H1: De empirische waarheid van het positivisme en het werkelijkheidsgetrouwe naturalistische theater 2.2.2.3.5. De Waarheid ligt in de kindermond en in de koortsige droom
2.2.2.4. Theater van bewegingloosheid en stilte
1.1 Van sociologie naar esthetica: Auguste Comte en Hippolyte Taine
1.2 Émile Zola als romancier expérimentateur 2.2.3 Paul Fort en het Théâtre d’Art
1.3 André Antoine en het naturalistische theater 2.2.3.1. Het naturalistische theater is dood, lang leve het symbolistische theater!
1.3.1. Een theater van de waarheid voor een nieuw tijdperk 2.2.3.2. Eerste symbolistische stappen op de scène in 1890
1.3.2. Causerie sur la mise en scène 2.2.3.3. Onspeelbaar drama?
1.3.3. Natuurlijkheid in het acteren 2.2.3.3.1. Dichters als kompanen van het zuivere woord-toneel
1.3.4. Historiciteit bij het Meininger-ensemble van Georg II 2.2.3.3.2. Versobering van het decor en declamatie achter gaasdoek
1.3.5. “Et maintenant, éclairons!” 2.2.3.4. Samenwerking met de schilders van de Nabis-groep
1.3.6. Théâtre de l’Odéon 2.2.3.5. Theorie van de correspondentie en art de Synthèse in Le Cantique des Cantiques
2.2.3.6. Enscenering van het oeuvre van Maurice Maeterlinck
H2 : De zuivere waarheid van het idealisme: 2.2.3.7. Zwanenzang van het Théâtre d’Art
1. Het Bildungsidealismus en de omvattende waarheid v/h Gesamtkunstwerk 2.2.4 Lugné-Poe en het Théâtre de l’Œuvre
2.2.4.1. Enscenering van Maurice Maeterlincks Pelléas et Mélisande op 17 mei 1893
2.1.1. Richard Wagner: noties van zuiverheid in de levensomvattende gemeenschapskunst 2.2.4.2. Opvoering van Ibsens La Dame de la Mer en oprichting van het Théâtre de l’Œuvre
2.1.1.1. Hervorming van staat en theater 2.2.4.3. Paradox van de symbolistische acteur
2.1.1.2. De revolutionaire gedachte 2.2.4.4. Anarchistische inslag?
2.1.1.3. De religieuze revolutie 2.2.4.5. La Gardienne: hoogtepunt van een eerste theaterseizoen
2.1.1.4. De hang naar Duitse eenheid 2.2.4.6. Samenwerking met Mallarmé vanaf het tweede theaterseizoen (1894-1895)
2.1.1.5. Gemeenschapskunst naar voorbeeld v/d Griekse oudheid & Germaanse mythologie 2.2.4.7. Blijde intrede van Alfred Jarry en breuk met het symbolisme
2.1.1.5.1. Griekse tragedies
2.1.1.5.2. Germaanse mythologie H3 : De waanzinnige waarheid in het futurisme, dadaïsme en surrealisme
2.1.1.6. Het Gesamtkunstwerk als ultieme vorm van eenheid
2.1.1.7. Het Festspielhaus te Bayreuth (1875) als ultieme architectuur van eenheid 3.1 Filippo Tommaso Marinetti en het Italiaanse futurisme
2.1.1.7.1. De paradoxale financiële steun van Ludwig II 3.2 Dadaïstische wartaal van Hugo Ball en Kurt Schwitters: kunst als provocatie
2.1.1.7.2. Kunst als religie: het theaterfestival als religieus feest 3.3 André Breton en het surrealisme
2.1.1.8. De Wagner-erfenis: musealiseren of actualiseren? 3.3.1. Irrationele liefde
3.3.2. Surrealisme en politiek
2.1.2. Adolphe Appia: de verbindende functie van dans en beweging in het ontstoffelijkt toneel 3.4 Jean Cocteau
2.1.2.1. De invloed van Wagner: verlangen naar organische eenheid 3.5 Antonin Artaud en het theater van de wreedheid
2.1.2.1.1. Ontstoffelijking van de toneelbouw in de enscenering van Wagners Parsifal
3.5.1. Het theater en de pest
2.1.2.1.2. Enscenering van Wagners Tristan und Isolde en Der Ring des Nibelungen
3.5.2. Naar een autonome theatertaal van de mise-en-scène
