• Het nature/nurture debat gaat over de vraag welke factoren verantwoordelijk zijn voor
het ontstaan van menselijke eigenschappen.
Nature: aanleg, genen
Nurture: opvoeding, omgeving
Junk DNA: stukken DNA op de genen die nog geen bekende functie hebben meer dan
95% van het menselijke DNA wordt als junk DNA beschouwd. Laat ons ons zijn.
Gen-omgevingscorrelatie: de genen selecteren bij wijze van spreken de omgeving die
''bij hen past''. Iemand met genetische aanleg voor denk sporten zal meer gericht zijn op
bijvoorbeeld het verkrijgen van schaaklessen en als dat gebeurt zal hij laten maken dat
hij het leuk vind en vaker wil doen.
Passieve gen-omgevingsverband: vindt plaats omdat biologische ouders, die genetisch
verwant zijn aan het kind, zonder er erg bij na te denken een opvoedingsomgeving aan
het kind bieden die bij zijn aanleg past.
Evocatief gen-omgevingsverband: treedt op omdat de genetisch gevormde
eigenschappen van een kind bepaalde reacties bij andere mensen uit hun omgeving
uitlokken die deze eigenschappen versterken.
Actieve gen-omgevingsverband: treedt op bij kinderen die al wat ouder zijn en bij
volwassenen. De persoon is dan in staat om zelf de omgevingen te kiezen die bij zijn
aanleg past.
Genen en omgeving zijn geen losstaande factoren maar beïnvloeden elkaar, ze
versterken elkaar.
Gen-omgevingsinteractie: is sprake als het effect van de genen veranderd wordt door
een bepaald soort omgeving en omgekeerd, als het effect van de omgeving afhankelijk is
van een bepaalde genetische opmaak.
GxO= versterkende effect van beide factoren. G= gen. O= omgeving. x= versterkende
effect.
Erfelijk voorbereid gedrag: de werking van iemand DNA is afhankelijk van een omgeving
met bepaalde kenmerken.
Kangoeroeën: huid op huid contact tussen ouders en hun (pasgeboren) kind. Het wordt
ook wel buidelen genoemd. door de geregelde intensieve contact leren ouder en kind
elkaar kennen en bouwen een band op.
Elektro-encefalografie (EEG): wordt de elektrische activiteit van de hersenen gemeten.
De activiteit wordt afgebeeld in hersengolven. Men vergelijkt normale activiteit met
abnormale activiteit zoals epilepsie.
Neuro-imaging: is de verzamelnaam voor technieken waarmee direct of indirect de
structuur of het functioneren van het brein in beeld kan worden gebracht.
,Magnetic resonance imaging (MRI): is een medisch onderzoeksmethode waarbij met
behulp van een grote sterke magneet afbeeldingen worden gemaakt van interne
lichaamsstructuren, zoals organen en hersenen.
Functonele magnetic resonance imaging (FMRI): is een verbijzondering van de MRI en
wordt gebruikt in modern hersenonderzoek. Het functioneren van de hersenen wordt in
een driedimensionale afbeelding of filmpje zichtbaar gemaakt.
Eeneiige tweeling: ontstaat uit één eicel en één zaadcel. Een twee-eiige tweeling ontstaat
uit 2 eicellen en 2 zaadcellen. Eeneiige tweelingen hebben exact dezelfde genetische
aanleg. twee-eiige tweelingen verschillen net zoveel van elkaar als een broer of zus die in
leeftijd verschillen.
Werk maakt sterk: slaat op het principe dat lichaamsdelen of delen van hersenen die
intensief en vaak gebruikt worden, sterk en groot worden- ook sterker en groter dan die
lichaamsdelen of hersendelen waarbij dat niet gebeurt.
Neurogenese: slaat op het ontstaan (geboorte) van zenuwcellen. De ontwikkeling van
zenuwcellen vindt in een verschrikkelijk hoog tempo al vroeg tijdens de zwangerschap
plaats.
