1
Examen G&D-studies: voorbeeldvragen
LES 1 GENDERSTUDIE, EEN INTRODUCTIE
1. Scott riep op om gender als taal te gebruiken, en niet als synoniem voor vrouwen. Wat bedoelde
ze hiermee?
Joan Scott (feministische historica), ging vanuit poststructuralisme terug in de tijd om te
onderzoeken hoe taal, gender voor ongelijkheid zorgde op verschillende vlakken
(machtsverschillen) en dus een symbolische ordening krijgt door gender te gebruiken. Dit werd
o.a. duidelijk in de geografische naamgeving (vrouwelijke namen: passief, zwakker VS mannelijke
namen: krachtig en zelfstandig). Joan Scott wilde dus die ongelijkheid, machtsverschillen tussen
man/vrouw (taal als ordeningsprincipe, ongelijkheid op verschillende vlakken), blootleggen!
2. Sandra Harding gebruikte gender op 3 verschillende niveaus, kan je ze benoemen en
omschrijven?
1) Onderdeel van onze persoonlijke identiteit (hoort van persoon en maakt deel uit tot
zelfontwikkeling/identiteit en hun relatie met de collectieve identiteit)
2) Onderdeel van een organisatieprincipe in een sociale cultuur (maakt deel uit van instituties=>
juridisch: M/V geboorte, erfenis, verdeling arbeid, familie, …)
3) gender is onderdeel van normerende waarde (normen rond gender installeren, produceren en
reproduceren=> representatie mannelijkheid/vrouwelijkheid,…)
3. John Money zag een kind als tabula rasa. Wat bekent dit?
Hij voerde onderzoek naar genderrol en genderoriëntatie en zegt dat kinderen een onbeschreven
blad zijn en gender leren door omgevingsfactoren. Dat biologische verschillen (sekse: man/vrouw)
nog niet zeggen dat men zich als man vrouw gedraagt. Gender wordt aangeleerd, vanuit omgeving
en biologische sekse bepaalt niet iemands genderrol en oriëntatie (gender is een dynamisch
concept dat verschilt in tijd, ruimte, cultuur,…)
4. Genderrol en displays
Dit zijn 2 concepten, afkomstig van Goffman.
- Genderrol=master identity VS situated intenties => bepaalde rollen of beroepen worden
gendergemarkeerd bv de vrouwelijke chirurg, deze verschillen van master identiteit
(genderrol: gedragsnormen verbonden aan verschillende genders in een bepaalde cultuur
of groep bv chirurgen zijn allemaal mannelijk of vpk allemaal vrouwen).
- Gender display= expressie: hoe uit je je gender naar buiten => je gedrag wordt een
statement antwoord (normatief= opgenomen in de samenleving)
5. Accountability?
Van jongs af aan wordt aangeleerd wat kan en niet kan, hoe men tot de heteronormatieve
samenleving kan behoren. Wanneer men niet aan die normering voldoet kan men afgestraft
worden met uitsluiting, marginalisatie of geweld. We worden van jongs af aan aangeleerd hoe we
ons moeten gedragen en zullen dus verantwoording moeten afleggen wanneer we iets doen wat
niet past in het plaatje, zoals als meisje naar een jongenstoilet gaan. ➔ter verantwoording worden
geroepen wanneer je afwijkt van de norm (bv dochter die met jongensfiets rijdt: gender police zal
accountability ervaren).
, 2
6. Leg uit wat West & Zimmerman bedoelden met “accountabillity” in hun theorie over “doing
gender”.
Doing gender (aangeleerd)
Gender wordt ons aangeleerd in verschillende sociale gebeurtenissen en door verschillende
invloeden (psychologie, wet, sociale, culturele) om ons zus of zo te gedragen. Doing gender=
aangeleerd gedrag. Bv blauwe kleren voor een jongen die geboren wordt VS roze kleren voor
een meisje! Zo bekomen we tot een zekere status, als product van ons sociale doen (achieved
gender)
Accountability (verantwoording)
Wanneer men afwijkend gedrag vertoont= zich niet volgens de heteronormatieve normering
gedraagt, moet men zich verantwoorden. Bijvoorbeeld als man naar vrouwentoilet gaan of
zittend plassen => de situatie of context is omnireleant => toiletten zijn erg gegenderd, fietsen:
stang die meer balans geven bij het dalen voor mannen, bij het opgroeien (baby) ervaart ook
een zelfregulerend proces: het leert al snel wat past bij geslacht en wat niet => tekent
mannelijke brandweerman). Er ontstaat als het ware bij anderen een rolconflict. Dat
verantwoorden gebeurt bij de gender police.
7. Wat bedoelen West en Zimmerman met de IF-CAN test?
We gaan in alledaagse situaties mensen gaan categoriseren, dat is iets wat we allemaal onbewust
gaan doen, opdelen in sociale categorieën: en als we twijfelen gaan we nadenken, we ervaren
onrust omdat die genderexpressie onduidelijk is of omdat deze de normen doorbreekt. Bv bij het
opstappen op de bus nadenken of dat een man/vrouw is, de leeftijd enz, 60% wil weten bij
interview als men met een man/vrouw spreekt.