7
2.1.2.2. De invloed van de eurythmiek en ritmische gymnastiek van Jacques-Dalcroze
3.5.3. Over Balinees danstheater en het theater van de wreedheid
2.1.2.2.1. Ritmische ruimten
2.1.2.2.2. Samenwerking met Dalcroze
3.5.4. “En finir avec les chefs-d’œuvre”
2.1.2.2.3. L’Oeuvre d’art vivant 3.6 Besluit
2.1.3. Edward Gordon Craig: de regisseur als eenheidsstichtende en verbindende schepper H4 : De omwenteling in het Russische theater
2.1.3.1. De regisseur als eenheidsstichtende en verbindende schepper 4.1 Sergei de Diaghilev en de Ballets Russes
2.1.3.2. Bevrijding van de acteur 4.2 Konstantin S. Stanislavski en het Moskous Kunsttheater
2.1.3.3. Bevrijding van het linguïstische paradigma 4.2.1. Lyrisch realisme en symbolisme in Rusland: enscenering van Maeterlincks L’Oiseau bleu
2.1.3.4. Theaterpraktijk en receptie van Craig in Europa 4.2.2. Inlevend acteren als methode
2.1.3.5. Toneelvisioenen: The Steps (1905) en Scene (1907) 4.3 Vsevolod. E. Meyerhold: Russisch constructivisme en biomechanisme
2.1.3.6. Enscenering van Hamlet voor het Moskous Kunsttheater (1912) 4.3.1. Russisch constructivisme en rayonisme
II. Het symbool als stapsteen naar de transcendente waarheid 4.3.2. Bio-mechanisme
2.2.1 De evocatie v/d innerlijke werkelijkheid in de dramatische gedichten van Stéphane Mallarmé H5 : De formele waarheid van de nieuwe idealisten: de Nieuwe Zakelijkheid
2.2.1.1. De dramatische gedichten Hérodiade en L’Après-midi d’un Faune 5.1 Wassily Kandinsky: Bühnenkompositionen van geluid, kleur en beweging
2.2.1.2. Prélude, à L’Après-midi d’un Faune van Claude Debussy en orkestzetting van het 5.2 Oskar Schlemmer en de zakelijke Bauhaus-Dans
dramatisch gedicht H6 : De omwenteling in het Duitse theater en de politiek correcte waarheid
2.2.1.3. Receptie en invloed van Richard Wagner 6.1 Opbloei der Duitse Volksbühnen
2.2.1.4. Vertoog van Zuiverheid en Puurheid 6.2 Max Reinhardt
2.2.1.5. Abstractie en mathematische compositie 6.3 Leopold Jessner en het politiek toneel
2.2.1.6. Spirituele seances van Le Livre 6.4 Erwin Piscator en het revolutietoneel
2.2.1.7. Theaterkronieken 6.5 Bertolt Brecht en het episch theater van de vervreemding
2.2.1.8. Ballet en vrije dans 6.5.1. Anti-expressionistische en antikapitalistische standpunten tijdens de studententijd in München
2.2.2 Het mystieke symbolistische drama van Maurice Maeterlinck 6.5.2. Ontheemdheid en nihilisme in de jungle van de stad
2.2.2.1. Verhouding tot positivisme en romantiek 6.5.3. De zoektocht naar miezuuk en de samenwerking met Kurt Weill
2.2.2.2. Mystieke kennis en neoplatoonse beschouwingen 6.5.4. Leven en werk in ballingschap
2.2.2.3. Symbolistisch drama 6.5.5. Berliner Ensemble
2.2.2.3.1. Het symbool als stapsteen 6.5.6. Het episch theater als nieuwe esthetica
2.2.2.3.2. Le tragique quotidien 6.5.7. Politiek theater: Brecht versus Piscator
2.2.2.3.3. De Zuivere Liefde en de mysterieuze vrouw 6.5.8. Versobering van het toneelbeeld in samenwerking met Caspar Neher
2.2.2.3.4. De natuur als boodschapper van het Noodlot
,H1: De empirische waarheid van het positivisme en het werkelijkheidsgetrouwe naturalistische theater – NATURALISTISCH THEATER : Hij pleit voor een naturalistisch theater dat opereert volgens de
HISTORISCH KADER: principes van het Franse positivisme. Dit nieuwe drama moet door waarneming en analyse tonen hoe
