Een hele goede en overzichtelijke samenvatting met 12 pagina’s. In mijn samenvattingen heb ik 4 hoofdstukken uitgewerkt (staatsrecht, bestuursrecht, strafprocesrecht en internationaal/ Europees recht). In deze samenvatting heb ik de onderdelen uitgewerkt die komen in het eerste tentamen van het v...
Hoofdstuk 9: Staatsrecht
Het staatsrecht behoort tot publiekrecht en heeft dus betrekking tot op de relatie tussen overheid en
burger. Een staat heeft drie kenmerken:
De aanwezigheid van een volksgemeenschap, een groep mensen die bij elkaar hoort of wil
horen (natie).
Deze volksgemeenschap bevindt zich op een afgegrensd grondgebied.
Binnen deze volksgemeenschap is er een orgaan die de hoogste macht heeft en daardoor de
bevoegdheid heeft de bewoners van het land via het uitvaardigen van de regels zijn wil op te
leggen.
Het publiekrecht omvat;
Het staatsrecht
Het bestuurs(proces)recht
Het straf(proces)recht
Alle organen die namens de staat over de gemeenschap beslissingen nemen, worden gezamenlijk
ook wel het staatsapparaat genoemd. Dit apparaat bezit soevereiniteit, zowel naar buiten toe als
naar binnen toe is het de hoogste en machtigste organisatie en hebben ze het recht om het grootste
gezag uit te voeren.
Staatsmacht is verspreid over drie machten: ook wel triaspolitica genoemd
1. De wetgevende macht; de belangrijkste, de wetgever, samengesteld door en uit burgers van
het land, vaardigt regels uit
2. De uitvoerende macht
3. De rechterlijke macht
Een verdrag kan worden omschreven als een overeenkomst gesloten tussen twee of meer staten.
Een verdrag kan bilateraal (geldend tussen twee staten) of multilateraal (geldend tussen meer dan
twee staten) zijn. Hoe komt een verdrag tot stand?
1. Eerst worden er onderhandelingen over de inhoud van een nieuw te sluiten verdrag gevoerd.
Deze onderhandelingen vinden namens de regering plaats.
2. Als de onderhandelingen tot overeenstemming zijn gekomen, zal het verdrag door de
regering worden bekrachtigd oftewel geratificeerd.
3. Voordat tot bekrachtiging kan worden overgegaan, is er eerst goedkeuring nodig van de
eerste en tweede kamer nodig.
4. Daarmee is het verdrag nog niet in werking getreden, dat hangt weer af wat het betreffende
verdrag daarover stelt.
Bepalingen in een verdrag kunnen verschillende soorten normen bevatten;
De eerste zijn de zogenaamde instructienormen. Deze categorie normen richt zich tot de
overheid.
De tweede categorie normen zijn de self-executingnormen of terwijl normen met directe
werking. Een verdragsbepaling heeft directe werking als zij zich rechtstreeks tot de burger
richt.
Hoge regelingen gaan altijd voor lage regelingen. Is de inhoud van een lage regeling in strijd met een
hogere regeling, dan zal de rechter altijd kiezen voor de hogere regeling. Er wordt ook wel gezegd dat
de lage regeling door de rechter onverbindend wordt verklaard.
,In Nederland is constitutionele toetsing verboden; de rechter beoordeelt niet of een wet in formele
zin zich verdaagt met de regels van de grondwet. Dat wordt gedaan door de centrale wetgever zelf.
9.3
De spreiding van de staatsmacht is over verschillende overheidsniveaus verdeeld. Staatsmacht is in
ons land niet alleen in de handen van de centrale overheid, maar ook van de lagere overheden, dit
noemen we decentralisatie. Decentrale overheid weet beter wat er plaatselijk speelt. Er zijn
verschillende vormen, als eerst is er territoriale spreiding van staatsmacht. Er wordt een in beginsel
onbepaald aantal bevoegdheden aan lagere overheidsorganen toegekend, maar deze bevoegdheden
zijn wel uitdrukkelijk gebonden aan een afgebakend stuk grond, zoals de provincie of gemeente.
