Week 1 – rechtsregels verplichte jurisprudentie
HR 14 oktober 2005, ECLI:NL:HR:2005:AT7537, NJ 2007/270 (Unocal c.s./Conoco)
Het gaat om twee oliemaatschappijen die een vergunning hebben om delfstoffen te winnen op het
Nederlandse continentaal plat. De aardolie van het gebied waar Conoco exploiteert blijkt zich uit te strekken
tot onder het wingebied van Unocal. Unocal vordert een verklaring van recht dat Conoco onrechtmatig heeft
gehandeld. Primair omdat er een inbreuk is gemaakt op het exclusieve winningsrecht, subsidiair omdat Conoco
onzorgvuldig heeft gehandeld door Unocal niet in te lichten.
In gevallen waarin sprake is van een exclusief recht zal het gebruik daarvan zonder toestemming door een
ander in de regel een inbreuk op dat recht betekenen en dus onrechtmatig zijn. Voor een inbreuk op een recht
is niet vereist dat die inbreuk tevens een schending van de zorgvuldigheidsnorm oplevert. De leer Smits: een
inbreuk moet altijd eerst nog getoetst worden aan de zorgvuldigheidsnorm, wordt dus niet door de Hoge Raad
aanvaart.
Het enkele schenden van een recht betekent niet dat er een inbreuk op het recht is. Inbreuk op een recht zegt
impliciet al dat er onrechtmatigheid is, bij de schending ligt dit nog open, dan ga je aan zorgvuldigheid toetsen.
Inbreuk van een recht is bijvoorbeeld altijd op een octrooirecht, daar hoef je niet aan zorgvuldigheid te toetsen.
HR 8 januari 2010, ECLI:NL:HR:2010:BJ9352, NJ 2010/187 (Alfa Romeo)
De dealers van Alfa Romeo zijn gebonden aan allerlei verplichtingen waaronder een doorleververbod:
doorleveren aan wederverkoper is verboden tenzij het aan andere Alfa Romeo dealers is. Multicar koopt bij
een van die dealers (de lek in het netwerk) Alfa Romeo auto’s in en verkoopt ze aan het publiek. Volgens Alfa
Romeo handelt Multicar onrechtmatig omdat zij bewust profiteert van de wanprestatie van de dealer.
De Hoge Raad overweegt dat dit onrechtmatig handelen van Multicar jegens de dealers tevens onrechtmatig
jegens Alfa Romeo (tevens de distributeur) kan zijn, indien het distributiestelsel "wordt ondermijnd,
bijvoorbeeld doordat andere aan het stelsel gebonden handelaren zich eveneens aan hun verplichting gaan
onttrekken of hun gebondenheid aan het stelsel beëindigen, dan wel derden om die reden niet tot het stelsel
willen toetreden". Andere vormen van ondermijning van het distributiestelsel lijken ook mogelijk. De keuze van
het dure distributiestelsel kan volgens de Hoge Raad geen rol spelen in het kader van de beoordeling van de
onrechtmatigheid van Multicar's handelen jegens de dealers, maar wel bij de beoordeling van de
onrechtmatigheid van het handelen van Multicar jegens Alfa Romeo. Omdat het Hof de keuze voor het
distributiestelsel wèl heeft meegewogen in de beoordeling of de concurrentie van Multicar jegens de dealers
onrechtmatig was, vernietigt de Hoge Raad het arrest van het Hof.
HR 8 oktober 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM6095, NJ 2011/465 (Hangmat)
De Hoge Raad heeft aanvaard dat een vrouw die door het afbreken van een gebrekkige pilaar waaraan haar
hangmat hing ernstig letsel opliep, haar partner als mede-eigenaar kon aanspreken op grond van artikel 6:174
BW zodat zij toegang kreeg tot diens (en haar eigen) aansprakelijkheidsverzekering.
Als de schade veroorzaakt door de gebrekkige opstal door een van de medebezitters zelf wordt geleden, zijn de
andere medebezitters jegens hem aansprakelijk op grond van artikel 6:174 BW, zij het dat het slachtoffer zelf
dat deel van de schade draagt dat overeenkomt met zijn aandeel In de opstal.
HR 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2012:BN6236, NJ 2012/155 (Wilnisser veendijk)
Er is door een verschuiving in de kade van een veendijk bij Wilnis een hoeveelheid water in een woonwijk
gestroomd. Naar de oorzaak van de kadeverschuiving zijn verschillende onderzoeken verricht. Een van de
onderzoeken stelt dat het Hoogheemraadschap, als bezitter van de dijk, niet tekortgeschoten is in zijn publieke
zorgplicht.
Een opstal kan niet louter langs natuurlijke weg tot stand komen. Vereist is menselijk ingrijpen dat heeft
bijgedragen aan de (duurzame) bestemming of functie van het bouwwerk. De mate waarin of de wijze waarop
dit menselijk ingrijpen daaraan moet hebben bijgedragen, kan niet bij voorbaat worden bepaald en is mede
afhankelijk van het soort werk en de bestemming of functie ervan. Er was hier dan ook sprake van een opstal.
Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een gebrek spelen gedragsnormen, zoals
,veiligheidsvoorschriften en in het algemeen aan een bezitter of gebruiker van de opstal te stellen
zorgvuldigheidsnormen een belangrijke rol. Maar ook als een opstal voldoet aan al deze vereisten kan er sprake
zijn van een gebrekkige opstal. Bij het antwoord op de vraag of de opstal voldoet aan de eisen die men daaraan
in de gegeven omstandigheden mag stellen, komt het in de woorden van de Hoge Raad aan op de – naar
objectieve maatstaven te beantwoorden – vraag of de opstal, gelet op het te verwachten gebruik of de
bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken deugdelijk is, waarbij
ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en
veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn.
HR 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831, NJ 2014/368 (Richel in openbare weg)
Een racefietser kwam ten val en belandde vervolgens onder een vrachtwaren doordat hij met het voorwiel van
zijn fiets in een spleet tussen het wegdek en de bermverharding was gekomen. De aansprakelijkheid van de
gemeente dient volgens de Hoge Raad beantwoord te worden aan de hand van de maatstaven uit het Wilnis-
arrest. Daarnaast dient voor de toepassing van artikel 6:174 BW onder een openbare weg mede de daarbij
behorende wegberm te worden begrepen. Het enkele feit dat de weg door de aanwezigheid van de spleet een
gevaar voor fietsers opleverde, betekent niet dat zij gebrekkig is. De verzekeringsmaatschappij had hier genoeg
gesteld: zij had gesteld dat de gemeente hier op relatief eenvoudige wijze maatregelen had kunnen treffen om
het gevaar te voorkomen. Het was vervolgens aan de gemeente om te onderbouwen dat hiervoor een gebrek
aan capaciteit en financiële middelen was. De gemeente heeft hier niet aan voldaan.
Dus indien eiser stelt dat de schade is ontstaan doordat de openbare weg gebrekkig is, en de het
overheidslichaam (de Gemeente) dat ervoor moet zorgen dat de weg in goede staat verkeert, zich erop
beroept dat de financiële middelen te beperkt waren om de vereiste maatregelen te treffen, ligt het op de weg
van dat overheidslichaam dit verweer voldoende te onderbouwen. De enkele stelling dat de financiële
middelen ontoereikend waren, zal in de regel niet volstaan.
HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1345, NJ 2017/467 (Zurich/JMV)
Er waren onderhoudswerkzaamheden verricht aan het spoor. BAM maakte daarbij gebruikt van de werknemers
van JMV. Een van de werknemers had als taak het controleren van de juiste stand van de wissels. Dit was niet
goedgegaan waardoor schade was ontstaan aan een werktrein. De aansprakelijkheidsverzekeraar van BAM –
Zürich – heeft de schade vergoed en wenst dit te verhalen op JMV op grond van artikel 6:170 BW.
De Hoge Raad bespreekt drie mogelijke wegen waarlangs de schade in dit geval kan worden verhaald (r.o.
3.3.3). De rechter dient in een op artikel 6:170 stoelende procedure - waarin de werknemer zelf geen partij is -
de onrechtmatigheid van het handelen van de werknemer niet anders te beoordelen dan indien de
aansprakelijkheid van de werknemer zelf in het geding is. Hier is niet goed gemotiveerd waarom de werknemer
onrechtmatig zou hebben gehandeld. Blijkens de wettekst is evenwel vereist dat de werkgever zeggenschap
had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Niet van belang is of zij aan de werknemer waren
opgedragen. Beslissend is of de werkgever de werknemer instructies met betrekking tot deze gedragingen had
kunnen geven. Er is hier een functioneel verband, nu het ter beschikking stellen van de werknemer een
opdracht is in de zin van 6:170 lid 1 BW en die opdracht de kans vergrootte op de door hem begane fout. Aan
dit vereiste is dus wel voldaan, er is terugverwezen zodat nog bekeken kan worden of de werknemer
daadwerkelijk onrechtmatig heeft gehandeld.
Als uitzendkrachten worden uitgeleend rijst de vraag of de inlener, uitlener of beide aansprakelijk zijn. Het is
dan van belang of iedere zeggenschap verloren is gegaan van de uitlener. Als dat niet het geval is zijn beide
aansprakelijk. Wie de schade dan draagt staat in de uitleenovereenkomst, als dat er niet in staat is het
waarschijnlijk de inlener die schade draagt, 6:102 jo 6:101 BW.
, Week 2 – rechtsregels verplichte jurisprudentie
HR 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO6012, NJ 2006/281 (Duwbak Linda)
De Linda was een schip dat is gezonken. Door dit zinken ontstond schade aan twee schepen van Van Hasselt.