1. De verlichting een keten van oorzaak en gevolg de veranderingsprocessen van de personages bepaalt.
Het belangrijkste streven van de Verlichting was geweest de waarheid te achterhalen met behulp van de ratibo. – KRITIEK OP CONVENTIES
Wetenschap moest worden losgerukt van haar godsdienstige voogdij. De mens, die zich voorheen klein en → Plansysteem: Volgens dit hiërarchische systeem worden de belangrijkste acteurs vooraan op het
machteloos voelde, overrompeld door onbegrijpelijke natuurfenomenen en afhankelijk van God, durfde steeds speelvlak geplaatst, vlak voor het voietlicht. Naarmate de acteurs een minder belangrijke plaats
meer te vertrouwen op zijn eigen kracht en te geloven in zijn vrijheid. Met de nieuwe revolutie keek de mensheid innemen worden zij meer naar achteren geplaatst. De acteurs kunnen zich hierdoor niet rechtstreeks
resoluut naar de toekomst, met de absolute zekerheid van de vooruitgang, in de richting van een nieuwe, betere tot elkaar richten, maar enkel via het publiek. In een declamatorische stijl, vol pathos en met een
wereld. > De Franse Revolutie (1789) → “Savoir pour faire” breedvoerige gestiek, geeft de eerste acteur het beste van zichzelf. Volgens Zola → allesbehalve
geloofwaardig, natuurlijk of waarheidsgetrouw.
2. Van de 19e E → 20e E → Pièce bien faite: Zola noemt dit een valse en praalzieke toneelbouw die de onwerkelijke glitter van
In de 19e E eeuw gelden de empirische wetten van Copernicus, Galileï, Kepler en Newton nog steeds als salons en paleizen naar de scène brengt. Een schijnwereld die volgens hem niets te maken heeft met
absolute waarheid. Men gelooft met de rede als bondgenoot rotsvast in de wetenschappelijke, zedelijke en de werkelijke, minder fraaie wereld die de mens omgeeft.
sociale vooruitgang en de maakbaarheid van de wereld. Net voor 1900 ontmantelen een aantal fysici het sinds
de renaissance aangehouden waarheidsvertoog van de natuurwetenschappen. Door de uitvinding van de 1. EERSTE NATURALISTISCHE OPVOERING ZOLA: Thérèse Raquin (1873)
röntgenstralen (1895), de algemene relativiteitstheorie van Einstein (1915), de evolutieleer van Darwin (On the Zola levert zijn eerste naturalistische slag in het theater met de opvoering van Thérèse Raquin in 1873. De
Origin of Species, 1859) wordt de gedachte van de maakbaarheid van de wereld aan het wankelen gebracht. voorstelling wordt uiteindelijk nog geen tien keer opgevoerd.
1874 → de opvoering van Les Héritiers Rabourdin in Cluny. De opvoering choqueert heel wat toeschouwers en
3. Determinisme? ook dit stuk kent een korte opvoeringsgeschiedenis.
De deterministisch gemotiveerde gedachte om de mens in de maatschappij te bestuderen wint het dan ook 1878 → Zola creëert nogmaals een groot schandaal met de opvoering van Le Bouton de Rose in het Palais-
stilaan van de gedachte van persoonlijke vrijheid en vrije wil. Het is daarbij ook een logische stap dat de Royal. André Antoine, die het gebeuren op de voet volgt, getuigt over de commotie die de voorstelling ontketent..
