ETHIEK: H2: ETHISCHE VERANTWOORDING: TAAL, BEGRIPPEN EN MODELLEN
I. Over taal, feiten en waardering
Pieters pricipal: in organisatie maak je promotie tot je vast komt te zitten op niveau waar je incompetent wordt
II. Over kiezen en rationaliteit
Rational choice theory → mens redeneert en beslist als homo economicus.
Homo economicus = geïsoleerd individu dat in alle omstandigheden zijn eigenbelang nastreeft door vrij en
rationeel te kiezen tussen verschillende gedragingen waarvan het de alternatieve kosten en baten heeft berekend
Rational choice theory basis idee
• Individu
• Feitenkennis over:
o bestaande toestand
o alle keuzemogelijkheden
o de (mogelijke, waarschijnlijke, zekere…) gevolgen van die keuzes
• Duidelijke ordening van voorkeuren (“preferentie-ordening” op basis van eigenbelang)
Kenmerken van economische rationaliteit:
• Transitiviteit
• Volledigheid
• Continuïteit
• Egoïsme, altruïsme en betrokkenheid
• Materiële rationaliteit
• Formele rationaliteit
• Prospectieve rationaliteit
• Objectieve en perfecte rationaliteit
Kritiek op veronderstellingen van homo economicus:
1. Transitiviteit van preferentie-ordening
Men veronderstelt transitiviteit, coherentie van preferentie-ordening → a > b en b > c ⇒ a > c
MAAR:
• Methodologisch niet verifieerbaar: je kan niet tegelijkertijd drie keuzen maken.
• Von Mises: tijdsfactor: keuzen reveleren alleen wat de betrokkene op dat ogenblik prefereert
• Verschillende keuzes op verschillende momenten → irrationeel of leerproces of wisselende omstandigheden?
2. Volledigheid van preferentie-ordening
→ voor elk paar opties kunnen zeggen welke voorkeur geniet
MAAR:
• Soms is uitspreken keuzen moeilijk (te veel of te weinig verschil)
(Ezel van Buridan dat geen van beide hooiblokken wou opeten)
• Rekening houden met transactiekosten (informeren, vergelijken, … vraagt energie)
→ “voldoende” info acht en onvoldoende redenen om te veranderen → “satisficing” in plaats van “optimising”
3. Continuïteit van preferentie-ordening
Het is altijd mogelijk (eindige hoeveelheden van) opties te vergelijken en in te wisselen → grenzen zijn onderhandelbaar
➔ concreet: alles zou aan enige prijs moeten kunnen worden afgekocht
→ maar mensen hebben eergevoel/principes/eerlijkheid
→Bijkomend: principes verdwijnen als ze koopwaar worden
1
Samenvatting: ©Pjotr Vande Velde
,4. Egoïsme, altruïsme en betrokkenheid
Eigenbelang nastreven is niet altijd egoïstisch
→ handelen naar eigen preferenties is niet incompatibel met altruïsme & andersom: altruïstisch handelingen kunnen
ook in eigenbelang zijn (doet deugd om goed te doen)
+ betrokkenheid → vele mensen vertonen vorm van betrokkenheid
• Sterkte loyauteit met naaste familie of vrienden
• In consumptiesfeer Fair trade-producten (koffie kopen om boeren helpen, goed geweten, omdat vrienden dat doen)
• In de productiesfeer
5. Materiële rationaliteit
eigenbelang”: niet altijd te herleiden tot inkomen, materiële middelen,…
vb: “symbolisch kapitaal”, “psychisch inkomen”,…
6. Formele rationaliteit
vooropgezet doel = de middelen efficiënt gebruiken
MAAR:
• Doel op zich niet bevraagd. vb: productie van wapens
• Vraag/behoefte: vrij gevormd? invloed van suggestie, groepsdruk, reclame,…? → uitgegaan dat mensen zaken
willen uit eigenbelang
7. Prospectieve rationaliteit
homo economicus: prospectief → vooruit denken
Maar:
• Leereffect: welke handelwijzen hebben in het verleden hun deugdelijkheid bewezen?
• Effecten uit verleden (retrospectief → laten leiden door ervaringen uit verleden): irrationeel omgaan met
statistieken, koppig vasthouden aan eerdere keuzes,…
“We hebben hier nu al zoveel in geïnvesteerd, we kunnen nu niet meer terug” => het niet willen toegeven van
fouten of mislukkingen, “Het moet toch ooit eens lukken.”
8. Objectieve en perfecte rationaliteit
Veronderstelling van “perfect foresight”:
“Slechts op basis van correcte informatie over de marktprijzen en over alternatieve productie- en
consumptiemogelijkheden kan effectief een maximum of een optimum worden bereikt.”
MAAR:
• P: niet iedereen beschikt over alle relevante informatie…
• P: Rekening houden met onzekerheid? → We weten niet alles
Elster: “De transformatie van onzekerheden naar risico is problematisch als de schattingsmethode → het resultaat
van de schatting zo gemakkelijk beïnvloedt.”
“Hoe groot is kans op nieuwe wereldoorlog? 90%, 80%, 70%?”
“Hoe groot is kans op nieuwe wereldoorlog? 10%, 20%, 30%?”
➔ beide zorgen voor compleet ander antw
• P: Mensen doen eerder aan ‘satisficing’ dan aan ‘optimising’
• O: Willingness to pay ≠ willingness to accept (alles kan geconverteerd worden naar een financiële waarde, maar
verschillend antwoord naargelang beginsituatie
Besluit
➔Economische rationaliteit valt niet samen met gewone menselijke “redelijkheid”:
→ de rational-choice-theorie kan de vinger leggen op plaatsen waar individuele of collectieve beslissingen niet altijd
rationeel zijn.
