt wordt.
1.7
Anatomen hebben een kaart van het menselijk lichaam gemaakt om belangrijke anatomische
structuren in te delen in oriëntatiepunten zodat het makkelijker aan te geven is waar het zich
bevindt.
Anatomische oriëntatiepunten
Iemand die zich in de anatomische positie bevindt, ligt in rugligging (suppine position)
wanneer het gezicht omhoog gericht is en bij buikligging (prone position) met het gezicht
omlaag ligt.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur nickjav. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,85. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.