1a1. De student kan weergeven wat met het begrip ‘participatiesamenleving’ wordt bedoeld en
welke (minstens twee verschillende) interpretaties daaraan worden gegeven (coll. 1)
‘Wie wil zich nou laten douchen door de buurman?’
Participatie=
- Meedoen van wie, waarin?
- Bijdragen aan of profiteren van?
- Kunnen, mogen en willen meedoen?
1a2. De student kent de drie hoofdvormen van verzorgingsstaten (volgens Espinganderson) (coll.1)
- Liberaal: beperkte voorzieningen, zelf initiatief nemen, lage belastingen (VK, Ierland)
- Corporatistisch: bedrijfsleven is erg belangrijk, per collectief premies en pensioenen, hogere
belastingen en premies (Duitsland, België, Frankrijk)
- Sociaaldemocratisch: veel voorzieningen toegankelijk voor iedereen, iedereen moet werken,
hoge belastingen ( Zweden, Finland)
1a3. De student weet wat er bedoeld wordt met de ‘participatiesamenleving’ volgens linkse en
rechtse politieke opvattingen (coll 1)
Links: grote rol van de overheid.
- Benadrukt dat mensen niet voldoende ondersteuning kunnen krijgen
- Vind dat mensen hulp nodig hebben zodat ze mee kunnen doen
- Grote publieke sector
- Meer oog voor ongelijke kansen
- Veel aandacht voor ondersteuning van vrijwilligers en mantelzorgers
Rechts: kleine rol van de overheid, initiatief van burgers.
- Benadrukt dat mensen teveel ‘leunen’
- Vind dat mensen zelf meer moeten doen ‘
- Kleine publieke sector
- Niet participeren: eigen schuld
- Veel optimistischer over het kunnen van mensen
1a4. De student weet wat de consequenties zijn van deze verschillende opvattingen over het
vormgeven van de samenleving voor de verhouding tussen overheid en individuele burgers en hun
verbanden, marktpartijen en kerken (coll. 1)
Als de rol van de overheid minder wordt, is het de gelegenheid van de kerken om in te grijpen en de
zorg op hun te nemen. Veel samenwerken met vrijwilligers en mantelzorgers (rechtse overheid)
1a5. De student weet wat de consequenties zijn van een linkse c.q. een rechtste politieke opvatting
over de inrichting van de samenleving voor de rol van professionals (coll. 1)
Rechts: we zoeken minder professionals, dus er is minder werkgelegenheid voor professionals. ‘Help
deze persoon om op eigen benen te staan, en laat iemand zo snel mogelijk los.’ Maatschappelijke
organisaties.
Links: meer werkgelegenheid voor professionals. ‘Deze meneer heeft meer pech en minder
gelegenheid om voor zichzelf te zorgen dus laat iemand minder snel los.’ Overheid.
1b1. De student kan het effect van de drievoudige kanteling op het denken, organiseren en sturen
in de samenleving beschrijven en verklaren
Kanteling: verandering van regels, wetten, ideeën, organisaties, denkbeelden e.d. over hoe we de
samenleving indelen, hoe we de zorg organiseren en financieren e.d.
,Theorie van Rotmans: heeft onderzoek gedaan in de verandering van de samenleving. ‘We leven nu
in een kantelperiode’
Top-down= Centrale overheid bepaald veel gemeente bepaald nu veel
Economische macht= grote banken en bedrijven ZZP’ers/boeren
Machtswisseling= macht van hogerop macht onderop
- Ook in de kerken. Dominee krijgt minder macht. Veel meer van onderaf en verbindend.
1b2. De student kan voorbeelden noemen binnen het domein zorg/welzijn die tekenend zijn voor
de transitie van de oude orde naar de nieuwe orde en deze verklaren
Denken: Niet meer gericht op meer (output), maar op beter (proces).
- Richten op samenwerken; creëren en gericht op de middellange termijn (oa
duurzaamheidsdenken); van bezit naar gebruik; van zelfredzaamheid naar
samenredzaamheid en ego naar eco.
- transformatie nodig -> cultuuromslag = Van systeemdenken met waarden als efficiency,
rendement en controle naar menselijke waarden; ruimte; aandacht; keuzevrijheid;
vertrouwen; kwaliteit
Organiseren: meer in gemeenschappen en netwerken. Bottum-up (vaak hoger opgeleiden)
Sturing: meer decentraal en faciliterend in plaats van centraal vanuit een regie
1b3. Kan verklaren waarom er zoveel burgerinitiatieven opkomen in de afgelopen 10 jaar en er
voorbeelden van geven.
Er is minder vertrouwen in de overheid, rechters en wetenschap. Lokaal kunnen ze mensen
vertrouwen. Lokaal producten eten, en spreken.
De digitale ontwikkeling zorgt ervoor dat burgers zelf meer kunnen.
1b4. De student kan Habermas classificatie in systeem- een leefwereld beschrijven en toepassen
Leefwereld: de wereld/werkelijkheid van mensen in hun eigen leefomgeving. Hoe je bent opgevoed
(gesocialiseerd) en je cultuur. Deze wereld wordt vormgegeven door continu communicatief
handelen met je omgeving.
Systeemwereld: systemen als de markt, bureaucratie, de overheid. Hier staat rationaliteit en
doelgericht handelen centraal (o.a. efficiëntie/effectiviteitsdenken).