positivistische filosofie, die zich ontwikkelt binnen de nieuwe, opkomende wetenschap van de sociologie, zich
schaart achter de natuurwetenschappelijke bevindingen. De samenleving kan enkel verbeterd worden door er 2. ZOLA'S VOORSTELLINGEN = FIASCO?
systematisch in tussen te komen en haar te hervormen. Waarheid = enkel gebaseerd op waarneembare feiten DE GRENZEN VAN HET MEDIUM CENSUUR
en logische principes.De filosofie van de Verlichting wordt opzijgezet als een naïeve droom. – De details en beschrijvingen die eigen zijn aan de – Het theatergestel zit vast in een cocon op basis van het
empirische analyse in een boek hebben nuances die subsidiesysteem. Zola's werk wordt wegens de “lage
stuiten op de grenzen van ht theater. Literatuur ↔ theater. thema's” afgevoerd.
1.1 Van sociologie naar esthetica: Auguste Comte en Hippolyte Taine – Ruimtelijk heeft hij kritiek op het plansysteem, maar geen
De Franse filosoof en socioloog Auguste Comte (1798 – 1857) geldt als de grondlegger van het positivisme. alternatief
– De geschiedenis van de mensheid is een proces dat verloopt volgens vaste, sociale wetten. Dit
gedetermineerde historische proces waarvan de individuele mens deel uitmaakt, bepaalt niet alleen zijn 1.3 André Antoine en het naturalistische theater
lot, maar ook zijn denken en zijn moraal. De mens kan weinig of niets veranderen aan de universele
natuurlijke wetten. 1. EEN THEATER VAN DE WAARHEID VOOR EEN NIEUW TIJDPERK
Het is uiteindelijk André Antoine (1858 – 1943) die het naturalistische theater echt op de kaart zet. Aanvankelijk
– Het sociale vraagstuk is doordrongen van de leuze “Savoir pour prévoir”. Het denken van de mens
werkt deze acteur/ theatermaker in het amateurcircuit, waar hij met zijn vrienden een aantal spraakmakende
wordt gebruikt om het sociale mechanisme waarin de mens gepositioneerd is te bestuderen om
voorstellingen opzet.
veranderingen in de loop van de geschiedenis te verklaren en aan de hand van determinerende
1887 → “Théâtre Libre”
wetmatigheden zijn lot te voorzien.
1896 → “Théâtre Antoine”.
– Om tot ware kennis van de geschiedenis en de werkelijkheid te komen, is volgens de positivisten
observatie en analyse de enige juiste methode. De nauwkeurige waarneming van het empirisch Antoine is vernieuwend omwille:
positivisme wordt de norm van de nieuwe waarheid. Niet abstracte bespiegelingen, maar feiten en – Zijn positivistische ideeëngoed in het naturalistisch theater waarbij de invloed van Comte, Taine en
wetmatigheden zijn van belang. Het geobserveerde kan enkel verklaard worden door de regelmaat van Zola onbetwistbaar is.
oorzaken en gevolgen te ontdekken in de stroom van gebeurtenissen. Het mechanisme achter de – Zijn baanbrekende ideeën wat betreft mise-en-scène en acteermodellen. Op dit vlak wordt hij
werkelijkheid moet blootgelegd worden door het patroon van omgeving, afstamming en geïnspireerd door Victor Hugo en Denis Diderot met zijn Paradoxe sur le comédien.
omstandigheden zo nauwgezet mogelijk te ontrafelen.
