Samenvatting preventieve en maatschappelijke aspecten +
extra slides van gezonde mond (hfstk10) niet vergeten
Hoofdstuk 1 Introductie
Normaal functioneren van de orale structuren is noodzakelijk voor de algemene gezondheid en
algemeen welbevinden.
Wat er ook in de mondholte afspeelt zijn vaak aanwijzingen wat er in de rest van het lichaam
afspeelt, niet enkel beperkt tot de ‘mond’ sector. → link mondgezondheid en algemene gezondheid
Er is een shift van diagnose en behandeling naar preventie, maar preventie is niet iets nieuws!
1. Mondgezondheid en algemene gezondheid
Verband voedingstoestanden, dementie, levenskwaliteit en mondgezondheid
1. als een oudere persoon tanden verliest, zal de voedingstoestand minder goed zijn, ookal worden
de tanden vervangen door protheses ---> fragiliteit neemt toe (dementie is ook gelinkt aan verliezen
van tanden) --> minder kauwen --> tot gevolg van allerlei andere zaken ( minder goede blood flow
naar de hersenen) + comfortverlies en pijn
2. Early Childhood Caries leidt tot minder goed eten, slecht slapen, concentratieproblemen etc.
→ komt door een langdurig zuigpatroon, een zuigfles met iets heel zoet, veel suikers ( fopspeen).
→ nachtelijk en frequent
→ vaak bovensnijtanden
Belang om zuigpatroon af te leren! ( ook borstvoeding, of zuigfles)
2. Impact van tandbederf bij jonge kinderen
Tandbederf grotere impact dan enkel de pijn. De continue pijn en infectie kan leiden tot:
→ groeiachterstand en gewichtstoename
→ minder vlotte ontwikkeling
→ slechte voedingstoestand
Kinderen die herstellen van tandbederf krijgen een soort van ‘ catch-up fenomeen’ ( door onderzoek
bewezen) → een toename in groeiritme.
,Opmerking: de mondholte is een ingangspoort van infecties, bevat zeer veel verschillende micro-
organismen. Je kan wel degelijk sterven van een tand infectie en de gevolgen ervan.
3. Veel voorkomende mondaandoeningen
1) Tandbederf of cariës
→ multifactoriele aandoening
→ suiker belangrijke rol
→ tandplak/biofilm wisselen mineralen uit met de omgeving, als hierbij een soort onevenwicht/shift
ontstaat, als er meer mineralen verlies is dan het terug opnemen van mineralen (= nettoverlies)
ontstaat er tandplak: onevenwicht in mineraalbalans tussen tandplak en tandoppervlak.
Biofilm → bacterieen, wanneer deze suiker aangeboden krijgen, gebruiken zij deze als energie om
zich te vermenigvuldigen. Zij maken als nevenproduct zuren aan en worden losgelaten op de biofilm
→ Ph daalt → mineralen gaan weg van tandoppervlak = demineralisatie ( als de suiker consumptie
niet stopt, dan kunnen de mineralen terecht komen in het speeksel en ben je deze kwijt en worden
ze verdund). Als de suiker consumptie stopt kunnen de mineralen terug worden opgenomen =
remineralisatie, enkel degene die zich in de biofilm bevinden. De mineralen stappelen zich eerst op in
de biofilm, als deze opstappeling te groot wordt → mineralen naar speeksel
Biofilm= semi permeabel membraan
,Als het zuur geproduceerd door de bacterieen nog lager wordt dan PH=5,5 dan gaan er meer
mineralen weg = demineralisatie = 5 à 20 min
Als de PH terug stijgt, door het stoppen van de suiker consumptie en het speeksel dat als belangrijke
buffer werkt, dan worden de mineralen terug opgenomen = remineralisatie = 30 min à 2h
→ frequentie belangrijker dan de hoeveelheid suiker: na periode van suikeropname moet je dus
zeker ook periode hebben dat er geen suikeropname is, voor net die herstelfase, zodat mineralen
terug kunnen worden opgenomen. Niet teveel suikermomenten achter elkaar.
→ Tanden poetsen direct na een maaltijd → niet goed, want na eten zitten mineralen in biofilm. Je
poetst je biofilm weg en dus ook de mineralen, die terug opgenomen konden worden.
