Samenvatting kennistoets OWE3 (Alleen AF onderdelen). Gehaald met een 8,5
9 vues 0 fois vendu
Cours
Kennistoets OWE 3 Gezond Leven
Établissement
Hogeschool Arnhem En Nijmegen (HAN)
Bevat alle onderdelen van Anatomie en fysiologie die je moet kennen voor de kennistoets van OWE3. Alle leerdoelen zijn beantwoord in deze samenvatting. gegarandeerd alle stof die je moet weten.
Bloed en bloedstolling, diabetes, nieren en urinewegen, obesitas, spijsvertering, zenuwstelsel en pij...
Inhoud
Anatomie en fysiologie ............................................................................................................................ 1
Bloed en bloedstolling ......................................................................................................................... 1
Diabetes............................................................................................................................................... 8
Nieren en urinewegen ....................................................................................................................... 14
Obesitas ............................................................................................................................................. 24
Spijsvertering ..................................................................................................................................... 33
Zenuwstelsel, integratie en regulatie ................................................................................................ 38
Pijn en palliatieve zorg ...................................................................................................................... 51
Verpleegkundig redeneren (VR) ............................................................................................................ 61
Gezondheidskundige analyse ............................................................................................................ 61
Motivational Interviewing (MI) ......................................................................................................... 74
Stappen van de gezondheidskundige analyse (kort)......................................................................... 80
Anatomie en fysiologie
Bloed en bloedstolling
Bloed
Ons bloed is een vloeibaar weefsel. Het behoort tot het steunweefsel, omdat het bestaat uit
bloedcellen in een waterige vloeibare matrix, het bloedplasma.
55% van het bloed bestaat uit plasma
45% van het bloed bestaat uit bloedcellen en cel fragmenten
Bloedcellen
We hebben verschillende soorten bloedcellen in ons bloed, de erytrocyten, leukocyten en we
hebben trombocyten (zijn niet echt cellen maar worden wel gerekend onder de bloedcellen)
Erytrocyten
- Rode bloedcellen
- Functie: Zuurstoftransport
- 95% van de totale hoeveelheid bloedcellen in het bloed bestaat uit erytrocyten (5-6
miljoen per mm3)
- De cellen zitten bijna helemaal vol met het eiwit hemoglobine (Hb). Dit eiwit heeft een
ijzeratoom.
- Erytrocyten voorzien alle andere cellen van het lichaam zuurstof maar gebruiken zelf
geen zuurstof. voor hun eigen energiebehoefte gebruiken erytrocyten glucose, via
anaerobe dissimilatie
- De erytrocyten zijn vervormbaar waardoor ze in de nauwste capillairen kunnen
komen om zuurstof en koolstofdioxide met het inwendige milieu uit te wisselen
- Bevatten geen celkern, daarom leven ze gemiddeld 120 dagen.
- Dode erytrocyten worden afgebroken in de lever en de milt. Hierbij ontstaat het
schadelijke bilirubine (het afbraakproduct van hemoglobine)
,Leukocyten
- Witte bloedcellen
- Functie: Zorgen voor de afweer en de immuniteit
- 5000 tot 10000 per mm3
- De levensduur van leukocyten loopt uiteen van enkele dagen tot enkele weken
- Bevatten wel een celkern
- De leukocyten kunnen in drie grote groepen worden verdeeld:
o Granulocyten
Hebben een grote kern en opvallend veel korrels (granula) in hun cytoplasma.
Granulocyten zijn specialist in het opruimen van ziekteverwekkers en
aangetaste of dode lichaamscellen. Ze doden indringers door ze te
fagocyteren
o Monocyten
Zijn de grootse leukocyten, met een vrij grote C-vormige kern. Worden
aangemaakt in het rode beenmerg, net als de granulocyten. Bij een infectie
kunnen monocyten door middel van leukodiapedese de bloedbaan verlaten.
Ze dringen binnen in geïnfecteerde weefsels waar ze veranderen in
macrofagen. Ze eten dan als het ware de ziekteverwekkers op.
o Lymfocyten
Lymfocyten zijn relatief kleine cellen, met een grote celkern. Het aantal kan
sterk toenemen, wanneer het lichaam bezig is een infectie te bestrijden.
Lymfocyten zorgen voor de specifieke immuniteit van het lichaam.
