DEEL I: INLEIDING TOT HET RECHT
HOOFDSTUK 1: INLEIDING
Institutioneel recht: instellingen (rechtbanken)
Wat is recht? Enkele definities:
Een systeem van instellingen en regelingen dat in zijn geheel op een dwingende wijze de uiterlijke
asprecten van het samenleven ordent en bevordert.
Een geheel van regels die op een bepaald tijdstip, in een bepaalde gemeenschap gelden en op haar
gezag zijn vastgesteld.
Een stelsel van dwingende leefregels uitgevaardigd tot beveiliging van menselijke belangen welke in
het contact der samenleving in het gedrang dreigen te komen.
Is het recht rechtvaardig?
Rechtvaardigheid is een subjectief begrip en dus niet bruikbaar in het recht: wat voor de ene
rechtvaardig is, is dat niet altijd voor de ander
Recht ≠ moraal:
--> Moraal is gericht op de geestelijke vervolmaking van de mens als individu
--> Niet afdwingbaar
--> Juridische regels kunnen soms moreel zijn
Recht ≠ godsdienstige regels:
--> Godsdienstige regels zijn regels die van een soort opperwezen komen en de relatie tussen God en de
mensen moeten regelen
--> Worden soms als wet ingesteld, vb de sharia
Info: wetsontwerp: regering / wetsvoorstel: parlement
KENMERKEN VAN HET RECHT
1)HET RECHT IS EEN GEHEEL VAN REGELS, REGELINGEN EN INSTELLINGEN
1.HET RECHT WORDT GEVORMD DOOR GEDRAGSREGELS
Gebodsbepalingen: dingen die je moet doen.
Bijvoorbeeld: plichten opkomstplicht (België en Griekenland), leerplicht van 5 tot 18 jaar (Giel,
monnik; Laura, wereld zeilster), aangifte van een geboorte (dankzij Napoleon) en dienstplicht.
≠ met andere landen: VS --> geen stemplicht, België en Griekenland --> opkomstpicht. Ook
dienstplicht hangt af van land tot land. Turkije: iedereen heeft dienstplicht anders mag je het land
niet meer binnen. Israël: vroeger was het voor de mannen en voor de vrouwen. Nu enkel voor de
mannen (omdat ze met de vrouwen te veel medelijden hadden) en orthodoxe joden zijn vrijgesteld
van het leger: tijdens de sabbat moeten ze rusten en mogen ze niets doen.
Verbodsbepalingen: dingen die je niet mag doen, onthouden, verplichten om het niet te doen
Bigamie: verboden meerdere huwelijken te hebben
Polygamie: meerdere huwelijken (polygamie = man met meerdere vrouwen en polyandrie = vrouw
met meerdere mannen)
Oneerlijke handelspraktijken: deur aan deur verkopen (denk aan voorbeeld van de ouders van Jan
Fiers)
Het strafrecht: je mag niet moorden, stelen...
Verlofbepalingen: moeten niet nageleefd worden, er bestaat een mogelijkheid om gebruik te maken van
de rechtsregel.
Bijvoorbeeld: indexering van woninghuur, ook bij het trouwen kan je kiezen
Louter technische regels: regels die geen gebod of verbod inhouden. Ze dienen om het rechtsapparaat te
laten draaien.
, Bijvoorbeeld: akten burgerlijke stand = uitnodiging om naar de rechtbank te gaan, inhoud
dagvaarding, regels verplichte meldingen id = is bij iedereen hetzelfde, maar bepaald je gedrag niet
en rijbewijs
2.HET RECHT OMVAT HET GEHEEL VAN REGELINGEN EN INSTELLINGEN
Het recht bestaat niet alleen uit abstracte normen die op iedereen van toepassing zijn
--> bestaat ook uit regelingen die geen regels of normen zijn --> bv. rechtspraak of beschikkingen die een
individuele draagwijdte hebben; zoals benoemingen, berichten van naamsveranderingen.
Het recht bevat ook een aantal regels die betrekking hebben op de instellingen van het land zoals:
Staatsstructuur: samenstelling, werking en bevoegdheid van de wetgevende, uitvoerende en
rechterlijke macht. (zie blaadjes van de partijen en hun ontstaan)
Gerechtelijke organisatie: samenstelling, werking en bevoegdheden van rechtbanken.
2)HET DOEL VAN RECHT IS HET ORDENEN VAN DE SAMENLEVING
1.HET RECHT IS EEN INSTRUMENT OM HET SAMENLEVEN IN GROEP MOGELIJK TE MAKEN
Het recht:
--> geen doel, maar een middel om bepaalde beleidsopties te realiseren.
--> noodzakelijk tijdsgebonden.