→ Tanden poetsen voor de maaltijd → beter, eerst de biofilm weghalen, zodat er minder bacterieen
zijn, die dus minder zuren kunnen aanmaken, minder mineralen die demineraliseren.
- Klinische beelden
Graad 1
→ witte plek bij het tandvlees, zit nog maar enkel in de glazuurlaag.
→ reversibel: je kan zorgen dat de tand terug mineralen opneemt. De witte plek zal blijven, maar
tand voelt niet meer dof aan, maar glad.
→ geen pijn
,Graad 2
→ tandbederf zit ook in dentine
→ pulpa wordt hier al geprikkeld -> gevoeligheid als je suiker eet, warmte/koud, …
→ niet reversibel door opname van mineralen, kan wel tot stilstand worden gebracht en de cavitatie
kan dan restauratief worden verholpen.
→ vaak zien we dit niet op eerste zich → radiografieen
Graad 3
→ pulparuimte
→ ontstekingsreactie, doordat pulpa zolang geprikkeld is geweest: zwelling, roodheid, pijn. Waarbij
de pulparuimte dus zelf ook opzwelt, hierdoor worden de zenuwen verpletterd -> kloppende pijn
door de bloedvaten die daar zich ook bevinden. Hierdoor werkt pijnstilling slecht, moeilijk om te
pompen tegen de druk in de pulparuimte.
→ oplossing: kanaalbehandeling: druk wegnemen door caries wegnemen en pulpadak openen. Ook
wortelkanaal zuiveren en opvullen met materiaal zodat er geen bacteriën meer in kunnen ->
endodontie.
,Graad 4
→ bacteriën kunnen zich vermenigvuldigen en zelf de wortel gaan beschadigen, het alveolair bot kan
hierbij ook afgebroken worden. Het gaat voorbij de wortelpunt.
= necrose ( afsterven van weefsel)
→ abces vorming
→ ontsteking kan zich verder verspreiden dan enkel de tand
→ zelfde behandeling als graad 3, maar vaak wordt er bij graad 4 de tand getrokken
2) Gingivitis en parodontitis
gingiva = tandvlees
gingivitis = tandvleesontsteking
→ als gingivitis niet wordt behandeld zal de ontsteking overgaan naar parodontitis, dan heb je
permanente schade: alveolair bot afgebroken, tandvlees gaat weg ( tanden langer), de tanden
verplaatsen omdat de steunweefsels en de botten verbrokkelen
→ biofilm dat verkalkt = tandsteen
→ oorzaak van gingivitis: slechte mondzorg: biofilm wordt niet verwijderd
3) Tanderosie
→ zuren dat zorgen dat het tandmateriaal/weefsels oplossen (=cementum, glazuur, dentine)
→ zuren die niet afkomstig zijn van microbiële origine: geen tussenwerking van bacteriën (fanta,cola
cytrusvruchten) -> zuren uit de voeding (extrinsieke zuren) of endogene zuren (intrinsieke zuren=
maagzuur. Ook de omgeving speelt een rol: zwembaden worden aangezuurd, zuren dampen,…
→ beginnende erosie te zien op de cupsides, daar heb je geen biofilm want daar is constante
schuring van de tanden. Er is rechtstreeks contact met het tandoppervlak, glazuur. Je hebt geen
biofilm meer om de mineralen in te vangen en bij te houden, ze gaan direct verdwijnen. Zonder
biofilm, is er geen mineralenretentie. Glazuur heeft een andere chemische samenstelling -> geen
mooie kristalstructuur -> gevoeliger voor erosie
, → speeksel speelt een belangrijke rol in erosie, hoe beter het bufferend vermogen hoe beter het
erosie kan tegengaan. Het bufferen vermogen kan beïnvloed worden door bijvoorbeeld medicatie
→ Erosie komt voor bij mensen met een zeer goede mondhygiëne doordat ze net teveel biofilm
wegpoetsen, die als een bescherming laag dient tegen erosie. Ze creëren zo meer plaatsen waar
erosie kan ontstaan
Opmerking: tandplak zit enkel: langs de tandvleesrand, in de groeven en de putten, tussen de tanden
We hebben ook andere aandoeningen, maar deze zijn minder voorkomend:
- tongtumoren: roken en alcohol
- ontwikkelingsstoornissen die effect hebben op de tanden: ondervoeding
-schimmelinfecties: slecht imuunsysteem
4. Niveaus binnen de preventie
1) primaire primaire preventie