Samenvatting gehele stof voor het tentamen Transfer Pricing - 2021/2022 - Universiteit van Amsterdam
Literatuursamenvatting Transfer Pricing
Samenvatting Transfer Pricing
Tout pour ce livre (15)
École, étude et sujet
Universiteit van Amsterdam (UvA)
Fiscaal Recht
Transfer Pricing (6414M0185Y)
Tous les documents sur ce sujet (8)
1
vérifier
Par: chams • 8 mois de cela
Vendeur
S'abonner
Jordyf18
Avis reçus
Aperçu du contenu
Literatuursamenvatting Transfer pricing
Hoofdstuk 1
Een verrekenprijs is de prijs die door het ene segment van een multinationaal
opererend concern in rekening wordt gebracht aan een ander segment van hetzelfde
concern voor de levering van een goed of een dienst, de verkoop of de ter
beschikbaarstelling van een intangible (immateriële vaste activa). De prijs en de
voorwaarden van een dergelijke transactie worden niet bepaald door de vrije markt.
Voor de wijze waarop een verrekenprijs kan worden bepaald is internationaal het
zogenoemde arm’s-Lengthbeginsel van groot belang. Het at arms length beginsel is
uitgewerkt in de OESO-richtlijnen. Dat wil overigens niet zeggen dat alle landen het
at arms length beginsel op dezelfde wijze uitleggen. Tevens laat het onverlet dat de
nationale regelgeving van diverse landen kan afwijken van het beginsel.
Hoofdstuk 2
Voor de bepaling van verrekenprijzen bij transacties tussen gelieerde partijen wordt
internationaal door bedrijven en belastingdiensten doorgaans gebruik gemaakt van
het arms length beginsel om te komen tot een toerekening van winsten aan landen.
Met ingang van 1 januari 2002 is het arms length beginsel in Nederland in artikel 8b
Wet Vpb gecodificeerd.
Voor de fiscale autoriteiten van de verschillende landen waarin multinationals hun
activiteiten verrichten is het van belang waar de winst precies haar oorsprong vindt.
Zij willen belasting heffen over dat deel van de winst dat is toe te rekenen aan de
activiteiten van de betreffende multinational in hun land. De belastingdiensten zullen
trachten aan te sluiten bij de winst van de juridische entiteiten die in hun landen zijn
gevestigd, maar zullen daarbij ook nog eens aanlopen tegen grensoverschrijdende
activiteiten van deze vennootschappen.
Bij de toepassing van het beginsel wordt een multinationale onderneming gesplitst in
afzonderlijke entiteiten. In de Nederlandse vertaling is hiervoor het begrip
‘zelfstandigheidsfictie’ gebruikt. De individuele delen van de multinationale
onderneming worden geacht onderling zakelijk te handelen op basis van het arms
length beginsel als waren zij ongelieerde ondernemingen. Het idee hierbij is dat op
basis van dit zakelijk handelen hun winst niet zou moeten verschillen van die van
ondernemingen die op een ongelieerde wijze dezelfde activiteiten onder dezelfde
omstandigheden verrichten.
Indien gelieerde lichamen in verschillende landen zijn gevestigd en er dus sprake is
van een grensoverschrijdende transactie, zal het niet of in beperkte mate hanteren
van zakelijke voorwaarden leiden tot een andere verdeling van belastbare winsten
dan het geval zou zijn geweest, indien wel zakelijk voorwaarden zouden zijn
gehanteerd.
Indien bepaalde voor- of nadelen door het hanteren van onzakelijk voorwaarden niet
bij een partij zijn terechtgekomen, is er aanleiding voor een belastingdienst om een
correctie aan te brengen.
Het internationale bedrijfsleven heeft, gelet op het risico van dubbele
belastingheffing, een groot belang bij de internationale erkenning van de richtlijnen
,die daarbij door zo veel mogelijk landen zo eenduidig mogelijk worden
geïnterpreteerd.
Indien prijzen niet zakelijk zijn bepaald, wordt het verschil tussen de onzakelijke prijs
en de werkelijk gehanteerde prijs in beginsel niet tot de winst van de onderneming
gerekend.