LES 2: DIVERSITEIT EN INTERSECTIONALITEIT
8. Wat betekent “Hegemonic masculinity” (Raewyn Connell)?
Dit concept werd toegelicht in het filmpje van Connel: dat ondanks dat er geen 1 manier is van
vrouw/man zijn, zijn wel overheersende/dominante (hegemonic) vormen om zich te
uiten/gedragen, dat is die hegemonic masculinity. Deze overheersende vorm van mannelijkheid,
dekt de normering. Zij die hiervan afwijken kunnen afgestraft worden (bv een te vrouwelijke man),
door de gender police. Deze overheersende vorm van mannelijkheid zorgt ervoor dat bv jongens
die daar niet aan voldoen ondergeschikt zijn en vormen van afstraffing legitimeert (uitsluiting,
marginalisatie, geweld).
9. Welke drie controverses bespreekt Helma Lutz m.b.t. het concept intersectionaliteit?
Helma Lutz, een Duitse academica, die het concept intersectionaliteit in verschillende regio’s heeft
doorgenomen uit 3 grote controversies:
1) Neem die verschillen mee in debatten! Intersectionaliteit is geen of of verhaal, maar vaak een
verhaal van en en (geslacht, klasse, ras, seksualiteit, valide, leeftijd, religie). Ook de enz.
benadering, wordt vaak gebruikt om de rest van de lading te dekken, terwijl dit het en en verhaal
niet laat zien, verwijt van willekeur!
2) De minimumstandaard zou de grote driehoek moeten zijn (geslacht, ras, klasse), waar men dan
nog categorieën aan kan toevoegen. Echter, ras heeft verschillende conceptualisaties (EU VS US,
afh van geschiedenis=> Europa etniciteit VS VS: ras).
3) Intersectionaliteit is een onduidelijk concept, dat door iedereen anders ingevuld kan worden:
als methode zien, als theorie, concept,…
, 3
10. Waar moet je op letten als je intersectionaliteit wilt toepassen in de praktijk?
• Problematiseer de norm (mannelijkheid, witheid, heteroseksualiteit, middenklasse)
• Hou rekening met de invloed van de variabelen (ras, klasse, religie) en de intersectionele
relaties
• Kijk op de interactie van micro (ik), meso (omgeving), macro (beleid): waarin zitten die
machtsverschillen/privileges
• Onderzoek wordt gekleurd door de onderzoeker zelf en is relevanter/betrouwbaarder
wanneer men kijkt bij wat er leeft bij die onderdrukte, gemarginaliseerde groepen (lived
experiences)
• Onderzoek het geheel en niet gewoon een onderdeel (asking the other question): ras,
machtsverhoudingen, normativiteit, …
11. Volgens de Vries is de interactie van het macrolevel (instituties, regelgeving) met het
microlevel (individuele ervaringen) een belangrijk element in intersectionalieit. Kan je een
voorbeeld geven?
• De Vries ging zich verzetten tegen het of-of denken (men is niet zwart of vrouw; men is
zwart en vrouw) ➔ combinatie van meerdere sociale posities
(privilliges/onderdrukkingen) die in een systeem leven waarin machtsverschillen merkbaar
zijn.
• Hij heeft een nieuw intersectioneel model laten zien: het prismamodel met 12
categorieën, dat je kan draaien en verschillende onderdelen met verschillende
invalshoeken laat zien.
Bv: transgender mannen: we mogen hun gender niet meer los zien van hun sociale positie!
Niet-witte transmannen gaven aan dat ze nu veel meer stigmatisering ervaren
door politie (macro: politie, wet), micro (individu, transmannen)
Arbeidskansen voor witte transmannen zijn groter dan transmannen van kleur
(macro: stigmatisering tov transmannen van kleur door arbeidsmarkt, micro: eigen
ervaring van transmannen van kleur)
12. Leg uit: “privilege is invisible to those who have it. “
Dit is een van de 3 kernideeën van intersectionaliteit (kruisende positie, nieuwe
vormen=>suikerwater die niet meer te herleiden zijn naar oorspronkelijke identiteit, en ook rol
van privileges).
Privileges: privilege is onzichtbaar voor zij die ze hebben, iedereen heeft bepaalde privileges, maar
we zin er ons niet van bewust. Niemand is enkel bevoorrecht of onderdrukt. Bv zwarte, arme
vrouw VS witte, heteroseksuele, middenklasse.
Spiegel: zwarte vrouw kijkt in spiegel en zegt ik zie een zwarte vrouw, voor mij is ras
zichtbaar, voor een blanke vrouw niet
Men ging vroeger vnl onderdrukte groepen onderzoeken en onderzoeken van wat is nu
die norm, wat betekent het om wit, hetero en welstellend te zijn?
Kimmel: privilege is onzichtbaar voor zei die het hebben
Gloria Wekker: witte onschuld en paradoxen van echt kolonialisme en ras: witheid is in de
westerse maatschappij iets wat gewoon en neutraal is. Terwijl structurele voordelen vaak
ontstaan vanuit witheid enz en bepaalde onzichtbaarheden (zoals koloniale bezetting enz)
niet bloot leggen.