DEEL 1: FUNDAMENTELE ELEMENTEN VAN HET ECONOMISCH
RECHT
1 INLEIDING
- Rechtsregels na te leven in het economisch leven
- B2B – B2C
o B2B = Business 2 Business
o B2C = Business 2 Consumer
- Ondernemingsrecht
o Oprichting, organisatie en werking van de onderneming bij uitoefening economische activiteiten
o Vennootschapsrecht, handelstussenpersonen, waardepapieren en betalingstechnieken, gerechtelijk
akkoord, faillissement
- Marktrecht
o Regels bij verdelen goederen en diensten
o Bescherming concurrenten en consumenten
o Eerlijke mededinging, marktpraktijken en consumentenkrediet
2 DE ONDERNEMINGSRECHTBANK
Ondernemingsrechtbank = de rechtbank van de onderneming, vroeger was de vrederechter in sommige gevallen nog
bevoegd.
- Uitzondering: wanneer ondernemingen, hun klanten willen dagvaarden = nog steeds voor de rechtbank van
eerste aanleg (die heeft als het ware volheid van bevoegdheid)
2.1 Samenstelling
- 9 ondernemingsrechtbanken
o Eén per Hof van Beroep
(Gent, Antwerpen, Mons, Liège)
o Omwille van taalwetgeving nog 5 extra ondernemingsrechtbanken
(Brussel-NL, Brussel-F, Leuven, Nivelles, Eupen)
o De ondernemingsrechtbank van Gent is bevoegd voor Oost- én West-Vlaanderen
De ondernemingsrechtbank van Gent bestaat uit verschillende afdelingen: Dendermonde, Gent,
Oudenaarde, Brugge, Kortrijk, Veurne, Ieper en Oostende
- Eén of meerdere kamers:
o Faillissementskamer, inleidingskamer, kamer voor handelscontracten, kamer voor bouwzaken, etc.
- Elke kamer bestaat uit (paritaire samenstelling):
o een voorzitter (een beroepsmagistraat),
o twee lekenrechters (Rechters in Ondernemingszaken (RIO)),
mensen die uit het bedrijfsleven komen, niet persé juristen, worden benoemd door de Koning
voor een periode van 5 jaar
voordeel lekenrechters = deze hebben meer voeling met de gangbare ondernemingspraktijken
o bijgestaan door een griffier,
o in een aantal gevallen is het advies van het OM nodig, de Procureur des Konings dagvaardt ook in
sommige faillissementenzaken, etc.
Pagina 1 van 32
,2.2 Bevoegdheden
- Bevoegd voor alle geschillen tussen ondernemers
o Vroeger “handelaars” d.w.z. bv. dokters, kinesisten, etc. (= vrije beroepen) konden niet thuis op de
rechtbank van Koophandel (= vroegere naam van ondernemingsrechtbank)
o Ondernemingsconcept heeft het gewonnen van het handelaarsconcept = we spreken nu niet meer van
“handelaars” maar enkel van “ondernemingen”
- Geschillen van een niet-ondernemer tegen ondernemer aangaande ondernemingsverrichtingen, worden ook
voor de ondernemingsrechtbank gebracht, indien de niet-ondernemer dat wenst.
- Ook bevoegd in een aantal speciale gevallen (= exclusieve bevoegdheid):
o geschillen tussen vennoten van een vennootschap,
o geschillen m.b.t. wisselbrieven/ orderbrieven,
o geschillen ontstaan uit een faillissement.
2.3 Procedures
We maken een onderscheid tussen gewone procedures en bijzondere procedures:
- Gewone procedures kennen drie kernmomenten:
o Dagvaarding
o De openbare terechtzitting
o Het vonnis
- Bijzondere (verkorte) procedures:
o In spoedeisende zaken kan de voorzitter in kort geding maatregelen treffen.
o Tevens kan de voorzitter optreden zoals in kort geding
Zaken die door de wet in kort geding moeten worden behandeld, moeten niet noodzakelijk
dringend zijn, maar de procedureregels zijn van toepassing (bv. inbreuken tegen de
marktpraktijken, misleidende reclame, etc.)
3 HET BEWIJS IN ONDERNEMINGSZAKEN
3.1 Algemene regels
- De bewijslast ligt op de persoon die iets beweert, die het bestaan van een verbintenis inroept. Bewijslast = er
moet bewijs van worden geleverd.