2. CAUSERIE SUR LA MISE EN SCENE
In het kielzog van de positivistische opvattingen van Comte ontstaat een naturalistische esthetiek/theaterpraktijk – Antoine ensceneert het naturalistische drama als een studie van de dagelijkse, rauwe werkelijkheid.
die via een methodisch en systematisch verworven en geordende kennis van de werkelijkheid waarachtige Daarbij zal niet de verbeelding, maar het gezonde verstand en de logica de leidraad zijn. In iedere
tranches de vie of ‘schetsen naar het leven’ wil brengen. theatervoorstelling moet immers een wetenschappelijk gefundeerde grond van waarheid zitten
> Hippolyte Taine (Franse criticus, 1828 – 1893) – Philosophie de l’art (1909) : “het verzamelen van feiten is de – ‘schetsen naar het leven’ of tranches de vie → niet altijd even fraaie plaatjes
belangrijkstet taak van de romanschrijver” → De sociale wetten van het determinisme begeleiden de VB. Syfilis is als onderwerp = absoluut taboe, maar wel degelijk een maatsch. probleem.
romanschrijver in zijn personageconstructie. Taine beseft dat de schrijver moeilijk alle feiten kan opnemen in zijn PROBLEEM? Censuur
roman. De kunst bestaat er dan ook uit het leven te openbaren door ‘naturalisme’. Dat naturalisme moet het leven OPLOSSING? Voorstelling in besloten kring (informatief + educatief karakter theater)
beschouwen in parallellie met de evolutionaire beweging in de natuur. – De werkelijkheid mag niet verbloemd worden achter glitter en praal, maar in zijn confronterende
rauwheid getoond moet worden. Naar theater om “miserie te vergeten” → theater als plek om “met zijn
1.2 Émile Zola als romancier expérimentateur neus op de feiten te wordt gedrukt”. Antoine reageert hiermee expliciet tegen “le ‘panache’ romantique”
Émile Zola (1840 – 1902) is de ‘romancier expérimentateur’ die deze esthetische beschouwingen omzet in de waaraan het theaterbestel van die tijd volgens hem lijdt.
praktijk. Dmv waarneming en analyse brengt hij de Franse maatschappij onder Napoleon III in kaart. – Het kijken in plaats van het verbeelden
= Rougon-Macquart-cyclus (20 delen, waaronder befaamde titels als Nana en Germinal) – Het observeren in plaats van het verzinnen → savoir pour prévoir
1. Le Naturalisme au Théâtre (1881) – Toeschouwer niet als “voyeur” → “bevoorrechte getuige”
Zola profileert zich ook op het vlak van het theater. – De functie van de regisseur als metteur en scène is van het grootste belang. Zijn taak = de zorg om de
= Le naturalisme au théâtre (1881) → verzamelde toneelkritieken studie van de werkelijkheid op een waarheidsgetrouwe manier te ensceneren. Die taak is zowel
immaterieel ( de vertaling van de idee v/d auteur op de scène) als materieel (échte meubels, échte kamer)
, Het grote speelvlak = letterlijk een kamer = ‘clôture’ . Voor de weergave van een interieur moet de
– 4. “ET MAINTENANT, ECLAIRONS!”
regisseur een concept bedenken van een kamer met vier muren, zonder rekening te houden met het feit Om de natuurlijkheid in het acteren en de decors niet te verstoren, is de verlichting enorm belangrijk.
welke muur hij later zal weghalen. Hij moet die ruimte inrichten als een echte kamer: – Het verduisteren van het auditorium (vroeger: lichtbakken + lusters → sensational)
– Beschilderde achterdoeken → 3D meubels: Antoine is geen fan v/d traditie van de beschilderde – Het afzwakken van het voetlucht
achterdoeken die een interieur moeten representeren, hij noemt ze “de ridicules toiles de fond, sans air, – Subtiele bovenverlichting
sans profondeur”. Hij eist driedimensionale decorstukken. – Elektrisch licht → de ziel van de mise-en-scène tot leven wekken
– Voetlicht → reële verlichting. De valse (voet-) lichteffecten die geen andere functie hebben dan de
acteurs te hypnotiseren, worden vervangen door een sobere, reële belichting. → “théâtre vivant” 5. THEATRE DE L'ODEON
– Antoine is geen naïeve naturalist. Bij André Antoine gaat het om meer dan een simpele imitatie. De Antoine zet zijn naturalistisch discours van het onafhankelijke Théâtre Libre verder eens hij directeur van het
kerntaak van de regisseur = de werkelijkheid mediëren op de scène. Het realisme van Antoine is een Théâtre de l’Odéon wordt, een van de meest gerenommeerde theaterhuizen van Frankrijk
getheatraliseerd realisme. De tranches de vie moeten op een kunstzinnige manier (“avec art”) in – De enscenering van de grote klassieken → moet Antoine echter zijn naturalistische aspiraties enigszins
scène gezet worden.De scenische transpositie van de werkelijkheid, beoogt geen versmelting van de bijschaven.