--> het resultaat van ≠ ideologische stromingen. (vanaf je in een groep leeft zijn er afspraken nodig)
--> wordt beïnvloed door Joods-Christelijke godsdiensten, door verandering van kapitalisme, nationalisme
en individualisme en door de principes van de Franse revolutie
2.ER IS IN DE SAMENLEVING EEN TOENEMENDE ‘JURIDISERING’ MERKBAAR
Juridisering= het stelselmatig toenemen van regels in onze samenleving
Twee aspecten:
1) Rechtsregels verder opgesplitst in kleinere deelaspecten
2) Het binnenkomen van het recht waar het vroeger niet bestond, vb medisch aansprakelijkheidsrecht
Er bestaat meer en meer de neiging om alles te willen regelen.
Vb. de wet van 1998 over de wetetelijke samenwoning, die meer samenlevingsvormen in onze
maatschappij introduceerde, het onderwijs, de medische aansprakelijkheid.
Door toenemende complexiteit van de samenleving wordt het recht complexer en diverser
Vb. vroeger bevatte het burgerlijk wetboek enkele bepaleingen over de huur nu zijn er specifieke regels over
woninghuur, landpacht, handelshuur en bestaan er nieuwe aanverwante rechtsfiguren zoals de leasing.
3.ER BESTAAT EEN BINDING TUSSEN GEZAG EN RECHT
In kleine primitieve gemeenschappen was recht; afspraken die men onderling maakte.
Nu: complexe samenleving moeilijk om de burger rechtstreeks te betrekken bij het maken van
rechtsregels. (uitzondering: toenemend belang van de referenda, zoals in zwitserland veel wordt gebruik:
De Brexit) Het recht wordt gemaakt door een erkend gezag. Een erkend gezag is nodig om de naleving van
de rechtsregel af te kunnen dwingen.
In onze maatschappij hebben we geopterd voor een parlementaire democratie met een koning. De
soevereine volkswil wordt vertolt door de verkozen vertegenwoordigers in het parlement.
4.DWINGEND KARAKTER
Recht heeft een verplichtend karakter. Het onderscheidt het recht van religiueze of morele regels. De
naveling van recht wordt afgedwongen via strafbepalingen. Doel rechtsdwang: meer rechtszekerheid te
verschaffen. De rechterlijke macht staat in voor de sanctionering van overtreding rechtsregel. Publiek recht
neemt overheid initiatief tot sanctioneren. Privaat recht moet de burger zelf opkomen voor de handhaving
van de rechtsregel waarbij hij belang heeft. Het rechtbanksysteem biedt hem daartoe de mogelijkheid.
Wettige zelfverdediging enkel toegelaten als het gaat om:
-een rechtstreekse dreiging
, -tegenover jezelf
-of tegenover je dierbaren
--> Het beschermen van bezit weegt niet op tegen een mensenleven!
Parlementaire democratie = de macht van het volk door vertegenwoordigers, in Kamer en Senaat, die met
elkaar in debat gaan
--> De Kamer telt 150 zetels vs 11 miljoen burgers
Hoe wilt men de volkswil meten? De soevereine volkswil = de optelsom van alle individuele meningen,
wordt gemeten met een volksraadpleging of een referendum, vb, Zwitserland, Brexit
Nationalisme (Vlaams Belang en NVA)= het volk moet Ecologisme (groen, Ecolo)= een
zichzelf kunnen besturen Geschiedenis Nationalisme: maatschappelijk-politieke stroming die de mens als
periode tussen WOI en WOII: onderdeel van een groter ecosysteem ziet
Duitsland: Verdrag van Versailles -> armoede en frustraties -> Hitler komt aan Geschiedenis van Ecologisme
de macht -> wil Duitsland terug trots en machtig maken Hoboken – Umicore fabriek veroorzaakte grond-, water- en
België: Problemen tussen Franstalige legerleiding en Vlaamse soldaten luchtverontreiniging in de streek -> ernstige gezondheidsschade
Rechtszaken tegen Vlamingen die volledig in het Frans verliepen bij de omwonenden -> ontstaan milieurecht
-> grote onvrede bij de Vlamingen -> voedingsbodem voor Vlaams Nationalisme Dioxinecrisis -> de overheid krijgt het verwijt dat ze niet genoeg
Nationalisme – WOII: doet voor het milieu en de bescherming van de mensen ->
Vlamingen krijgen van de Duitse bezetter de kans om samen te werken onder traditionele partijen worden afgeschaft en de groenen komen
de belofte van zelfbestuur voor het eerst in de regering
--> Nederlaag voor Duitsers én Vlamingen -> 20 jaar lang nog nauwelijks van --> Betogingen van de antiglobalisten
invloed Grote beleggers speculeren op de Argentijnse munt, de Peso
Nationalisme – vanaf 1960: -> hyperinflatie -> het land gaat failliet -> invoering Tobin Tax
Universiteit Leuven – lessen in het Frans – studentenprotest -> ondanks grote
rellen halen de studenten hun slag thuis -> opflakkering Vlaams nationalisme ->
opleving van de Volksunie
-Diverse staatshervormingen: meer bevoegdheden voor de gemeenschappen
-Maar Volksunie niet radicaal genoeg volgens sommigen -> oprichting Vlaams
Blok (nu: Vlaams Belang)
--> Volksunie raakt verscheurd:
-Links – Socialistische Vlaams Nationalisten: Spirit
-Rechts – Liberale Vlaams Nationalisten: NV-A (Geert Bourgeois, later Bart
De Wever)
NU: ongeveer de helft van de Vlamingen stemmen Vlaams nationalistisch
-->Toekomst: confederalisme?