1b5. De student heeft kennis van en inzicht in de voor- en nadelen van meritocratie en
marktdenken
Achterliggende visie van marktdenken:
- De zorgverleners concurreren met elkaar om de ‘gunsten’ van de cliënt/ patiënt en de
zorgverzekeraars
- Hierdoor: zo goed mogelijke zorg bieden, voor zo laag mogelijke prijs = win/win situatie
, - Meritocratie: Gaat uit van gelijke kansen: je verdient je socio-economische status door wat je
met je kansen doet.
Kritiek:
- De cliënt/ patiënt heeft in de praktijk geen keuze. Er is geen sprake van vraaggericht aanbod.
- Bureaucratie: veel tijd van de professional naar administratie en verantwoording aan het
systeem
- Fragmentatie: de mens niet meer als holistisch zien, in zijn leefwereld -> je ziet de klacht
- Vervreemding: tussen hoofd en hart, werkvloer management; inhoud en financiën,
zorgverlener en verzorgde. De menselijke waarden delven het onderspit.
1b6. De student kan urgente problemen in de zorg benoemen en verbinden aan de classificatie van
Habermas en maatschappelijke ontwikkelingen zoals bureaucratie, fragmentatie, marktdenken,
vervreemding
Je moet alles opschrijven wat je doet. Doelstellingen stellen en systeemgericht werken. ‘Als ik dit
bereik krijg ik het geld’ Erg gericht op geld en economie.
- Bureaucratie: veel tijd van de professional naar administratie en verantwoording aan het
systeem
- Fragmentatie: de mens niet meer als holistisch zien, in zijn leefwereld -> je ziet de klacht
- Vervreemding: tussen hoofd en hart, werkvloer management; inhoud en financiën,
zorgverlener en verzorgde. De menselijke waarden delven het onderspit.
1b7. De student kan Rotmans theorie van zorg 3.0 beschrijven en er voorbeelden van geven.
- De leefwereld centraal -> bottum-up en mensgericht
- Uitgaan van de eigen kracht van mensen, zorg in eigen omgeving en binnen eigen netwerken
(samenredzaamheid)
- Maar mensen die geen eigen netwerken hebben/niet vanuit eigen kracht kunnen
organiseren: kwetsbaar -> taak van de overheid om ze zo lang mogelijk in eigen omgeving te
kunnen ondersteunen.
- Opkomst van veel lokale initiatieven (nieuwe vorm van solidariteit -> elkaar ondersteunen en
helpen)
- Voorheen solidair door o.a. belastingen betalen -> de overheid zorgt dan voor de zorg voor
ieder (institutionele solidariteit) Met wie zijn mensen solidair? Ook met diegenen die niet in
hun netwerk vallen/buiten beeld zijn?
Kritiek op Rotmans theorie:
- Veel te positief over de ‘nieuwe orde’: de werkelijkheid is niet zo ideaal
- Rotmans voorspelt de toekomst, zonder wetenschappelijke onderbouwing en presenteert dit
als iets zekers.
- Zijn verhaal bevestigd dat de overheid zich inderdaad moet terugtrekken en rechtvaardigt
daarmee de bezuinigingen/ideologie van de participatiesamenleving
- Veel initiatieven van onderop: juist in samenwerking met de overheid
- Burgerinitiatieven vooral door de hoger opgeleide actieve mensen die vaak ook politiek actief
zijn. Anderen vallen buiten de boot (de macht blijft dus bij diegenen die het al hadden).
1b8. De student heeft inzicht in hoe zelfredzaamheid, samenredzaamheid, kwetsbaarheid en
solidariteit zich tot elkaar verhouden binnen het domein zorg en welzijn
Veel werknemers binnen het domein zorg en welzijn ervaren een hoge werkdruk met name door
regeldruk en administratie.
Werknemers moet meer samenwerken, ondersteunen en faciliteren en niet meer alleen ‘zorgen
voor.’
Les avantages d'acheter des résumés chez Stuvia:
Qualité garantie par les avis des clients
Les clients de Stuvia ont évalués plus de 700 000 résumés. C'est comme ça que vous savez que vous achetez les meilleurs documents.
L’achat facile et rapide
Vous pouvez payer rapidement avec iDeal, carte de crédit ou Stuvia-crédit pour les résumés. Il n'y a pas d'adhésion nécessaire.
Focus sur l’essentiel
Vos camarades écrivent eux-mêmes les notes d’étude, c’est pourquoi les documents sont toujours fiables et à jour. Cela garantit que vous arrivez rapidement au coeur du matériel.
Foire aux questions
Qu'est-ce que j'obtiens en achetant ce document ?
Vous obtenez un PDF, disponible immédiatement après votre achat. Le document acheté est accessible à tout moment, n'importe où et indéfiniment via votre profil.
Garantie de remboursement : comment ça marche ?
Notre garantie de satisfaction garantit que vous trouverez toujours un document d'étude qui vous convient. Vous remplissez un formulaire et notre équipe du service client s'occupe du reste.
Auprès de qui est-ce que j'achète ce résumé ?
Stuvia est une place de marché. Alors, vous n'achetez donc pas ce document chez nous, mais auprès du vendeur anna03. Stuvia facilite les paiements au vendeur.
Est-ce que j'aurai un abonnement?
Non, vous n'achetez ce résumé que pour €5,79. Vous n'êtes lié à rien après votre achat.