Synaptogenese: is het ontstaan van synapsen (verbindingen) tussen zenuwcellen. in de
hersenen en overige delen van het zenuwstelsel. Het is een spontaan proces dat al voor
de geboorte maar vooral tijdens de eerste twee levensjaren plaats vindt. Samen met
pruning zorgt dit ervoor dat netwerken van zenuwcellen aangelegd kunnen worden.
Pruning: is het tegenovergestelde van synaptogenese. Het is geen spontaan proces- juist
door de ervaring die iemand opdoet, worden eerder gevormde verbindingen tussen
zenuwcellen verminderd (teruggesnoeid) waardoor andere verbindingen sterk kunnen
worden. Door dit proces ontstaan zinvolle verbindingen waardoor sterke netwerken van
zenuwcellen ontstaan.
Neutraal netwerk: is een groep zenuwcellen die onderlingen verbonden zijn en
samenwerken bij een bepaalde vaardigheid. Zo'n netwerk sterkt zich meestal uit over
verschillende hersengebieden.
Plasticiteit of kneedbaarheid: van de hersenen slaat op de verandering in de structuur en/
of organisatie van de hersenen met als gevolg van ontwikkeling, opdoen van ervaring,
leren en oefenen.
Use it or lose it: slaat op het verschijnsel dat vaardigheden en kennis actief onderhouden
moeten worden, omdat zij anders vervagen. Dit komt omdat de netwerken verbindingen
die ten grondslag liggen aan die vaardigheden en kennis verzwakken of geheel
verdwijnen.
Motivatie: is wat iemand tot bepaald gedrag drijft. Het oefenen van vaardigheden of het
toe-eigenen van kennis is alleen zinvol als iemand daartoe gemotiveerd is.
,Sensitieve of gevoelige periode: zijn tijdsperiode in de ontwikkeling. Onder normale
omstandigheden is het kind daartoe zeer gemotiveerd. Gevoelige perioden treden in een
bepaalde periode van het leven op en zijn begrensd. De vaardigheden kan soms ook na
deze periode geleerd worden, maar kost veel meer tijd en heeft niet hetzelfde effect.
Volwassen neurogenese: is het proces waarbij na de geboorte nieuwe zenuwcellen in de
hersenen worden aangemaakt. Dit proces is pas recentelijk ontdekt en de functies weten
we nog weinig van. Waarschijnlijk speelt het een rol bij geheugen en leerprocessen.
Hippocampus: een hersendeel aan de binnenzijde van de slaapkwab. In elke hersenhelft
zit één hippocampus. De hippocampus is vooral actief als mensen informatie opslaan in
hun geheugen. Hij is ook belangrijk bij ruimtelijke oriëntatie (weten waar je bent),
stemming en het controleren (regelen) van gedrag.
Puber/tiener hersenen: kennen een enorme groeispeurt, maar dan vooral in één specifiek
deel: de frontale kwab. Hier worden in het begin van de puberteit nog veel nieuwe
synapsen aangelegd en axonen gemyeliniseerd; een paar jaa later treedt de pruning op.
Door deze groeispeurt is het gedrag van een puber vaak anders ten opzichte van zowel
kinderen als volwassenen. Ze kennen gemiddeld gezien minder remmingen, zoeken
vaker risico's op en laten zich vooral door vrienden beïnvloeden.
Moeder/vader hersenen: zijn een manier van uitdrukken om duidelijk te maken dat de
hersenen van een jonge ouder op zo'n manier veranderen en zich aanpassen aan de
nieuwe situatie, dat hij beter in staat is om adequaat te reageren op de signalen van het
jonge kind. Duurt 2 jaar.