FRANSE REVOLUTİE
Tot Franse revolutie: gezag kwam van God, vanaf de Verlichting was het geloof in God is geen absolute
waarheid meer
Einde standenmaatschappij
Liberté: Liberalisme: partijen: open vld, mr, slp
Zowel links en recht (gelijkheid, vrijheid en broederschap)
Ministers: Sophie Wilmes: minister van buitenlandse zaken, Van Quickenborg: , Alexander de Croo:
eerste minister
Lijst dedecker heeft zijn eigen partij opgericht omdat hij vond dat open vld niet vrij genoeg was.
1830 opgesteld oktober 1831 grondwet “mensenrechten” en vrijheid meiningsuiting en geloof
Belastingenverlaging
Fraternité
, broederschap naastenliefde: christendemocratie: Christelijke opvattingen, oog voor
gemeenschapszin en naastenliefde
Partijen (CD&V en CDH zusterpartij)
Ministers: Pieter de Krem(minister binnenlandse zaken), Hilde Crevets: minister werk, Wouter
Beke: minister van welzijn, Koen geens: vorige minister van justitie
Liberalisme en christelijke democratie(bestaat al 2000 jaar voor de franse revolutie daarom nu nog
steeds grote invloed) bepaalden beleid vanaf 1830
1990: abortuskwestie
1998: regelgeving euthanasie en huwelijk (1 man 1 vrouw geen poligamie) christendemocratief
gedachte
1998: wet samenwonend; vroeger kindergeld, eerste kind 100 euro, 2e 200, 3e 300 bovenop
Wat wilt de ovrheid hiermee bereiken, kinderen make; christelijke gedachte
Vergelijking met china: in china overbevolking; 1 kind per gezin er gebeurt systematisch abortus
Egalité
Socialisme ( iedereen moet dezelfde mogelijkheden krijgen) ≠ communisme (= iedereen moet
helemaal gelijk behandeld worden)
Socialistische partijen: spa, ps, partij van de arbeid, ptb, slp (zowel liberaal als socialistisch), lsp,
komak, rood(vakbondpartij), kp (communisctische partij)
Ministers: Frank Vanden Broecke: minister van volksgezondheid, Connor Rousseau: voorzitter,
Miriam Kitir: minister van ontwikkelingssamenw.
eind 19e eeuw: cafesparen, solidariteit, invloed van Marx , algemeen meervoudig stemrecht voor
mannen
Begin 20ste eeuw: Tijdens WOI groot ongenoegen over de denegrerende verhoudingen in het leger
tussen de Franstalige elite en de Vlaamse soldaten
1917: Russische revolutie - Bolsjewieken (communisten) komen aan de macht
Belgische overheid gaat samenzitten met de socialisten om een Russische scenario uit vrees voor
een Russisch scenario -> invoering algemeen enkelvoudig stemrecht voor mannen -> eerstkomende
verkiezingen meer socialisten in het parlement -> ontwikkeling van arbeidsrecht en sociaal recht
GEZAG EN DWANG
Meer gezag is minder dwang, meer dwang is minder gezag
Dwang is nodig bv. Flitsers op rustige wegen of jonathan jacob werd onterecht doodgeslaan door de politie
(teveel dwang)
Dwang van de overheid mag “geleend” worden
Regels zorgen voor minder nood aan dwang en voor meer gezag, want zonder regels is er dwang nodig en
is er helemaal geen gezag
ENKELE BELANGRIJKE BEGRIPPEN
OBJECTIEF (RECHTSREGEL EN BEPALINGEN UIT STRAFRECHT) EN SUBJECTIEF RECHT
De geldende rechtsregels objectief recht: bv artk 1382: elke daad van de mens, waardoor aan een ander
schade wordt veroorzaakt, verplicht degene door wiens schuld de schade is ontstaan, deze te vergoeden.
-Uit een objectief recht put een individu subjectieve rechten bv. Artk1382 recht schadevergoeding. Bij een
subjectief recht is de aanspraak die een persoon tegenover een ander kan laten gelden op basis van het
objectief recht.
Objectief recht: Recht dat je terugvindt in recht = rechtregels zoals ze door de wet zijn opgesteld
Stoppen voor het rood, geen GSM in de auto, stoppen voor een zebrapad. Overheid kan het
sanctioneren (schadevergoeding artikel 1382).
Subjectief recht: recht dat iemand ontleent aan het objectief recht = recht hebben op iets
Bijvoorbeeld: recht op schadevergoeding of recht op straf
RECHTSSUBJECT EN RECHTSOBJECT