Deze laatste stelde de staat aansprakelijk omdat deze De Linda had goedgekeurd. Hier kwam 6:163 BW aan de
orde, of is voldaan aan de relativiteit komt het aan op doel en de strekking van de geschonden norm, aan de
hand waarvan moet worden onderzocht (1) tot welke personen en (2) welke schade en (3) welke wijzen van
ontstaan van schade de daarmee beoogde bescherming zich uitstrekt. Er moet hierbij onderscheid worden
gemaakt tussen schending van de algemene norm en die van de gedragsnorm. Maar ook de gedragsnorm
(zorgvuldigheid waarmee het onderzoek had moeten worden verricht) beoogt bij te dragen aan het bevorderen
van de veiligheid in algemene zin van het scheepvaartverkeer. Dit beschermt dus niet het individuele
vermogensbelang van derden die schade lijden doordat een onvoldoende zorgvuldig gekeurd schip schade
veroorzaakt. Deze norm had dus niet de strekking een in beginsel onbeperkte groep van derden te beschermen
tegen vermogensschade die op een vooraf veelal niet te voorziene wijze kan ontstaan.
HR 8 april 2005, ECLI:NL:PHR:2005:AR8876, NJ 2005/284 (Aydin/Winterthur)
In het donker kwamen twee bromfietsers met elkaar in aanraking. Het was onduidelijk wie op de eigen
weghelft was gebleven. Een van de twee had te veel gedronken. De Hoge Raad vond dat voldoende om te
komen tot toepassing van de omkeringsregel: de norm van 8 WVW strekt specifiek tot het voorkomen van
verkeersongevallen. Door rijden onder invloed wordt het gevaar dat bij een andere weggebruiker schade
ontstaat in het algemeen aanmerkelijk vergroot. Het enkele feit van de aanrijding betekent dan dat het
specifieke gevaar waartegen genoemde norm bescherming beoogt te bieden zich hier heeft verwezenlijkt.
HR 24 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BO1799, NJ 2011/251 (Fortis/Bourgogne)
Hier werd bepaald dat het redelijker was de onzekerheid over het csqn-verband tussen de normschending en
de schade over partijen te verdelen dan deze onzekerheid volledig voor risico van de benadeelde te laten
komen. Daarvoor kan volgens de Hoge Raad met name aanleiding zijn indien de aansprakelijkheid van de
aangesproken partij op zichzelf vaststaat, een niet zeer kleine kans bestaat dat het csqn-verband tussen de
geschonden norm en de geleden schade aanwezig is, en de strekking van de geschonden norm en de aard van
de normschending de toepassing van de genoemde regel rechtvaardigen. Hierbij geldt het bezwaar dat aan
toepassing de mogelijkheid is verbonden dat iemand aansprakelijk wordt gehouden voor schade die hij niet, of
niet in de door de rechter aangenomen mate, heeft veroorzaakt. Daarom moet deze benadering met
terughoudendheid worden toegepast en dient de rechter in zijn motivering te verantwoorden dat de strekking
van de geschonden norm en de aard van de normschending, waaronder de Hoge Raad ook de aard van de door
de benadeelde geleden schade begrijpt, deze toepassing in het concrete geval rechtvaardigen. Toepassing
wordt in dit arrest afgewezen. De aard van de geschonden norm is in dit geval de waarschuwingsplicht van een
vermogensbeheerder tegenover de klant, de strekking van de geschonden norm is het voorkomen van
vermogensschade. Verder had het hof onbestreden vastgesteld dat de kans dat de klant zich zonder meer en
onverwijld zou hebben neergelegd bij een uitdrukkelijke aanbeveling van de beheerder om zijn aandelen te
verkopen niet bijzonder groot is te noemen.
HR 23 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX7264, NJ 2012/669 (Beroepsfout gynaecoloog)
Voor toepassing van de omkeringsregel voor het bewijs van causaal verband is vereist (i) schending van een
norm die strekt ter voorkoming van een specifiek gevaar en (ii) verwezenlijking van dat gevaar. Niet is vereist
dat de kans op verwezenlijking van het specifieke gevaar door de normschending aanmerkelijk is vergroot.
HR 14 december 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX8349, NJ 2013/236 (Embryonaal verkeersslachtoffer)
Hierin stond het letsel van een pasgeborene centraal die ontstaan kon zijn bij een verkeersongeval, maar ook
als gevolg van ademhalingsproblemen na de bevalling. De rechtbank en het hof passen proportionele
aansprakelijkheid toe. Zij gaan uit van een veroorzakingswaarschijnlijkheid van 50%, het hof komt op basis van
een billijkheidscorrectie op een vergoeding van 60%. Die bijstelling is ingegeven door de aard van de
aansprakelijkheid, de omstandigheid dat WAM-verzekering in het geding is en de ernst van het letsel. De Hoge
Raad is het hier niet mee eens, de verwijzing in zijn rechtspraak naar de in 6:99 en 6:101 BW ten grondslag
liggende uitgangspunten betekent niet dat deze artikelen zelf rechtstreeks of overeenkomstig van toepassing
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur annabeldgrf. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €9,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.