De codificatie van het beginsel was voor Nederland mede een defensieve maatregel
die tot doel had te voorkomen dat het zwaartepunt van de winstallocatie binnen
concerns ten onrechte naar jurisdicties werd verplaatst die strengere bewijslast- en
boetebepalingen hadden, terwijl Nederland onvoldoende wapens had om hier wat
tegen te doen.
Samengevat zijn de volgende redenen aangevoerd voor de invoering van artikel 8b
Wet Vpb:
- Een uitdrukkelijke bevestiging van het arms length beginsel
- Een codificatie van de bestaande praktijk
- Het effectief kunnen voorkomen van fiscaal gedreven winstverschuivingen
binnen multinationals
- Het scheppen van duidelijkheid over de toepassing van de OESO richtlijnen
In artikel 8b wordt gesproken over lichamen. Hiermee wordt beoogd duidelijk te
maken dat het arms length beginsel slechts werking heeft in de onderlinge
verhouding tussen lichamen. Niet is beoogd in de onderlinge verhouding tussen
lichamen en natuurlijke personen een wijziging aan te brengen.
Een verrekenprijscorrectie leidt doorgaans tot een hogere fiscale winst van de
betreffende belastingplichtige. Maar het kan onder bepaalde omstandigheden ook
anders. Indien bijvoorbeeld een in Nederland gevestigde verkoopmaatschappij van
een buitenlandse productiemaatschappij, die alle aandelen van de Nederlandse
verkoopmaatschappij in haar bezit heeft, goederen koop tegen een prijs van tien,
terwijl de arms length prijs twaalf bedraagt, zou mogelijkerwijs de volgende
correctieboeking kunnen worden gemaakt:
Kosten 2
Aan informeel kapitaal 2
De winst wordt door een dergelijke correctie lager.
Het is niet noodzakelijk dat een ‘downward adjustment’ in Nederland altijd gepaard
gaat met een ‘upward adjustment’ bij de andere partij in relatie tot de betreffende
transactie.
Voor nationale verhoudingen heeft de HR een evenwichtsgedachte ontwikkeld. Die
gedachte houdt in dat een voordeel slechts uit de fiscale winst van een
vennootschap wordt geëlimineerd als informeel kapitaal in de kostensfeer, indien het
bij de vennootschap opgekomen voordeel bij degene die het voordeel verstrek tot de
winst uit onderneming wordt gerekend.
Het contract van de gelieerde partijen is het startpunt van de analyse, tenzij het
feitelijk gedrag van de partijen anders is. Indien de voorwaarden afwijken van de
,vergelijkbare ongelieerde transacties dient zo veel mogelijk een prijsaanpassing
plaats te vinden.
Vóór de invoering van artikel 8b Wet Vpb meende de wetgever dat specifieke
wetgeving voor de implementatie van de richtlijnen van de OESO in de Nederlandse
context niet nodig was. Echter werd artikel 8b later toch ingevoerd. Met deze
codificatie wordt bevestigd dat het arms length beginsel zoals dat is neergelegd in
artikel 9 van het OESO-modelverdrag van toepassing is in Nederland. De
staatssecretaris gaat er vanuit dat rechters artikel 8b uitleggen in lijn met het OESO-
modelverdrag.
Redenen waarom OESO-lidstaten voor het arms length beginsel hebben gekozen:
- Door het aanvaarden van het arms length beginsel worden onafhankelijke
ondernemingen en multinationale (gelieerde) ondernemingen voor de
belastingheffing op een gelijke wijze behandeld.
- In overgrote meerderheid van de gevallen werkt het effectief.
- Het wordt door veel landen aanvaard
In de richtlijnen zelf wordt opgemerkt dat het beginsel soms moeilijk toepasbaar is als
de vergelijkingsmaatstaf ontbreekt. Met name de vergelijking van de voorwaarden
van transacties tussen gelieerde lichamen met de voorwaarden van transacties
tussen ongelieerde lichamen levert in de praktijk tal van problemen op:
- Transacties zijn vaak uniek en zijn daarom moeilijk vergelijkbaar
- Steeds meer transacties vinden plaats tussen gelieerde partijen, waardoor het
steeds lastiger wordt vergelijkbare transacties tussen ongelieerde partijen te
vinden
- Gedetailleerde informatie over de voorwaarden die derden hanteren is veelal
niet beschikbaar in het publieke domein
- De beschikbare hoeveelheid financiële informatie verschilt per land
- De financiële verslagleggingsregels voor te publiceren jaarrekeningen
verschillen per land
De prijs en voorwaarden van specifieke ongelieerde transacties zijn over het
algemeen niet publiekelijk bekend of opvraagbaar.