werkelijkheid met de theatrale ruimte, maar een analoge relatie die op confrontatie aanstuurt. – Zijn enscenering van klassiekers past in een ander waarheidsdispositief; dat van de re-enactment:
– Een belangrijk vernieuwend principe is dat de drie muren (3/4) schuin moeten worden gezet, opdat een – De enscenering van grote klassiekers is dus voor André Antoine in de eerste plaats een
inkijk in de kamer voor de toeschouwer geoptimaliseerd wordt. De “manque de symétrie” – die zo theaterhistoriografisch onderzoek. Werkelijkheidsgetrouwheid betekent voor hem in die zin een
ontstaat door Antoine geprezen als middel tegen de artificiële symmetrie van het traditionele lijsttheater. getrouwheid aan de originele opvoeringscondities van het stuk
– De selectie in het materiaal voor de korte schetsen (tranches de vie) dient een moderne, weloverwogen – De opvoering van de originele tekst in zijn integrale versie is de eerste regel
montage en streeft een fragmentarische representatie van de werkelijkheid na. – De grootst mogelijke exactheid moet worden nagestreefd
VB'en naturalistische decors – De inbedding van de voorstelling in zijn historische context van belang, VB lezing ervoor
> “La Terre” (Zola) (1902) door Théâtre Antoine: omgooien v/ plansysteem is revolutionair
> “Le Canard Sauvage” (Ibsen) (1890) door Théâtre Libre: Ibsen= sleutelfiguur voor zowel romantiek/positivisten VB'en re-enactments
> King Lear (1904) → De rauwe WKH wordt opgeofferd voor de pracht en praal van de mythe. Het wordt een
3. NATUURLIJKHEID IN HET ACTEREN combinatie van clotûre mét geschilderde achterdoeken.
Antoines concept van de vierde wand heeft → gevolgen voor de positionering van de acteurs, die het proscenium > Le Cid (1907) → Meta-perspectief van 1e voorstelling (~1650 hoftheater) → de kaarsen voor het podium
niet meer kunnen betreden. De weggehaalde vierde wand blijft immers imaginair aanwezig voor de acteurs, worden aangestoken.
waardoor ze verplicht worden ‘binnenskamers’ te blijven spelen. > Andormaque (1909) → Re-enactment: ook het Louvre én de toenmalige toeschouwers
– “Le jeux de dos”: acteurs moeten naar elkaar toe spelen (→ wegdenken publiek). > Monsieur de Pourceaugnac → Zangpartijen tussen “decorwissels”
– Interactie tussen de personages en hun milieu > Coriolan (1910) → Côté cour ↔ côté jardin: simultane scenes met zones
> Romeo en Juliet → Opnieuw continuïteit plekken op podium
– Belang 'beweeglijkheid', 'lichamelijkheid', 'gestiek' ipv louter stem en gezicht (declamatorische stijl)
– Andacht voor de natuurlijke dialoog, (uit het dagelijkse leven gegrepen) ,inclusive → haperingen,
stiltes, indirecte intonaties en zinswendingen. De acteur moet zijn rol beleven ipv “opzeggen”
– De acteur moet het gedrag, de gedachten en de sociale omstandigheden van de personages reveleren H2 : De zuivere waarheid van het idealisme:
en dit kan alleen door zich deze na een grondige studie eigen te maken. HISTORISCH KADER:
– Antoine is tegen het gangbare sterrensysteem van zijn tijd. De keuze van zijn acteurs gebeurt vanuit Het idealistische waarheidsvertoog ontstaat vanuit de reactie op grote veranderingen die de samenleving
een intern-dramaturgische noodzaak, niet populariteit. kenmerken in de negentiende eeuw.