Daarnaast kennen we ook functionele spreiding van staatsmacht. Daarbij zijn aan openbare lichamen
(de staat, provincies, gemeenten) specifiek bevoegdheden gegeven om een bepaald doel te
realiseren, zonder dat deze bevoegdheden binnen bepaalde grenzen moeten worden uitgevoerd (het
overgeven van bevoegdheden, ter behartiging van bepaalde doelen of belangen). Een combinatie
van territoriale en functionele spreiding is de waterstand en alles wat daarmee samenhangt in stand
te houden en daartoe de nodige maatregelen te treffen. Maar uitsluitend gekoppeld aan een
bepaalde regio.
Nederland is naast een gedecentraliseerde staat ook een eenheidsstaat. Dit houdt in dat
bevoegdheden die in eerste instantie door lagere overheden worden uitgevoerd, kunnen altijd door
de centrale overheid worden overgenomen. En hogere overheden oefenen controle/ toezicht uit op
lagere overheden. Bijvoorbeeld gemeentes mogen niet zomaar een nieuwe belastingen heffen
voordat de provincie dat heeft goedgekeurd. Dit noemen we preventieve toetsing. Repressieve
toetsing is achteraf, er wordt getoetst of de bevoegdheid goed is uitgeoefend. Bijvoorbeeld of de
begroting die gemaakt is door de gemeente, wordt achter gecontroleerd door de provincie. Voor
beide geldt dat de hogere overheid de lagere overheid toetst. De centrale overheid kan de provincie
toetsen en de provincie kan de gemeente toetsen. Ook heeft de regering een spontante
vernietigingsbevoegdheid. Dit houdt in dat ieder besluit van de gemeente of provincie door de
regering kan worden vernietigd, of terwijl ongedaan maken. Belangrijke onderwerpen worden door
de centrale overheden behandelt, onderwerpen die minder belangrijk zijn en meer specifiek met
betrekking tot personen zoals de uitkeringen worden door de decentrale overheid gedaan.
De decentrale overheid heeft de bevoegdheid om bevoegdheden uit te voeren, de termen die we
daarvoor gebruiken is autonomie en medebewind. Autonomie is de bevoegdheid tot het regelen en
besturen van de eigen huishouding = (dus de gemeente zelf, of provincie) autonomie wordt niet
toegekend in de grondwet maar erkend (art.124 lid 1 GW). Hoe de gemeente hun eigen gemeente
wil besturen, welke bomen ze kappen en welke wegen moeten worden vernieuwd. Bij medebewind
krijgt de decentrale/lagere overheid de opdracht van de centrale overheid om een hogere regeling
uit te voeren, medebewind is dus eigenlijk een opdracht die hoort bij de bevoegdheid om een
opdracht uit te voeren door de decentrale/ lagere overheid. Zoals de paspoortwet, de centrale
overheid heeft geregeld dat er paspoorten komen en de gemeente moet dat uitvoeren. In de wet
wordt de opdracht gegeven (zoals de paspoortwet) aan de lagere overheid. Belangrijkste verschillen;
bij autonomie mag je op eigen initiatief een eigen bevoegdheid uitoefen en bij medebewind krijg je
die opdracht van de centrale overheid en moet je die verplicht uitvoeren.
9.4
Een orgaan van zeer groot belang is de Staten-Generaal (artikel 50 GW), zij vallen uiteen in tweeën
namelijk de eerste en de tweede kamer, samen vormen zij het parlement (artikel 51 lid 1 GW). Onder
de Staten-Generaal en parlement wordt hetzelfde gezien (de eerste en tweede kamer gezamenlijk).
Nederland is een democratie omdat het parlement gekozen wordt door het volk. Van daaruit worden
andere staatsbevoegdheden gekozen. Nederland is ook een parlementaire democratie, het centrum
, van alle staatsmacht vormt het parlement dat op democratische wijzen door het volk wordt gekozen.
Er zijn 2 vormen van kiesrecht; actiefkiesrecht, je hebt de mogelijkheid om op andere te stemmen
(artikel 56) en passiefkiesrecht; je hebt de mogelijkheid zelf te worden gekozen, (artikel 54 GW).
De tweede kamer bestaat uit 150 leden (afgevaardigden of parlementariërs) (artikel 51 lid 2 GW).