Trombocyten
- Bloedplaatjes
- Functie: zorgen voor de bloedstolling
- 250000-400000 per mm3
- Bestaan uit een beetje celplasma, omgeven door een grillig verlopende
celmembraan. De trombocyten bevatten de zogeheten plaatjesfactor die een
belangrijke rol speelt in de bloedstolling. Bij beschadiging van het kwetsbare
membraan komt deze stof vrij.
- Bloedplaatjes zijn ook betrokken bij immuunreacties en weefselherstel
Hemostase
Wanneer er een bloeding ontstaat, treden er een reeks mechanismen in werking om
bloedverlies te beperken. Je moet niet alleen denken aan grote bloedingen, zoals een
meswond of een botbreuk. Maar ook kleine inwendige bloedingen komen vaak voor (meestal
merk je er niks van).
Hemostase (bloedstolling) bestaat uit een aantal stappen
1. Lokale vasoconstrictie
➔ Gladde spiervezels in de wand van de arteriolen worden tot contractie aangezet,
vrijwel meteen na de beschadiging van de bloedvatwand.
➔ Beperkt het bloedverlies ter plaatse en kan tot 30 min duren.
2. Propvorming (aggregatie) → Primaire hemostase
➔ Trombocyten gaan zich in de wondranden aan elkaar hechten, dit is de
samenklontering → trombocyten aggregatie
➔ Dit gebeurt onder invloed van de vonwillebrandfactor (stollingsfactor VIII)
➔ Houdt het eerste bloedverlies tegen, maar is niet stevig
3. Coagulatie → Secundaire hemostase
➔ Proces van de vorming van een bloedstolsel (korstje)
➔ De coagulatie begint zo’n halve minuut na de bloedvatbeschadiging met het
vrijkomen van twee stoffen. De eerste weefselfactor uit beschadigde
, weefselcellen en de tweede stof, de plaatjesfactor
komt vrij uit kapotte trombocyten. → Deze activeren
de stollingscascade
➔ Het eindproduct is fibrine, er wordt een
fibrinenetwerk gevormd
4. (fibrinolyse → afbraak van fibrinestolsel
➔ Er worden stoffen in het bloed geactiveerd die het
stolsel afbreekt. Dit is ter bescherming, dat er niet
teveel bloed stolt en er een gevaar komt dat
bloedvaten worden afgesloten door bloedstolsels)
Stollingscascade →
, Stollingsproces vereenvoudigd weergegeven:
o Door kapotte weefselcellen en trombocyten komen de weefselfactor en de
plaatjesfactor vrij.
o Beide stoffen activeren proconvertine (stollingsfactor VII), dat op zijn beurt het
inactieve protrombine (stollingsfactor II) omzet in trombine. Hiervoor is een aantal
andere stollingsfactoren en Ca2+ (stollingsfactor IV) nodig.
o Op zijn beurt stimuleert trombine de omzetting van fibrinogeen (stollingsfactor I) in het
onoplosbare en taaie eiwit fibrine
o Fibrinedraden vormen een dicht netwerk in de wondopening. In dit fibrinenetwerk
worden bloedcellen gevangen en er ontstaat een stolsel.
o Bij een huidwond krimpen de fibrinedraden door uitdroging aan de lucht. Hierdoor
worden de wondranden naar elkaar toegetrokken. Het stolsel wordt daarbij als het
ware uitgeknepen, waarbij wondvocht ontstaat. Wondvocht is bloedplasma zonder
fibrinogeen (bloedserum). Het stolsel wordt dikker en droger en verandert in een
korst.
Waar worden stollingseiwitten gemaakt?
De meeste stollingseiwitten worden in de lever gemaakt. Onder invloed van vitamine K.
Bloedgroepen
Bloedtransfusie
Bij een bloedtransfusie wordt plasma uit het donorbloed gefilterd. Hierdoor zijn de antistoffen
uit het bloed gehaald. Om te kijken of een donor een match kan zijn kijk je alleen naar de
antistoffen van de ontvanger.
Resusfactor
Je hebt resuspositief en resusnegatief bloed.
Resuspositief: Heeft een D-antigeen op de rode bloedcel
Resusnegatief: Heeft geen D-antigeen op de rode bloedcel
Wat is het nut ervan om dit te weten?
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur LiekeMolder. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €7,99. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.