De toepassing van het arms length beginsel kan niet meer op een algemeen
draagvlak rekenen.
Het feit dat ondernemingen die ervoor gekozen hebben in gelieerd verband met
elkaar samen te werken vergeleken worden met ondernemingen die onafhankelijk
van elkaar zijn, roept de vraag op of er in een aantal gevallen geen appels met peren
worden vergeleken.
Het is algemeen bekend dat er in gelieerd verband transacties voorkomen die we
(doorgaans) niet zien in ongelieerd verband. Een vergelijking met ongelieerde
transacties is dan niet goed mogelijk en dit zet de deur op een kier voor
winstverschuiving.
In het ‘action plan’ werden voor de thema’s ‘intagibles’, ‘risico’s’ en ‘kapitaal’ en ander
transacties met hoge risico’s acties opgenomen om regels te formuleren om base
, erosion en profit shifting door middel van transfer pricing tegen te gaan. Daarnaast
wilde de OESO een stap maken met betrekking tot de regels voor de benodigde
documentatie. Echter, de wijzigingen van het BEPS project zijn grotendeels binnen
de kaders van het arms length beginsel gebleven.
Daarnaast wordt de roep om een winstverdelingsmechanisme in te voeren die de
winst verschuift naar de vraagzijde van de markt in plaats van de aanbodzijde,
steeds sterker. Deze roep wordt versterkt door de veranderende digitale economie
waardoor landen constateren dat bepaalde economische activiteiten in hun land
relatief weinig belastinginkomsten genereren, terwijl de consumenten in hun land
veelvuldig de digitale producten afnemen.
Het blijft een feit de OESO gezien wordt als een club van rijke westerse landen, waar
maar een beperkt aantal landen uit Azië en Afrika lid van is. Veel van deze landen
maken voor hun belastingverdragen gebruik van ‘The United Nations Model Double
Taxation Convention between developed and developing countries’, met een artikel 9
dat eveneens gebaseerd is op het arms length beginsel. Het spanningsveld tussen
ontwikkelde en ontwikkelende landen neemt in de afgelopen jaren eerder toe dan af
door de groeiende zelfbewustheid van de ontwikkelende economieën.
De OESO doet zijn uiterste best om met name de zogenoemde BRICS landen bij
hun werk te betrekken, maar het is een feit dat deze landen met een zekere
regelmaat hun eigen plan trekken.
China en India hebben het idee dat zij, als groeiende economieën, op basis van de
huidige OESO-richtlijnen slechts een te beperkt aandeel van de winsten van
multinationals kunnen belasten. Men is daarnaast van mening dat een gebrek aan
goede ‘comparables’ in ontwikkelende landen een effectieve toepassing van het
arms length beginsel in de weg staat.
In China hanteert men daarom ook leerstukken als ‘location specific advantages’,
‘local intabibles’ en ‘market premium’ en een verrekenprijsmethode als de ‘profit-
splitmethode’ vanwege het gebrek aan kwalitatief goede comparables.
Er is forse tegengas van de opkomende landen die meer en meer stellen dat de
winsten van de multinationals toegerekend moeten worden aan de markten met een
grote marktpotentie en een groot arbeidspotentieel. De OESO zal haar rol alleen
kunnen behouden als men bereid is om iets meer mee te denken in de richting van
deze landen. Anders zal het UN Manual mogelijk leidend worden.
Uiteraard stimuleren de nadelen van en de kritiekpunten op het arms lenght beginsel
ook tot het nadenken over mogelijke alternatieven. Op sommige plekken is er al
sprake van een andere systematiek of wordt nagedacht over een ingrijpende
wijziging. Bijvoorbeeld de ‘formulary apportionment’ of de ‘Common Consolidated
Corporate Tax Base (CCTB)’
Een ‘formulary apportionment’ methode alloceert de wereldwijd geconsolideerde
winst van een multinationale groep aan de gelieerde ondernemingen in de
verschillende landen aan de hand van een vooraf bepaalde formule. Hiervoor heeft
men dus drie essentiële aspecten nodig:
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Jordyf18. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,19. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.