Hun zittingsduur bedraagt 4 jaar (artikel 52 lid 1 GW), daarna kunnen ze herkozen worden. Er zijn
twee kiesstelsels; het districtenstelsel, kandidaten voor het parlement worden per district gekozen,
kennen we in Nederland niet meer. En het stelsel van evenredige vertegenwoordiging (artikel 53
GW); de kandidaten voor het parlement worden niet per district, maar landelijk gekozen. In principe
kiezen wij op een persoon, maar de politieke partij is wel van belang. De tweede kamer kiest zelf een
voorzitter (artikel 61 lid 1 GW). Bij dit stelsel wordt er een kiesdeler gebruikt, dat is het totaal aantal
uitgebrachte stemmen : aantal te verdelen zetels. Het werkelijke aantal zetels wordt bepaald door
aantal uitgebrachte stemmen op een partij: kiesdeler. Als er 99 zetels zijn weggegeven blijft er een
restzetel over, die via een formule wordt verdeeld, aantal stemmen per partij : het aantal behaalde
zetels + 1 zetel.
De eerste kamer bestaat uit 75 leden, senatoren genoemd (artikel 51 lid 3 GW). Zij worden ook voor
de vier jaar gekozen, met mogelijkheid tot herverkiezing (artikel 52 lid 1 GW). De leden van de eerste
kamer worden niet rechtstreeks door de burgers gekozen, zoals de tweede kamer, maar trapsgewijs
(artikel 55 GW). De burgers kiezen per provincie de leden van de Provinciale Staten. De Provinciale
Staten kiezen de leden van de eerste kamer, de verkiezingen vinden plaats op basis van het stelsel
van evenredige vertegenwoordiging. De eerste kamer kiezen zelf ook een voorzitter, maar vaak
wordt het de fractievoorzitter van de grootste partij in de eerste kamer (artikel 61 GW). Een
fractievoorzitter is de leider van een fractie. Iedere politieke partij vormt een eigen fractie.
Zowel de eerste als de tweede kamer kent een presidium; een voorzitter en een plaatsvervangende
voorzitter. Voor een bepaalde datum moeten de politieke partijen volgens de kieswet
kandidatenlijsten indienen. Deze lijsten bevatten namen van mensen die voor hun partij in de
tweede kamer zitting willen nemen. Iemand kan ook via voorkeursstemmen in de tweede kamer
terechtkomen. Doordat een bepaald minimumaantal mensen specifiek op hem/haar hebben
gestemd. De groep personen die voor een bepaalde politieke partij in de eerste of tweede kamer is
gekomen heet een fractie (voorzitter). Je mag stemmen zoals je zelf wilt, dus je hoeft niet voor je
eigen politieke partij te stemmen bij een voorstel, dat heet geen last of ruggespraak (artikel 67 lid 3
GW). Zit je eenmaal in de tweede kamer en ben je het niet eens met het beleid dat jouw partij voert,
dan mag je stoppen bij die partij en hou je altijd je zetel, dat heet persoonlijk kiezersmandaat. Dan ga
je als eenmansfractie verder in de tweede kamer.
Een tweede orgaan is de regering, deze bestaat uit de koning en ministers (artikel 42 lid 1 GW) en
indien benoemd de staatssecretarissen (jo. Artikel 46 lid 1 GW). Alle ministers en staatssecretarissen
vormen het kabinet, de koning zit niet in het kabinet. Nederland is een monarchie, wat inhoudt dat
het staatshoofd, de koning of koningin, via vererving wordt aangewezen (artikel 24 GW). Nederland
is ook een constitutionele monarchie, de grondwet is onze staatsinrichting. De koning vervult
hoofdzakelijk een symbolische functie: het land wordt via het koningschap als eenheid naar andere
landen toe gepresenteerd. Het koningschap staat in (hoofdstuk 2, paragraaf 1 GW).
Het kabinet bestaat uit alle ministers en staatssecretarissen, onder aanvoering van de minister-
president (premier). De minister-president is altijd verantwoordelijk voor de daden van de koning. De
ministers (artikel 44 lid 1 GW) vormen samen de ministerraad (artikel 45 lid 1 GW) (geen
staatssecretarissen) die besluiten over het algemeen regeringsbeleid. Na de verkiezingen wordt er
een formateur gekozen als er duidelijk is welke politieke partijen gaan samenwerken, als dat nog niet
duidelijk is wordt er eerst een informateur gekozen, vaak aangewezen door de tweede kamer. Een
verkenner (verkenningsproces) zoekt eerst globaal welke politieke partijen eventueel zouden kunnen
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur noaterhorst. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €6,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.