- De bewijslast ligt tevens op diegene die beweert bevrijd te zijn van een verbintenis.
Bewijs in burgerlijk recht:
- Verbintenissen uit overeenkomsten (met een waarde > 3 500,- kunnen – uitgezonderd een aantal gevallen –
enkel bewezen worden met schriftelijk bewijs (authentieke akte of een onderhandse akte (art. 1341 BW).
- Materiële feiten mogen worden bewezen met getuigen en vermoedens.
Bewijs in ondernemingsrecht:
- Soepelere en meer vrije bewijsvoering
- Art. 8.11 BW
- Uitgangspunt nieuwe wet: het bewijs tussen of tegen ondernemingen kan worden geleverd met alle middelen
van recht, tenzij de wet anders bepaalt. Een onderneming tegen een niet-onderneming kan hier dus NIET op
beroepen.
- Bijzondere wetten: algemene regel wordt opzij geschoven en kan er wel degelijk schriftelijk bewijs worden
geëist.
Pagina 2 van 32
,- Bestaan van vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid = kan wel bewezen worden met getuigen en
vermoedens.
Pagina 3 van 32
, 3.2 Bijzondere bewijsmiddelen
3.2.1 DE BOEKHOUDING
Art. III.82 WER bepaalt dat alle ondernemingen een boekhouding moeten voeren, passend bij hun aard en omvang.
Deze boekhouding moet overeenstemmen met art. III.83 WER. Onmisbaar beleidsinstrument.
“bijzonder” bewijsmiddel?
- Bevat tal van bedrijfsgeheimen en verdient aldus een vertrouwelijk karakter
- Elke onderneming stelt haar boekhouding zelf en eenzijdig op
Bewijskracht:
1. Geschillen tussen ondernemers onderling
- Wettelijke bewijswaarde bij overeenstemming
- Andere gevallen: vrije bewijswaarde = RB zal er de waarde aan kunnen hechten die zij zelf beslissen aan
de hand van de normen van de redelijkheid
- Bij aanvaarding: geregistreerde gegevens kunnen zowel in het voordeel, als het nadeel van de
ondernemer worden gebruikt.
2. Geschillen van een niet-ondernemer tegen een ondernemer
- Boekhouding kan tegen ondernemer gebruikt worden. Geldt wel enkel als bewijs tegen ondernemer.
- Regel van onsplitsbaarheid respecteren = er moet naar de boekhouding als geheel gekeken worden, er
mag niet zomaar naar een stuk ervan gekeken worden.
- Geen bewijskracht bij een geschil tegen een niet-ondernemer
Procedureel gebruik:
- De RB kan, op verzoek van een partij/ambtshalve, in de loop van de procedure de openlegging van het geheel/
een gedeelte bevelen. Mag niet ten nadelen van de onderneming gesplitst worden.
- Rechter kan maatregelen opleggen om de vertrouwelijkheid van de stukken te vrijwaren.
3.2.2 DE FACTUUR
Factuur = een geschreven stuk dat de bevestiging van een schuldvordering in geld inhoudt wegens de levering van
goederen of diensten.
- Wordt gereglementeerd in de btw-wetgeving
- Nieuwe wettelijk regels inzake de factuur en de btw (2013) => Europese Factureringsrichtlijn
Basisregel = btw-plichtigen moeten een factuur uitreiken voor de door hen verrichte levering van
goederen/uitvoering van diensten. Geldt vooral in de onderlinge verrichtingen tussen btw-plichtigen. Kan ook bij
particulieren, maar is niet verplicht.
Inhoud van de factuur:
- Verplichte vermeldingen:
- Datum uitreiking, btw-identificatienummer, naam en adres btw-plichtige, hoeveelheid/aard geleverde
goederen, datum waarop levering plaatsvond, te betalen btw-bedrag, …
- Algemene voorwaarden (de zgn. “kleine lettertjes”)
Bewijskracht:
1. Klant gebruikt factuur als bewijs tegen de leverancier
- Klant-onderneming kan factuur tegen leverancier inroepen
- Klant-consument kan factuur tegen leverancier inroepen
- Factuur = bewijs overeenkomst en aanvaarding voorwaarden
Pagina 4 van 32