2
Samenvatting: ©Pjotr Vande Velde
,III Ethische modellen
Waar naar kijken om een goed/kwaad-oordeel te vormen? Welke criteria gebruik je?
III.1. Het utilitarisme
= nutsethiek
= utilitaristisch model worden die beslissingen als juiste beslissingen aanvaard waarbij het “nut” gemaximaliseerd wordt
(“nut” wordt dan beschouwd als een maat voor het plezier of geluk van individuen)
J. Bentham (1748-1832): “The greatest happiness for the greatest number” → Wordt de wereld hier beter van?
Utilitaristische beoordeling
• Consequentialistische reflex
→ Ethisch oordeel gebeurt a.d.h.v. voorzienbare gevolgen/resultaten van een keuze.
• Welzijnsgerichtheid van het oordeel
→ Toestanden worden beoordeeld op hun ‘nut’, hun bijdrage tot plezier, geluk en welzijn.
• Rangschikking volgens het totale nut
→ De som van het nut van zoveel mogelijk betrokken partijen, en die som wordt gemaximaliseerd.
act-utilitarisme
→ elke beoordeling en afweging maken bij elke beslissing van een afzonderlijke handeling
regel-utilitaristische
→ regels of leidraden vastleggen waarbij men gelooft dat deze normaliter en meestal beste resultaten opleveren
Voordeel utilitaristische benaderingen
= gerichtheid op resultaten en op welzijn
Nadelen/kritieken op utilitaristische benaderingen
• Verdeling van welzijn? Hoe omgaan met ongelijkheden?
• Wat is lijden? Alleen maar afwezigheid van geluk? Of een vorm van “negatief geluk”?
• De “gelukkige slaaf”?
• Leugens om bestwil? Mensen bewust onwetend houden? Wat niet weet, niet deert?
• Verwaarlozing van aanpassing en conditionering BMW-syndroom
o Wie in langdurige ontbering leeft, zal een kleine verbetering sterk appreciëren; anderzijds kunnen mensen die
in weelde leven er sterk onder lijden wanneer zij in hun weelde geraakt worden
• Epistemologische vraag (ook bij rational choice): hoe kan ik een goed zicht krijgen op de huidige toestand, en de
mogelijke/te verwachten gevolgen van de verschillende handelingsmogelijkheden?
o O.a.: psychologische factoren bij ernstig nemen van informatie: individueel/maatschappelijk? Technische
vermiddeling?
o Hoe omgaan met onwetendheid en onzekerheden? Statistieken?
• Rekening houden met alle realistisch voorspelbare gevolgen (niet alleen bedoelde effecten)
HOE GELUK FIXEN?
1. Goed doen: geen schade aanbregen
2. Schade gevallen vermijden in toekomst
3. Schade herstellen
3
Samenvatting: ©Pjotr Vande Velde
, Belangrijk bij het maken van een utilitaristische afweging:
Rekening houden met alle realistisch voorzienbare gevolgen (niet enkel de bedoelde effecten)
Neem de groep van subjecten-van-geluk zo breed mogelijk → alle gevolgen voor alle betrokkenen
Behoeftenpyramide van Maslow
VARIANT – Bedoelingenethiek = intentionalisme (herkenbaar)
Beslissingen motiveren door te verwijzen naar goede bedoelingen.
→ om bedoeling te realiseren: inschatting maken van mogelijke voorspelbare gevolgen van verschillende opties
➔ zullen optie kiezen die meeste kans geef om onze bedoeling te zien uitkomen
KRITIEK
• Verwatert dikwijls tot redeneringen als ‘het doel heiligt de middelen’
• Vaak moeilijk om (eigen of andermans) bedoelingen eerlijk in te schatten en te beoordelen
• Vaak een niet-falsifieerbare logica in de interpretatie van andermans gedragingen
• Al te gemakkelijk excuus (‘ik deed het met de beste bedoelingen’)
III.2. De plichtenethiek of deontologische ethiek
“Is de handeling op zichzelf goed of kwaad?”
Hoe kan ik weten of een handeling goed is?
Goddelijk gezag
• Godsdienst (regels geschreven in de natuur, religieuze leider of profeet, geschriften, tradities)
• Autoriteit (maffia, sekte, …)
Rationeel opgebouwde absolute verplichting → Immanuel Kant
Kategorische Imperatief = morele verplichtingen
Handeling moreel verantwoord als
• Onpartijdigheids- of universaliteitscriterium geldt
= We zien dat het een goede zaak zou zijn als dit algemene regel wordt
• Deze handeling de mens niet louter als middel gebruikt wordt om zijn belangen te bekomen
“Gulden Regel” → behandel andere zoals je zelf behandeld wilt worden
Hypothetische Imperatief = niet morele verplichtingen
• Verplichting hangt af van een voorwaarde, een voorkeur, een bedoeling,…
Als je dit wil bereiken, moet je dat doen…
Kritiek:
• Geen plaats voor uitzonderingen: morele verplichtingen zijn absoluut
• Verschillende verplichtingen met elkaar in conflict → moeten ene laten doorwegen tov andere
• Prima facie verplichtingen → gelden op het eerste zicht maar hierarchisch ondergeschikt aan andere
verplichtingen
Wetten, regels (Sociaal contract)
→ Verplichtingen als nodige voorwaarden voor samenleven
Vuistregel: ‘Wie tot een bepaalde groep wil horen, moet zich maar houden aan de regels van die groep.’
Kritiek:
In hoeverre ‘vrijwillig’? Je kan uit vereniging stappen als regels tegenvallen, maar ook uit samenleving stappen?
4
Samenvatting: ©Pjotr Vande Velde