– Antoine werkt het liefst met amateurs. Zij zijn immers niet opgezadeld met de fameuze marche de – De toenemende industrialisatie, urbanisatie, de technologische vooruitgang en de devaluatie van de
théâtre en zijn niet bezoedeld door de acteeropleidingen. ambacht zorgen voor melancholische gemoedstoestand / pessimisme
– Samenspel is belangrijk → niet de hiërarchie – Het breukvlak geeft aanleiding tot een gevoel van existentiële onzekerheid en angst, tot een
VB natuurlijk acteren fundamenteel gevoel van gemis en van melancholisch verlangen naar een andere, zinvolle wereld.
> “Les Tisserands” (Hauptmann) (1893) door Théâtre Libre: veel acteurs op het decor → met rug naar publiek → ROMANTICI: Het sprookjesachtige, mythologische verleden of verre, ongerepte, exotische oorden
→ SYMBOLISTEN: De hoop op inzicht in een hogere werkelijkheid via het symbool, als stapsteen naar
een indirecte, intuïtieve taal
3. HISTORICITEIT BIJ HET MEININGER-ENSEMBLE VAN GEORG II
André Antoine wordt in zijn naturalistische verzuchtingen sterk beïnvloed door het gezelschap van de Meiningen, Beide stromingen delen de idealistische filosofie en verschillen daarmee van het positivisme. Het traditionele
het hoftheater dat gefinancierd werd door hertog Georg II van Saksen-Meiningen (1826 – 1914). In 1888 woont ideaal van mimesis wordt achterwege gelaten. Men probeert inzicht in de natuur te krijgen en in de daarin
Antoine een aantal voorstellingen van de toerende Meiningen bij in de Muntschouwburg in Brussel. verborgen essentie. Niet het waarnemende oog, maar het innerlijke oog van de kunstenaar ziet een waarheid die
– De manier waarop de Meiningen met (heel veel) figuranten werken in een ‘authentiek’ historisch theater. verborgen blijft voor de gewone, achteloze sterveling. Het is dan ook de taak van de kunstenaar-genie om, als
↔ Franse theaters: figuranten zijn geschoold → dragen bij aan natuurlijkheid. openbaar opvoeder van het volk, de universele waarheid te evoceren.
→ De individualisering van het massaspel enerzijds en de hereniging in een groter geheel anderzijds
– Zij verbinden hun theaterpraktijk immers aan de archeologie en de (kunst-) geschiedenis. Dit geeft 1. Het Bildungsidealismus en de omvattende waarheid v/h Gesamtkunstwerk
Chronegk, de vaste regisseur in dienst, een wetenschappelijke basis historiciteit te koppelen aan COHERENTIE → IDEALISME CORRESPONDENTIE → NATURALISME/POSITIVISME
een zorgvuldig opgebouwd waarheidsdiscours.
– Aan een hiërarchisch sterrensysteem heeft de hertog een hekel. Hij is ook zeer strikt wat de Men creëert niet langer naar het vb. van de waarneembare wkh en de Imitatie en mimesie. Het empirische oog is van belang.
contractuele verplichtingen van de acteurs betreft; alle acteurs moeten bereid zijn om ook als figurant op natuur, maar men probeert inzicht in de natuur te krijgen en in de De waarheid is bereikbaar door directe representatie on
daarin verborgen essentie. Niet het waarnemende oog, maar het stage.
te treden. innerlijke oog van de kunstenaar ziet een waarheid die verborgen > Antoine, de Meiningen
VB massaspel/historiciteit blijft. Het is dan ook de taak van de kunstenaar-genie om, als
> Jules Caesar (Shakespeare) door de Meinigers (1874) openbaar opvoeder van het volk, de universele waarheid te evoceren.
> Prinz von Hamburg door de Meinigers (1878) → De onderlinge samenhang
→ De een- en ondeelbaarheid van een kunstwerk
> Maria Stuart (1884)