Beroerte: is een plotselingen verstoring van de doorbloeding van de hersenen. Krijgt
iemand een beroerte rechts dan zie je uitvalsverschijnselen links, en andersom. Ander
begrip is CVA ( cerebrovasculair accident) Een ongeluk in de bloedvaten (vasculair) van
de hersenen ( cerebu). verstopping bloedvat 80%, open gesprongen bloedvat 20%.
Contraint induced (movement) therapy (CI(M)T): is een behandelvorm van de gevolgen
van een beroerte. De behandelvorm bestaat uit het fixeren van de niet-verlamde arm
gecombineerd met training van de verlamde arm. De training is intensief en kent een
groot aantal herhalingen.
Schijf van vijf: is een advies van de Nederlandse Voedingscentrum gebaseerd op de
meest recente wetenschappelijke inzichten over gevarieerd en gezond eten.
De actieve voedingsdriehoek: is afkomstig van het vlaams instituut voor
gezondheidspromotie en ziektepreventie (ViGeZ).
Omega 3-vetzuren: vormen een groep van meervoudige onverzadigde vetzuren. Aan
omega 3-vetzuren worden positieve eigenschappen toegeschreven zoals het
verminderen van hart en vaatziekten en het voorkomen van psychische stoornissen zoals
depressies. Omega 3-vetzuren zitten vooral in koud waterzeevis zoals haring, makreel en
zalm.
Visualiseren: is het creëren van een mentaal beeld over een gewenste situatie.
, Psychotherapie: een verzamelnaam voor behandelmethoden van psychosociale
problemen en psychische stoornissen door psychotherapeuten. Psychotherapeuten
hebben daartoe een opleiding gevolgd. Vaak maar lang niet altijd zijn het psychologen.
Meditatie: een geestelijke of spiritueel oefening waarbij vaak aandacht op een bepaald
onderwerp wordt gericht en het de bedoeling is dat opkomende gedachten en gevoelens
geaccepteerd worden. Veel religies en geloofsvormen kennen ook vormen van
meditatie.
Dopamine: is een neurotransmitter. Speelt een belangrijke rol bij het ervaren van genot,
verbondenheid, blijdschap en welzijn.
Stress: een vorm van spanning die in het lichaam van mensen ( en ook dieren) optreedt
als reactie op externe prikkels en (bij mensen) ook als reactie op gedachten. Stress kan
positief (zoals gezonde wedstrijdspanning) of negatief zijn ( als het lang aanblijft).
Foetaal alcoholsyndroom: een aangeboren aandoening die veroorzaakt wordt door te
veel alcoholgebruik tijdens de zwangerschap. Genezing is onmogelijk.
Cortisol: is een hormoon dat aangemaakt wordt in reactie op stress. Als cortisol te hoog
blijft en te langdurig aanwezig is, dan kan dat slecht zijn voor de gezondheid. Kan
gemeten worden door speeksel.
Amygdala: is een hersengebied dat diep in de temporaal kwab ligt en dat van belang is
bij het verwerken van emoties. We hebben in elk herenhelft een.
Extra informatie:
Interne lichaamsomgeving: alles wat in je zit bijv. longontsteking.
Sociale omgeving: cultuur
Fysieke omgeving: bijv. de weg die je naar school loopt.
Regel genen: de genen die we aan en uit kunnen zetten.
Pruning begint bij 2a3 jaar. 1 jarig kind 2x zoveel synapsen als volwassenen. Pruning gaat
door tot 23-24 jaar oud.
Hoe dikker de hersenschors, hoe getrainder het is.
Myelinisatie: vorming, vetachtige stofje
• zenuwuitlopers
• axon= uitloper
• prikkelgeleiding sneller - komt door vetachtige stof.
Na de sensitieve periode is het effect niet hetzelfde op duurt het langer.
Negatieve invloeden op het brein:
• negatieve invloeden tijdens de zwangerschap zoals stress, drinken, drugs.
• aanhoudende stress na de geboorte of trauma's.
• armoede
• alcohol, middelengebruik door jezelf.
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur Isisvelzz. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,79. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.